Wie ouder wordt, lijkt al gauw te denken dat vroeger alles beter was. Mijn grootvader, Andries Husslage (1908-1992), was daarop geen uitzondering.

Opa was radiohandelaar en woonde sinds 1942 met oma in een oud pand aan de Dam in Zaandam. De voormalige pastorie op nummer 32, gebouwd in 1883, ademde historie.

Op zolder stond een bonte verzameling persoonlijke bezittingen waar hij maar moeilijk afscheid van kon nemen. De Dam en omgeving waren Dries’ domein, en urenlang mijmeren – prakkeseren, zoals hij het noemde – was zijn ware specialiteit.

Ik herinner me hoe hij, ergens eind jaren tachtig, in zijn stoel zat en uitkeek op straat, de zoveelste sigaret tussen zijn vingers. Hij vertelde over wat eens was: de slagerij van Willy Dielen op nummer 12, buurman dokter Bax op nummer 34, en café-restaurant De Karseboom, dat had moeten wijken voor een Perzisch tapijtenparadijs.

Prentbriefkaarten Zaanstad van De Kerseboom in 1925 – Gemeentearchief Zaanstad.

Maar het was de sloop van het Havenkantoor begin 1963 die hem pas echt dwarszat. ‘Vanaf dat moment was de gezelligheid eraf’, zei opa voordat hij nog een haal nam. Vlak voordat het markante gebouw met de grond gelijk werd gemaakt, in december 1962, publiceerde hij een melancholisch gedicht ‘De Typhoon’. Hij vergeleek het Havenkantoor met een kerstboom: eerst bewonderd, daarna afgedankt.

Ik groeide op in een andere tijd. Alles wat ik kende was het grote Zaangemaal, de nieuwe, brede Wilhelminabrug en eindeloze stromen auto’s die zich ronkend een weg baanden langs het standbeeld van Czaar Peter. Het Havenkantoor was voor mij niet meer dan een verhaal en een korrelige zwart-witfoto in een vergeeld album.

Het Havenkantoor in 1962 – Gemeentearchief Zaanstad

Nu, decennia later, is Zaandam opnieuw fors veranderd. Langs Czaar Peter rijdt al sinds de jaren ’90 geen verkeer meer. Het Perzisch tapijtenparadijs is verbouwd tot Mexicaans restaurant. Op Dam 32 is tegenwoordig een nachtclub gevestigd.

Opa is al meer dan dertig jaar dood en komt helaas niet meer terug. Maar met een beetje geluk staat zijn geliefde Havenkantoor straks weer op diens plek. De herbouwplannen verkeren, als ik het goed begrijp, in een vergevorderd stadium.

Had opa nog geleefd, dan zou hij er zeker een gedicht over hebben geschreven. Net zoals hij deed in 1962:

Het Laatste Uur van het Havenkantoor

Vlak voor het Feest van ‘t Komend licht.
Heeft men mijn schedeldak gelicht.
Door het gebinte van mijn kruin.
Fluit ‘d Oostenwind een somb’re deun.
Op mijn koepel heeft de vaan.
Jaar in, jaar uit zijn plicht gedaan.
De richting van de wind vermeld.
Maar ook zijn dagen zijn geteld.
Waarvan alleen nog ‘t deksel mist.
Nog eens laat ik mijn blikken gaan.
Over de Voor- en Achterzaan.
En ik besef: ‘t komt door de brug.
Die ze daar bouwen langs mijn rug.
Het is met mij voorgoed voorbij.
Mijn laatste uur is heel dichtbij.
Mij zegt die Kerstklok van de kerk:
Straks gaan de slopers aan het werk.
‘k Ben niet alleen met mijn verdriet:
Want liggen daar de bruggen niet.
Die ook al weten, net als ik:
Voor ons komt ook straks de laatste snik.

En ik zie goed? Is het geen droom?
Wat is dat voor een somb’re boom?
Daar in ’t plantsoen bij ‘t Postkantoor?
‘t Is net of ik hem praten hoor.
Hij fluistert naar me: “Wees maar stil,
Ik weet niet of je ’t g’loven wil.
Ik ben geen kerstboom maar om jou,
Sta ‘k zonder licht hier in de kou.
Ik sta hier niet als ‘t Licht dat schijnt,
Maar als symbool van ‘t geen verdwijnt.
Niet als symbool van Nieuwe Hoop,
Maar net als jij goed voor de sloop.
Dit had je zeker niet verwacht?
Voel je ‘t nou: ’t is fijn gedacht.
Dit mooi gebaar van d’Overheid,
Dit treffend staal van piëteit’.

‘Zie ze nog bij ‘t P.W.N.
Ze zochten naar een wrakke den,
Hun vorsend oog viel toen op mij.
Ze plakten er nog takken bij.
Toen ging ‘k op weg. Nu sta ik hier.
‘k Sta zonder licht met, met schaamle sier.
Mijn kruin te zwaaien in de kou.
Daar men dit jaar geen kerstboom wou.
In de omgeving van de sluis,
Een Kerstboom voelt zich daar niet thuis’.

‘Ja ouwe boom, ik heb ‘t verstaan.
Het heeft me toch wel iets gedaan.
Voordat ik hier verdwijnen moet,
Is er nog iets wat ‘k zeggen moet.
Ik hoop het was voor ’t eerst en ’t laatst,
Dat zo een boom hier werd geplaatst.
‘k Hoop dat hierna een kerstboom straalt,
Die U van t’Komend Licht verhaalt.
Dan wil ik graag verdwijnen gaan,
Voor ’t nieuwe dat hier straks zal staan’.

Door: Niels Kraaier. Foto Andries Husslage: Niels Kraaier. Andere twee foto’s: Gemeentearchief Zaanstad.