Dit jaar bestaat de Zaanse Schans 55 jaar. In 1961 werden de eerste huizen neergezet in een ‘buurtschap’ dat de historie van de steeds verder verdwijnende Zaanse houtbouw en industriemolens moest zien te bewaren voor het nageslacht.

Toch was die wens er al veel eerder.

Reeds in 1920 werd een initiatief opgevat om een ‘Openlucht Windmolen Museum’ in de Zaanstreek te bouwen. Initiatiefnemer was de mr. Adriaan Loosjes jr. uit Amsterdam, samen met Evert Smit. Naast Loosjes en Smit was ook architect Mart Stam uit Wormerveer betrokken bij de plannen.

Ambitieus plan uit 1920 voor een openlucht museum door Sander Wegereef

Vertrouwelijk
Evert Smit stuurde op 10 september 1920 een strikt vertrouwelijk rapport rond met de verzamelde ideeën over een nieuw op te richten openlucht-windmolen-museum. Het standpunt van de commissie werd door Mart Stam duidelijk verwoord:

“De voorloopige commissie, bijeengekomen tot het bespreken van de mogelijkheid van het stichten van een Openlucht-Windmolen-Museum stelt vast: dat zij overtuigd is, dat een zoodanig museum, mits de origineelen natuurgetrouw herplaatst, verzameld of herbouwd in een stemmingsjuiste omgeving, een historisch lands- of provinciaal belang en in het bijzonder een Zaansch belang is en besluit pogingen te doen tot het oprichten van een vereeniging genaamd: het “Windmolen-Openlucht-Museum” (W.I.N.D.O.M.) …

Plattegrond 1920

Kalverpolder
Als locatie voor het nieuwe museum werd de Kalverpolder geopperd, de huidige Diederik Sonoyweg, van Haaldersbroek tot aan de sportvelden en de plek waar nu de Duyvisfabriek staat. Ook op de Hemmes zouden museale molens komen te staan. Door G. Husslage uit Zaandijk was al een schetsje gemaakt van de plaats van de verschillende molens en schuren. Door de molens aan De Poel te groeperen, kon het typische karakter van de molens in het Zaanse landschap worden behouden. C. Visser uit Amsterdam stelde voor om behalve windmolens ook andere historische krachtbronnen in het museum op te nemen, zoals stoommachines en explosiemotoren. Daarmee zou het museum de geschiedenis van de industrialisatie in beeld brengen.

Boorsma
Ook Pieter Boorsma, dé Zaanse molenkenner en schrijver van het boek Duizend Zaanse molens, werd om advies gevraagd. Hij was enthousiast, maar tegelijkertijd realistisch. Hij waarschuwde dat het project veel geld, mankracht, kennis en doorzettingsvermogen zou vereisen en dat de initiatiefnemers heel goed moesten weten wat ze deden.

“Hoofdzaak is hoe de leden der voorloopige commissie over het plan denken, of zij, als ik, zich als doel hebben gedacht: ‘Iets goeds, of niets.’ (…) Een zogenaamd half-bakken museum zou spoedig een verlaten oord zijn, in verval geraken en tenslotte verdwijnen.”

Pieter Boorsma met zijn boek Duizend Zaanse molens 2206008

Zaansch karakter
Boorsma zag met het museum wel grote kansen voor het toerisme in de Zaanstreek:

“De geheele inrichting moet zoodanig zijn, dat allerwege, in binnen- en buitenland, de belangstelling gewekt wordt en dientengevolge den trek der toeristen er heen geleid wordt.”

Opvallend genoeg vond hij dat het museum geen typisch Zaanse aangelegenheid moest worden, maar dat er ook andere typen molens (van buiten de Zaanstreek) tentoongesteld moesten worden. Een museum met een breder blikveld zou volgens hem gemakkelijker Rijkssubsidie kunnen krijgen. Hij werd in deze opvatting gesteund door Adriaan Loosjes:

“Een museum van industriemolens alleen zou een meer speciaal Zaansch Karakter hebben. Maar een dergelijk museum zou voor de meeste bezoekers nogal eentonig zijn, daar deze molens, op enkele uitzonderingen na, uitwendig in hoofdzaak aan elkaar gelijk zijn.”

Stemmingsjuiste omgeving
Alle goede plannen en voornemens ten spijt, zou het nog tot 1961 duren voordat de Zaanse Schans daadwerkelijk van de grond zou komen. De plannen van de voorloopige commissie waren ambiteus, maar financieel en logistiek niet haalbaar. Toch is hun uitgangspunt om de molens te plaatsen in de ‘stemmingsjuiste omgeving’ de strategie geweest voor het molenbehoud in de Zaanstreek en de basis voor de oprichting en inrichting van de latere Zaanse Schans.

Masterplan 2030

Tegenwoordig trekt de Schans jaarlijks ruim anderhalf miljoen bezoekers, iets wat de heren in 1920 onmogelijk hebben kunnen voorzien. Onlangs vond de startbijeenkomst plaats van het Ruimtelijk Masterplan Zaanse Schans 2030. In het spanningsveld tussen bewoning, de steeds verder toenemende toerismestroom en het zo authentiek mogelijk presenteren van de Zaanse (bouw)historie vertegenwoordigen alle betrokken partijen hun uiteenlopende belangen. Aan Bureau BVR de uitdaging om in hun masterplan aan al die verschillende wensen, eisen en ideeën zoveel mogelijk tegemoet te komen.

Kalverpolder omstreeks 1900 4105600
Visie

Wat er ook uit al die plannen zal voortkomen, het is te hopen dat de heldere visie van Pieter Boorsma uit 1920 daarbij steeds in ogenschouw wordt gehouden:

“Te toonen hoe en waardoor het eens zoo moerassige Holland is veranderd in een vruchtbare provincie; wat en hoe de voorgangers der tegenwoordige industrie waren en werkten, hoe deze molens oogenschijnlijk zoo ruw en plomp, toch een schat van vernuft en energie in zich verborgen houden, die slechts door aanschouwing en goede verklaring kan begrepen en gewaardeerd worden, ik herhaal waar dit het doel der stichting moet zijn, daar mag niet iets verrijzen, dat eenige herinnering zou oproepen aan ‘Hollands op zijn smalst’.”

 Foto’s: Collectie Gemeentearchief Zaanstad