In Nederland is het aandeel gereguleerde huurwoningen (sociale huur: €763,47 kale huur per maand of minder) in de totale woningvoorraad gedaald tot minder dan 34 procent in 2021. In 2012 was dit nog ruim 37 procent.
In Zaanstad zijn relatief veel sociale huurwoningen: 38,1 procent. In Wormerland is dat aandeel 31,4 procent en in Oostzaan 28,3 procent.
Dat blijkt uit recente cijfers die het CBS vandaag bekend maakte.
Het aandeel geliberaliseerde huurwoningen (vrije sector) verdubbelde tussen 2012 en 2021 tot bijna 8 procent.
Het gereguleerde segment per gemeente varieert van 15 procent tot meer dan 45 procent (in Rotterdam en Amsterdam ligt het boven de 50 procent). In het merendeel van de Nederlandse gemeenten (191 van de ruim 300) was het aandeel gereguleerde huurwoningen per 1 januari 2019 minder dan 28 procent.
Tussen 2012 en 2021 is het aantal bewoonde woonruimten met ruim 600 duizend gestegen. Het aantal gereguleerde huurwoningen daalde deze periode licht (zowel bij woningcorporaties als bij private verhuurders).
De stijging komt voor rekening van de geliberaliseerde huurwoningen en koopwoningen. Het aantal geliberaliseerde huurwoningen met een kale maandhuur tot € 1.000 euro (‘middenhuur’) steeg tot bijna 400 duizend in 2021 (5 procent van de bewoonde woonruimten).
Er komen steeds meer huurwoningen in de vrije sector. Bij private verhuurders bestond in 2021 de helft van hun portefeuille uit geliberaliseerde huurwoningen, terwijl dat in 2012 nog maar een kwart was.
Zaanstad streeft ernaar om bij nieuwbouwprojecten een aandeel van 30 procent sociale huur te realiseren.
Door: Piet Bakker