De Zaanse hoogleraar sociologie en onderwijskundige Herman van de Werfhorst (Universiteit van Amsterdam) kreeg onlangs een prestigieuze Vici-beurs.
Hij gaat samen met een team van vijf onderzoekers kijken naar hoe het onderwijs in Nederland is ingericht in vergelijking met andere landen.
Is de leeftijd van 12 jaar bijvoorbeeld een goed moment om een definitieve keuze te maken, hoe zit het met het centrale toetsen van onderwijs en hoe beroepsgericht is het onderwijs in verschillende landen.
De Orkaan ondervroeg de geluksvogel.
Herman, jij hebt een Vici gekregen, dat is bijzonder, maar wat is het precies?
Het is een onderzoeksbeurs waarmee een onderzoeksgroep kan worden uitgebouwd. Het is een strenge competitie, tussen alle vakgebieden. De beurs is voor ‘vrij’ onderzoek, fundamenteel onderzoek waarvan wij als groep denken dat het belangrijk is om te worden uitgevoerd. De motivatie voor dit onderzoek is vooral onze eigen nieuwsgierigheid en de wetenschappelijk relevante kennis die we er mee bereiken.
De sociale wetenschappen komen er doorgaans bekaaid vanaf in de concurrentie met natuurkundigen en medici. Dit jaar zijn voor het eerst twee vici-beurzen toegekend aan sociologen die bij een sociologie-afdeling werken, hoewel eerder twee vici’s werden toegekend aan onderzoek dat in andere vakgebieden of instituten wordt uitgevoerd (demografie, criminologie). Het mooie van de beurs is dat we nieuwe jonge onderzoekers kunnen aannemen, op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.
Voor welk plan heb je het gekregen, wat wil je onderzoeken?
Het onderzoek richt zich op een internationale vergelijking van onderwijsstelsels. Ik kijk naar drie kenmerken van onderwijsstelsels die verschillen tussen landen, en ook veranderen in de loop der tijd binnen landen: (1) de leeftijd en vorm van selectie van leerlingen (zoals in Nederland op 12-jarige leeftijd), (2) vormen van centrale toetsing (zoals in Nederland de centrale eindtoets basisonderwijs, en het centraal schriftelijk examen), en (3) de mate van beroepsgerichtheid van een onderwijsstelsel. De centrale vragen zijn:
(1) Zijn deze kenmerken van invloed op de schoolprestaties van kinderen en de sociale ongelijkheid daarin? Zien we dat ook als het beleid in een land verandert?
(2) Waarom hebben deze kenmerken deze effecten? Welke processen in gezinnen en op scholen worden ‘aangewakkerd’ door de kenmerken van het onderwijsstelsel waar men mee te maken heeft?
(3) Hoe komen deze stelselkenmerken eigenlijk tot stand? Welke politieke, maatschappelijke en economische factoren zorgen er voor dat landen de leeftijd van selectie aanpassen, centrale toetsing invoeren, en het beroepsonderwijssysteem veranderen?
(4) Hoe worden de stelselkenmerken vandaag de dag gelegitimeerd door belangrijke personen rondom leerlingen, zoals ouders en leraren?
Hoe ga je dat doen, met een team? Tijdje naar buitenland? Landen vergelijken?
We gaan het onderzoek uitvoeren met een onderzoeksteam van drie promovendi (die schrijven een proefschrift) en twee postdoctorale onderzoekers (die net hun proefschrift hebben afgerond). Dit team komt te werken in het Amsterdam Centre for Inequality Studies, een interdisciplinair onderzoekscentrum waarin sociologen, politicologen en onderwijskundigen samenwerken, en onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. De onderzoekers zullen elk een aantal maanden in het buitenland verblijven om met deskundigen van diverse onderwijsstelsels te werken.
Hoe zou je de kennis die dat oplevert kunnen gebruiken, bijvoorbeeld in het Zaanse onderwijs, daar zijn nogal wat problemen, een paar zwakke scholen en een matige doorstroom zoals je zelf zei.
Hoewel dit onderzoek fundamenteel ‘vrij’ onderzoek is, geeft dit project veel informatie die relevant is voor beleidsmakers en onderwijsprofessionals. Net als in het verleden zal ik met grote regelmaat mijn bevindingen voor het voetlicht brengen van deze belangstellenden. Ik beschouw dat ook als een taak van de wetenschap, de samenleving informeren en kennis delen. Het geluk is dat mijn onderzoeksagenda zich daar ook uitstekend voor leent.
Wat betreft de Zaanstreek heb ik al eerder een blog geschreven over de relatief lage doorstroom naar het havo/vwo. Dit nieuwe project zal hierover belangrijke informatie kunnen genereren. We komen meer te weten over de processen in gezinnen die voor bepaalde studiekeuzes zorgen.
Mag je ook wat in je eigen zak steken?
De beurs gaat in zijn geheel naar mijn werkgever, die er vijf mensen van kan aanstellen, en mijn eigen tijd kan vrijmaken. Mijn dochters vragen zich af waarom ik blij ben met 1.5 miljoen terwijl het alleen maar meer werk oplevert en we er niet van op vakantie kunnen. Maar voor wetenschappers is de vici-beurs een van de meest prestigieuze beurzen, hoeveel werk daar ook bij komt kijken!
Herman in de gaten houden? Volg hem op Twitter! En lees zijn blog.