Glibberend en met twee melkflessen in mijn handen bewoog ik me van deur tot deur om Klaas Onrust te helpen.

Meer dan een halve eeuw later ontmoet ik de kinderen van de melkboer om herinneringen op te halen aan hun vader. “Jullie hadden toch een condoomautomaat?”

Een bijdrage van Martin Rep

Ik had sokken om m’n schoenen gedaan op die ijzige morgen, ik denk in de winter van 1962-’63, de winter dat Reinier Paping de verschrikkelijkste aller Elfstedentochten won. Er waagden zich maar weinig mensen op straat. Tot die weinigen behoorde Klaas Onrust, onze melkboer. Hij moest wel, zijn klanten rekenden daarop. In 1960 had maar 10 procent van de mensen een koelkast, Albert Heijn introduceerde in 1962 de koelkast in de Premie van de Maand Club (PMC), wat een doorslaand succes werd.

De wijk van Klaas bestond uit de Meidoornstraat en de zijstraten Aciaciastraat, Lijsterbesstraat en Abeelstraat. Klaas belde aan bij iedereen die in een van die straten woonde. Voor een doosje eieren, twee liter rauwe melk, een fles dagmelk, een flesje vla, een achtste slagroom of een pakje boter. Klaas was met die honderden adressen de hele ochtend bezig. ’s Morgens vroeg was hij al opgestaan.

Spijkstaal

Sinds een paar jaar had hij een ‘elektrische hond’, een melkkar van de firma Spijkstaal die op accu’s liep, in plaats van de ouderwetse kar die hij moest duwen. Wat het voor Onrust ook makkelijk maakte, was dat Schaft, zijn leverancier, sinds een tijd halverwege de Meidoornstraat een stapel kratten neerzette. Dan hoefde Klaas niet helemaal terug naar zijn winkel als zijn wagen leeg raakte.

Ik had te doen met de melkboer, die zich glibberend voorzichtig van de ene voordeur naar de andere bewoog. Mijn moeder zag het ook aan. “Je kunt hem best een handje helpen”, zegt ze tegen me. Ik trok meteen m’n jas aan en liep naar Klaas toe.

“Kunt u een beetje hulp gebruiken, meneer Onrust?”, vroeg ik. “Het is hartstikke glad.”

Hotel Bastion

Ik vertel het verhaal, meer dan een halve eeuw later, in het restaurant van Hotel Bastion, op een paar honderd meter van de Meidoornstraat. We zitten aan een tafel: Aldert Onrust, Klaas Onrust jr, Pieternell Urban-Onrust en ik.

Ik heb dankzij Nell afgesproken met de kinderen van onze al lang geleden overleden melkboer. Ik kreeg contact met haar via Facebook, toen zij reageerde op een van de verhalen op m’n website. Ik heb lang moeten wachten op de afspraak. Nell woont in Giessen, in de Duitse deelstaat Hessen – haar broers wonen nog altijd in de Zaan – en ze komt maar een paar keer per jaar naar Nederland. Ik ben nieuwsgierig naar de verhalen van haar en haar broers. Omdat ik vader Klaas Onrust ken van vroeger en omdat wij allen kinderen zijn van winkeliers en dat geeft veel herkenning – of je vader nou sigarenwinkelier was of melkboer.

kinderen Onrust
Praten over vroeger in Hotel Bastion, vlak bij de Meidoornstraat: v.l.n.r. Klaas jr., Aldert, Pieternell.

Vinden jullie ‘melkboer’ geen naar woord, vraag ik voor de zekerheid. Maar ze kijken schudden het hoofd. Nee, zo heette dat nu eenmaal, zeggen ze. We praten over de jaren vijftig en zestig – de kinderen van de melkboer zijn van dezelfde generatie als ik – en dat was de tijd dat er nog arbeiders bestonden, bazen en knechts, dienstmeisjes en jongste bediendes.

Drie winkeliers waren er in het oude deel van de Meidoornstraat, het stuk vóór de kruising met de Wibautstraat. Voorbij de kruising noemden wij de ‘nieuwe buurt’, de familie Onrust had het over de ‘witte buurt’, want in die kleur waren de huizen daar gestuukt. Aan de kop van de Meidoornstraat, op de T-kruising met de Wilgenstraat, waren twee echte winkels. Aan de ene kant had groenteboer Theo de Heer zijn zaak, daartegenover Klaas Onrust. Onze winkel stond helemaal aan de andere kant van de Meidoornstraat, het uiteinde van het oude deel. Dat was een gewoon woonhuis, waarvan de voorkamer was verbouwd. Eerst tot sigarenwinkel en naderhand tot een buurtwinkel waar je ook terecht kon voor snoep, koek, nog later van alles, van nylonkousen tot kop-en-schotels.

Condoomautomaat

“En condooms?”, zegt Klaas jr.

“Nou, beslist niet”, antwoord ik. “Die zou m’n vader nooit verkopen.”

“Naast jullie huis was zo’n muur”, herinnert Klaas jr zich, “waar automaten hingen. Ook een condoomautomaat.”

“Als dat zo was, was dat toen mijn vader al uit de zaak was”, houd ik vol. “Dat was helemaal niks voor hem. Ik weet nog dat we op een gegeven moment tijdschriften gingen verkopen. Dat vond ik schitterend, want er zaten ook stripbladen bij en die kon ik dan gratis lezen. Maar in dat pakket zaten ook blootbladen. Die moesten er meteen uit van m’n vader.”

“Toen had jij ze al bekeken”, veronderstelt Klaas. Ik kan het niet ontkennen.

winkel Onrust nu
De melkhandel van Klaas Onrust en zijn vrouw Anna is nu een woonhuis. Opname van Google Streetview van juni 2015.

Ik vertel dan het verhaal hoe ik hun vader hielp op die koude winterochtend. Eigenlijk weet ik niet eens of hij die hulp wel zo op prijs stelde. Ik wist niet alles te staan in die elektrische melkwagen van hem, en misschien liepen we elkaar wel in de weg.

Hij gaf me wel een verstandig advies. “Als je nou uitglijdt met een paar van die flessen vla in je handen, hou ze dan niet vast maar gooi ze weg”, zei hij. “Anders heb je zùkke sneden in je hand.”

We gingen van deur tot deur. Op bijna elk adres belden we aan. We namen de bestellingen op, liepen naar de melkwagen en gleden terug naar de voordeur. We deden de Acaciastraat, de Lijsterbesstraat, een stuk Meidoornstraat.

Tot Klaas Onrust zei: “Nou ben ik bijna klaar, het is wel goed zo, ik red het verder wel. Bedankt.” Hij stak zijn hand in de leren geldtas die op zijn heup hing en viste er een paar kwartjes uit.

Melkboer Onrust in de Abeelstraat. De dame van wie hij de hand schudt, is mevrouw Van Wijk, die een prijs in ontvangst nam.

“Bedankt, meneer Onrust”, zei ik beleefd. Op weg terug naar huis had ik er al een beetje spijt van. Ik had de melkboer willen helpen omdat het zo vreselijk glad was, niet om een extra zakcentje te verdienen.

”Nou, ik kreeg nooit wat”, lacht Aldert. “En ik moest elke dag helpen.”

Iedereen moet lachen. “Zal ik nog een kopje koffie bestellen?”, stelt Klaas voor. Een goed idee.

We schuiven de stoelen nog eens aan. We hebben elkaar heel wat verhalen te vertellen over onze tijd aan de Meidoornstraat. “Ik moet jullie wat bekennen over die stapel kratten die Schaft ’s nachts neerzette in de straat”, zeg ik.

(Wordt vervolgd)


Ik zou ook graag in contact komen met familieleden of kennissen van Theo de Heer, de groenteman op de hoek Wilgenstraat/Meidoornstraat. Weet je iets, mail naar martinrep@mac.com.


Martin Rep is medewerker van De Orkaan. Wekelijks publiceert hij een verhaal, meestal met nostalgische inslag, op zijn website www.martinrep.nl. Zie ook zijn verhalen over:

En zijn serie over de geschiedenis van het Zaanlands Lyceum: