Op 25 november wordt de onafhankelijkheidsdag van Suriname (Srefidensi Dey) gevierd, de dag waarop Suriname in 1975 zich onafhankelijk maakte van Nederland. Ook in de Zaanstreek wordt het gevierd.

In Wijkcentrum De Poelenburcht in Zaandam wordt zaterdag, negen dagen voor de officiële feestdag, het feest alvast gevierd. Surinaams, Nederlands, Turks of Marokkaans, iedereen is welkom. Van 14.00 tot 20.00 uur is er muziek en wordt er natuurlijk gedanst. Er zijn activiteiten zoals een workshop Angisa (Surinaamse hoofddoek) binden, een tentoonstelling en kinderactiviteiten.

Het Surinaams eten kan natuurlijk niet ontbreken, met (hopelijk) bami, kip, pom, bakkeljauw, Fernandes en plastic bakjes om eten mee naar huis te nemen. En nu hoor ik je al denken: ‘Fernandes en een doggy bag, dat is wel heel stereotypisch.’ Maar wie eerder op deze dag, een bigi yari (verjaardagsjubileum) of een ander Surinaams feest is geweest, weet wel beter. Ook dit hoort bij een Sranan viering.

Vorig jaar was De Orkaan ook aanwezig bij de viering, waar we aan het begin van de avond een korte video maakten.

Surinaamse geschiedenis

Laten we teruggaan naar Suriname vóór 25 november 1975, een tijd waarin het land zich opmaakt voor een historische verandering. In de jaren voorafgaand aan de onafhankelijkheid wordt Suriname nog bestuurd als een overzees gebiedsdeel van Nederland, met een Nederlandse gouverneur als hoogste vertegenwoordiger van de overheid.

Suriname was vanaf de 17e eeuw meer dan driehonderd jaar lang een Nederlandse kolonie, waarbij Nederland het land bestuurde en economisch exploiteerde met plantages als economische spil. Slavernij speelde een grote rol in de geschiedenis van Suriname. 200.000 mensen uit onder andere Afrika, Indonesië en India, werden naar Suriname gebracht om als slaven te werken op suiker-, koffie- en cacaoplantages.

In 1863 werd de slavernij in Suriname ‘officieel afgeschaft’, maar echte vrijheid kwam pas tien jaar later, omdat voormalige slaven onder contract moesten blijven werken voor hun oude eigenaren. De erfenis hiervan leeft nog steeds voort in de Surinaamse cultuur, en het streven naar autonomie en waardigheid speelde een grote rol in de lange weg naar onafhankelijkheid.

Rol van Zaanstreek

De Zaanstreek had nauwe banden met de Atlantische slavernij. Hier werden slavenschepen gebouwd en producten als gezaagd hout en olie gemaakt voor de slavenkoloniën. Een bijzonder voorbeeld hiervan is de plantage Sardam in Suriname, die zijn naam ontleende aan Zaandam.

Dominee Johannes Christiaansz Phaff uit de Zaanstreek was actief betrokken; hij trouwde meerdere rijke plantage-eigenaressen in Suriname en werd zelf plantage- en slaveneigenaar. Daarnaast investeerde hij in slavenhandel.

In de 19e eeuw belegde Evert Cornelis Smit uit Koog aan de Zaan in Surinaamse plantages. Zijn erfgenamen ontvingen bij de afschaffing van de slavernij in 1863 bijna 43 duizend gulden als compensatie, terwijl de 142 vrijgemaakten niets ontvingen. 

Koloniale invloed

Na de Tweede Wereldoorlog nam Nederland iets meer afstand van het koloniale denken en kwamen er geleidelijk aan hervormingen om Suriname meer zelfbestuur te geven. Nederland wilde Suriname, net als Indonesië, niet volledig onafhankelijk maken, in tegenstelling tot andere koloniale mogendheden die hun koloniën wel volledig loslieten.

Tot aan de onafhankelijkheid zorgde Nederland ervoor dat de Nederlandse cultuur en taal op alle niveaus van de Surinaamse samenleving domineerden, vaak ten koste van de kennis over de eigen cultuur. Dit begon al op jonge leeftijd, met Nederlands als verplichte voertaal in het onderwijs, terwijl het gebruik van Sranantongo (de Surinaamse taal) verboden was.

Het beste voorbeeld hiervan waren de topografielessen. Net zoals wij hier op de basisschool alle Nederlandse provincies en hoofdsteden moesten leren, moesten Surinaamse kinderen weten waar plaatsen als Koog aan de Zaan, Zaandam en Krommenie lagen, terwijl ze nauwelijks iets leerden over hun eigen land. En als je Surinamers in de tachtig spreekt, kunnen ze nog steeds Nederlandse plaatsen noemen, zonder ooit in Nederland te zijn geweest.

Eindelijk vrij

In de jaren zeventig streden groepen zoals de Nationale Partij Suriname (NPS) en andere bewegingen voor meer autonomie en uiteindelijk volledige onafhankelijkheid. Economisch werd het voor Nederland steeds moeilijker om Suriname te blijven ‘ondersteunen’, terwijl ook de politieke steun voor het behoud van Suriname afnam. Net als in elke onafhankelijkheidsstrijd speelde muziek een belangrijke rol.

De muziek van artiest Lieve Hugo, de king of kaseko (een typisch Surinaams muziekgenre), bracht mensen samen en versterkte het nationale gevoel. In cafés, op straat en tijdens bijeenkomsten klonken zijn aanstekelijke liedjes, die gingen over de liefde voor Suriname, dagelijks leven en natuurlijk onafhankelijkheid.

Dit alles was onderdeel van de opbouw naar de uiteindelijke onafhankelijkheid, die op 25 november 1975 een feit werd, toen Suriname zich losmaakte van Nederland en als zelfstandig land verder ging. Lieve Hugo zou tijdens de onafhankelijkheidsceremonie zijn vrijheidslied ‘Srefidensi’ (Onafhankelijkheid) zingen bij het hijsen van de Surinaamse vlag. Helaas maakte hij deze historische dag niet meer mee; tien dagen voor de onafhankelijkheidsceremonie overleed hij.

De eerste president van Suriname was Johan Ferrier, leider van de NPS. Hij was ook de vader van oud-CDA-politica Kathleen Ferrier. Het presidentschap van Ferrier duurde tot 1980, waarna dictator Desi Bouterse de leiding overnam tijdens het militaire regime in Suriname.

Tot zover het lesje Surinaamse geschiedenis, aangeboden door De Orkaan.

Door: Nick Boeske. Info: Provincie Noord-Holland, boek ‘Wij slaven van Suriname’ en Wikipedia. Foto en video: De Orkaan.