De laatste weken wordt het nieuws gedomineerd door de toestroom van vluchtelingen, die via Zuid-Europa hun heil zoeken in veiligere landen.
Nog geen honderd jaar geleden had Nederland ook te maken met de opvang van vluchtelingen.
Vlak na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) kwamen onze zuiderburen in groten getale naar het veilige Nederland.
Val van Antwerpen
Op 4 augustus 1914 vielen de Duitsers België binnen. Ze stuitten op hevig verzet van het Belgische leger. Vanaf eind september werd Antwerpen door de Duitsers belegerd, wat gepaard ging met hevige beschietingen en bombardementen. De stad wist een kleine twee weken stand te houden maar op 8 oktober 1914 meldde de Nederlandse krant Het Centrum:
„Men seint ons uit Roosendaal: Het bombardement van Antwerpen duurde den geheelen nacht. Het was zoo hevig, dat de huizen in Roosendaal trilden. Duizenden vluchtelingen komen, nog steeds hier aan en er worden er nog veel meer verwacht.” Twee dagen later, op 10 oktober, viel de stad Antwerpen in Duitse handen.
Op de vlucht
De inwoners van Antwerpen sloegen massaal op de vlucht. In overvolle treinen, met paard en wagen of zelfs te voet kwamen ze naar het neutrale Nederland. In totaal kwamen ongeveer een miljoen Belgische vluchtelingen naar ons land, terwijl Nederland op dat moment zelf maar zes miljoen inwoners telde. Nederland had geen andere keuze dan de vluchtelingen op te vangen, zo goed en zo kwaad als dat ging. Ze konden niet allemaal in de grensstreek terecht, de tentenkampen in steden als Roosendaal en Bergen op Zoom waren overvol. De vluchtelingen werden daarom verder verspreid over het land. Veelal kwamen ze in ‘vluchtoorden’ terecht in bijvoorbeeld Nunspeet, Ede, Amersfoort en Gouda, maar veel van hen vonden ook onderdak bij particulieren.
Opvang in de Zaanstreek
Enkele honderden van hen kwamen in de Zaanstreek terecht. In Zaandam werd de opvang gecoördineerd door het Comité voor de Belgische vluchtelingen, waarvan mevrouw E. Veen secretaresse was. De vluchtelingen werden opgevangen in het Nutsgebouw en in panden aan de Botenmakersstraat, de Stationsstraat en de Hogendijk. Maar ook in bijvoorbeeld Koog a/d Zaan werden tientallen vluchtelingen opgevangen. Vanuit de Zaanse bevolking werd spontaan kleding, beddengoed, speelgoed en meubelen ter beschikking gesteld. Het Witte Kruis stelde het badhuis gratis ter beschikking en de vluchtelingen mochten ook gratis naar een bioscoopvoorstelling in het Apollotheater. De opvang duurde niet erg lang; vanaf eind oktober 1914 ging het overgrote deel van de vluchtelingen alweer terug naar België, toen het oorlogsfront zich meer naar het zuiden had verplaatst.
Waardering
De Nederlandse hulp werd door de Belgische vluchtelingen wel enorm gewaardeerd. Dat blijkt onder meer uit de vele foto’s die in het archief van het Zaandamse opvangcomité te vinden zijn. Veel van de vluchtelingen die in Zaandam verbleven lieten zich fotograferen bij een fotograaf op de Zuiddijk. Mevrouw Veen onderhield nauw contact met de vluchtelingen, ook toen ze alweer terug in België waren. Bij terugkeer stuurde een aantal mensen foto van zichzelf of van hun gezin. Aandoenlijk is de boodschap die de Belgische ambtenaar Frans Libotton voor mevrouw Veen achterop zijn foto schreef: “Mevrouw noeit zal ik u vergeten zoo lang ik leuf.”
Door: Sander Wegereef
Foto’s Collectie Gemeentearchief Zaanstad
Klopt helemaal, Hans. Sterker nog: daar heeft Amsterdam/Nederland grotendeels z'n economische groei in de Gouden Eeuw aan te danken! Vluchtelingen, zowel economisch als politiek zijn van alle tijden...
En ook al veel eerder, in 1585, vluchtten grote aantallen Antwerpenaren naar het noorden. Een deel van hen belandde in de Zaanstreek. Dat was, zoals we op school hebben geleerd, aan het begin van de Gouden Eeuw.