De kosten voor jeugdzorg in Zaanstad vertonen veel grotere tekorten dan verwacht. Het gaat niet om € 3,9 maar om € 5,9 miljoen over 2018 aldus de Rekenkamer.
Een belangrijke oorzaak lijkt een verkeerde inschatting van Zaanstad te zijn over het aantal jongeren dat verwezen werd naar dure jeugdzorg. Ook kon gedeclareerd worden voor dagen waarop geen zorg was geleverd.
In een diepgravend en lijvig rapport probeert de Rekenkamer de oorzaken van de tekorten op te sporen. Dat lukt maar gedeeltelijk omdat veel gegevens ontbreken of onduidelijk zijn. Ook is in 2018 op een nieuwe systematiek overgestapt zonder dat er pogingen zijn ondernomen om die vergelijkbaar met de ‘oude’ systematiek te maken.
Zwaardere zorg
De tekorten in 2018 zijn mogelijk gestegen om meer zwaardere zorg is ingezet
“De verwachting was dat 80% van de zorg zou vallen in het goedkopere B-segment en 20% in het duurdere C-segment. Dit bleek in de praktijk anders uit te pakken. Over 2018 lag de verwijsverhouding op 55% in het B-segment en 45% in het C-segment. Of dit betekent dat er alleen te zwaar is geïndiceerd of dat er daadwerkelijk zwaardere zorg nodig was (en in welke mate), is niet bekend.”
Wat het effect op de kosten precies is geweest in onduidelijk, “omdat informatie over verwachte en gerealiseerde kosten in het B- en C-segment ontbreekt.”
Prijsopdrijvend effect
Daarnaast is een deel van de trajecten nogal ongunstig (voor de gemeente) gefinancierd, wat een ‘prijsopdrijvend effect’ had:
“omdat zowel de startmaand als de maand waarin de zorg eindigt door de aanbieders kunnen worden gedeclareerd. Dat betekent dat voor trajecten die op de 30e of 31e van een maand starten en op de 1e van een maand eindigen, twee maanden kunnen worden gedeclareerd terwijl in de begin- en eindmaand slechts één dag zorg wordt verleend.”
Ook hier houdt de Rekenkamer een slag om de arm vanwege ontbrekende gegevens: “hoe vaak dit voorkomt en wat het effect is op de kostenontwikkeling, is niet bekend.”
Dure trajecten
Ook is het goed mogelijk dat er ‘meer hulp werd ingezet dan nodig’ waardoor ‘ongebreidelde’ kostenstijgingen het geval waren:
“In 2018 is het budgetplafond bij aanbieders voor de inzet van specialistische jeugdhulp afgeschaft. Hierdoor konden instellingen net zoveel hulp inzetten als zij nodig achtten. De mogelijkheid ontstond daarbij dat er meer hulp werd ingezet dan nodig en de gemeente de instelling hiervoor ook betaalde.
Doordat tegelijkertijd het verwijsproces niet voldoende op orde was en er als gevolg daarvan (te) veel dure trajecten in het C-segment werden geïndiceerd, konden de kosten vrijwel ongebreideld oplopen.”
De informatievoorziening en de gegevens van de gemeente waren niet op orde, tot mei 2019 is er sprake van:
“te hoog ingeschatte aantallen van jeugdigen die specialistische jeugdhulp ontvingen in 2016 en 2017, terwijl CBS-cijfers al eerder lieten zien dat aantallen zoals gepresenteerd in de begrotingen te hoog waren en men ambtelijk vanaf 2015 al het vermoeden had dat de bestanden waarop aantallen betrekking hadden, vervuild waren.”
Onvoldoende grip
Volgens de Rekenkamer was het voor het college “vrijwel onmogelijk om de oorzaken van het tekort goed in beeld te hebben”, het ambtelijk apparaat had “onvoldoende grip op de ontwikkeling van de kosten.” Zo ontbrak begrotingsinformatie voor 2015 en 2016 en werden er ‘niet-realistische begrotingen’ opgesteld. Er ontbreken bovendien managementrapportages tot augustus 2019.
“We vinden het opmerkelijk dat, ondanks dat risico’s van het nieuwe inkoopstelsel goed in beeld waren, er bij de start van het nieuwe stelsel in 2018 weinig voorzieningen waren getroffen om het optreden van die risico’s goed te monitoren.”
Foto boven is afbeelding uit filmpje dat jeugdzorg Zaanstad op YouTube liet zetten.