Het eerste deel van zijn leven bracht hij door in Amsterdam, maar inmiddels is Ruud Suurendonk toch ook een beetje Zaankanter. Als voetballer maakte hij onderdeel uit van het gouden Ajax uit de jaren ’60 en ’70, als trainer stond hij voor de groep van VVZ en WSV ’30. In restaurant Lab ’44 nodigde De Orkaan hem afgelopen week uit voor een goed gesprek.

Drie keer werd hij Nederlands kampioen, drie keer won hij de KNVB beker en zelfs de Champions League staat – ondanks dat hij het laatste fluitsignaal van beide finales vanaf een andere plek beleefde – twee keer in zijn eregalerij. Er zijn tegenwoordig spelers met mindere prijzenkasten die van gekkigheid niet meer weten hoeveel huizen ze moeten kopen. Suurendonk heeft dat luxeprobleem nooit gehad.

Hij woont al jaren in de Zaandamse wijk Hoornseveld en wil niks anders. Zelfs niet terug naar Amsterdam. ‘Hoewel ik wel een Amsterdammer blijf, maar mijn tuin grenst hier aan het veldpark, mooier kan je het niet hebben. Ik stap mijn huis uit en ik sta in het park’, aldus de 81-jarige, maar nog pientere ex-speler die al in 1972 in de Zaanstreek terechtkwam.

Wastora

‘Ik ging bij AZ spelen, dat zat natuurlijk in Alkmaar, maar daarnaast zou ik ook bij Wastora gaan werken, in Zaandam. De gebroeders Molenaar (oprichters van Wastora, red.) wisten de weg en regelden ook mijn huis. Ik weet nog dat ik daar kwam voor mijn contract. Ze vroegen wat ik wilde hebben. Vijftigduizend gulden vond ik al veel, maar ze zeiden meteen: prima, is goed. Toen dacht ik: wat ben je toch een lul.’

Net zo’n situatie maakte Suurendonk mee in Monaco, de enige club waarvoor hij in het buitenland zou uitkomen. Hij ging er een ton per jaar verdienen, maar had veel meer kunnen vragen. Bovendien kreeg hij na een jaar een ‘vrije transfer’, maar had hij met nog twee jaar contract ook prima aan de Côte d’Azur kunnen blijven zitten. Maar ja, dat is de wetenschap van nu. Hij was toen teveel liefhebber en te weinig assertief en is nu te nuchter om zich er nog druk over te maken.

Die laatste eigenschap klinkt tijdens het hele gesprek door. Suurendonk heeft genoeg meegemaakt om uren over te poggen, maar lijkt daar het nut niet zo van in te zien. Wel is hij trots op wat er in zijn carrière allemaal gebeurd is. Maten zijn met Johan Cruijff, complimenten krijgen van Piet Keijzer, jarenlang onderdeel zijn van een selectie getraind door Rinus Michels, dat is ook allemaal niet niks.

Suurendonk met Cruijff, Keizer en Haan – en schaatsers Schenk en Verkerk – op weg naar Glasgow

Michels

Er verdwijnt wel iets van de nuchterheid wanneer het over Michels gaat. De man die Suurendonk van de amateurs naar Ajax haalde en zo liet doorbreken, maar tegelijkertijd niet écht liet ontpoppen. ‘Op mijn zestiende kwam ik in het eerste van JOS, waar Michels toen trainer van was. Die noemden we toen trouwens nog Ome Rinus, maar dat was later bij Ajax natuurlijk wel anders.’

Wanneer Suurendonk begint te vertellen dat hij Michels wel dankbaar is ‘maar toch ook niet helem…’ breekt een serveerster in. Een potentiële kop sterft in schoonheid. Na het ietwat bot weigeren van de lunchkaart gaat hij verder. ‘Michels bracht me erin tegen Napoli, in de verlenging maakte ik een hattrick (zie foto boven), maar de week erna zat ik weer op de bank.’

Suurendonk (midden) naast Michels tijdens Ajax – DOS in 1968

Flikker op

‘Dan dacht ik wel: flikker op, man. Tegenwoordig krijgen ze een standbeeld, ik mocht die wedstrijd nog niet eens de bal houden. Het meest vervelende vond ik het tegen Panathinaikos, in de finale van de Europa Cup 1 (nu Champions League, red.). Hij zei tegen me: Ruud, kleed je om, de tweede helft moet je het even gaan maken.’

Suurendonk maakte zich vol verwachting op voor een invalbeurt in een Europa Cup 1-finale, op Wembley. ‘Toen riep hij inderdaad dat Sjaak Swart en Nico Reijnders eruit gingen, maar noemde hij opeens Blankenburg en Haan als invallers. Ik heb me omgekleed en ben naar het hotel gegaan. Flikker op, zeg. Ik heb achteraf gezegd dat ik het een vervelende stunt vond. Al zei ik er ook bij dat de winnaar altijd gelijk heeft. En hij had gewonnen.’

Het moet een waanzinnig beeld geweest zijn. Een van de 31 spelers op het wedstrijdformulier verliet bij een 1-0 voorsprong een kolkend Wembley. Vermoedelijk werd hij direct – en is hij nog steeds – de enige speler die na 45 minuten besloot het decor van een Europese finale in te ruilen voor een eenzame hotelkamer. ‘Ik heb hem ook niet meer afgekeken, het interesseerde me geen reet meer’.

Cruijff

Zo is hij waarschijnlijk ook een van de weinige mensen die op deze wereld meermaals een stapavond met Johan Cruijff afzei. ‘Ik rookte en dronk niet, nog steeds niet trouwens, dus als die jongens gingen stappen, dan had ik daar geen trek in.’ Hij had die avonden niet nodig om mooie herinneringen met de eeuwige nummer veertien te maken. ‘Cruijff was mijn beste vriend, hoor.’

Suurendonk, Muller, Pronk, Cruijff en Suurbier lezen op Schiphol een krantje

‘Hij had toen een plaatje gemaakt, oei, oei, oei dat was me weer een loei. Dat had hij gedaan bij de platenzaak van Michael van Praag, waar ik werkte. Dus toen heb ik samen met Cruijff handtekeningen uit staan delen rondom dat plaatje. Geinig. Ik heb er nog foto’s van ook, trouwens.’ Daar was zo’n momentje van trots.

Tientallen jaren later kwam Cruijff weer eens bij Suurendonk op bezoek. Nu niet om een plaatje te maken en daaromheen wat handtekeningen uit te delen, maar inzake iets serieuzers. ‘Hij was m’n fan en wilde dat ik in het bestuur van Ajax zou komen. We hebben gesproken en het zou gebeuren. Maar uiteindelijk heb ik het toch afgezegd, ik was directeur van een sportzaak en zat met ex-ministers….’

Rijtje prominenten

Zonder het te weten had Cruijff zich met dat verzoek in een bijzonder rijtje gevoegd. Een rijtje prominenten die gedurende het leven van Suurendonk op allerlei verschillende manieren wat in hem zagen. Bestaande uit namen als Michels, Van Praag en niet te vergeten de gebroeders Molenaar, die hem uiteindelijk nog eindverantwoordelijk zouden maken voor de Wastora-vestiging op de Westzijde.

De vestiging waarvandaan hij zo vaak de fiets pakte. Soms terug naar het Hoornseveld, maar ook heel vaak richting Alkmaar. ‘Want toen ging ik nog gewoon op de fiets naar het stadion en de trainingen. Nu rijden ze in Maserati’s, of een Mercedes Benz van de club.’

Andere tijden, ook voor het niveau van het Nederlandse voetbal. Toen wonnen ‘we’ Europa Cup na Europa Cup, nu hebben ‘we’ het moeilijk tegen FK RFS, Bodø/Glimt, Union Saint-Gilloise en Ferencváros. Dat de geldstromen richting de spelers ondanks dat juist een totaal omgekeerde wenteling gemaakt hebben, voelt wat oneerlijk.

Maserati’s en Gazelles

Maar met de fiets naar de club had ook zijn charme. Geen Maserati of Mercedes van de club, maar een Gazelle: ‘Ja, dat waren andere tijden, maar wel mooie tijden’. Bovendien heeft Suurendonk misschien niet het geld van de spelers nu, maar zullen Anton Gaaei, Mika Godts, Betrand Traoré en zelfs Davy Klaassen dromen van zijn prijzenkast.

En ook zonder al die hedendaagse miljoenen kan je in de Zaanstreek prima van je oude dag genieten, zo vertelt Suurendonk tot slot. ‘Ik ben veel thuis, lekker in de tuin en het park. Maar we gaan er ook veel op uit. Naar ’t Twiske, het Jagersplas, noem maar op. Af en toe eens naar een tuincentrumpje. Naar het Amsterdamse Bos, een pannenkoekie eten. Het Heerenhuis. Van alles wat, joh. Zo blijf je bezig.’

Leuk, toch? ‘Ja, hartstikke goed.’

Door: Hugo Heinen. Foto’s: Nationaal Archief/Anefo.