Op zaterdagmorgen 24 maart 1928 om twintig minuten over elf zorgde een zware ontploffing, gevolgd door een enorme brand ervoor dat het laatste restant, de onderbouw en de schuur, van de voormalige oliemolen “De Haan” voorgoed van de aardbodem verdwenen. Een stofexplosie veroorzaakt door productie van houtmeel met een concentratie van 85%, ontbrand door een klein vonkje.
De vijftig meter noordelijker gelegen pelmolen “De Grootvorst” was het volgende slachtoffer van deze vurige uitbraak.
De hoge en forse oliemolen “De Haan”was toen al verhuisd naar het oosten des lands, hierover later meer…
De molen was al vroeg in bedrijf en duikt op in de annalen van 17 augustus 1630. Hier verklaard: “Heertgen Pietersz. van Ghisp ten verzoeke van Claes Cornelisz., woonde op Saendijck, dat hij, Getuyge, scharp anderhalff jaer tijts op des requirants olymolen, staende opt Calff, in den ban van Oostzanen, genaemt den Haen, gelsagen ende gearbeijt heeft. Het block vande selve molen moolen (was) gansch nijet beqaem om te gebruijcken, het was zeer leck, terwijl de principaelste heije (de hei), daer de koecken mede worden geslagen van twee stucken stamen gelast was”. Vrij vertaald: het oliewerk was een rotzooitje met een kapotte hei en een lek blok.
De molen was lang in het bezit van Jacob van der Ley. Later kwam hij in handen van de firma Kluys & van Elsland. De beroemde olieslagersfamilie Claes en Cornelis Honig waren het die met de aankoop van “De Haan” hun bezit brachten op het machtige getal van 21 oliemolens.
De latere telg uit het geslacht Honig; Jacobus Czn. was de laatste die olie liet vloeien uit de laad van de oude “Haan”.
Vlak daarvoor had de molen nog versierd gestaan met het zogenaamde mooimakersgoed dat gebruikt werd voor het huwelijk van de eigenaar of diens zoon of dochter (foto 4). Op deze opname is ook te zien dat de molen een groot veld riet miste op het zuidwesten van het achtkant. Dit veld was met grote planken snel dichtgemaakt om verdere uitval te voorkomen.
Rietdekken van molens is specialistisch werk en veel lastiger dan boerderijen of woonhuizen. Dit komt met name door de zeer steile helling en ook de vele scherpe hoeken (foto 5). Het riet hiervoor kwam vroeger vooral uit Overijssel, met name uit het plaatsje Kalenberg. Tegenwoordig wordt bijna al het dekriet aangevoerd uit Polen en Hongarije, met name door de lage kostprijs. Overigens kost het dekken van een vierkante meter op een molen al snel rond de 200,00 euro. Plaatsen waar men heel korte stukjes riet vast moest zetten, zoals onder de kistramen in het lijf, werden vroeger met verse koeienstront geplakt, tegenwoordig gebruikt men Bisontix hiervoor.
In 1903 werd “De Haan” aangekocht door de firma Gebroeders Groot. Deze lieten in februari het achtkant slopen en de molen werd verkocht en herbouwd als meelmolen in De Horst, een dorpje ten oosten van Groesbeek (foto 6). Alleen zijn roeden (wieken) gingen niet mee, zij verhuisden naar oliemolen “Het Pink” te Koog aan de Zaan. In Gelderland ging hij hier verder onder de naam “De Korenbloem”. Na 1930 werd hij onttakeld waarna een motor zorgde voor aandrijving van het binnenwerk. In 1944 werd het restant verwoest bij hevige gevechten in dit deel van het land.
De gebroeders Groot waren al eerder op een molen actief en wel op pelmolen “De Matsman” in het Westzijderveld (nu Westerwatering) in de nabijheid van de Watering en de Relkenpadsloot. Deze molen was rond 1870 in handen van Pieter Dekker die er mee pelde.
Kort na 1895 werd de molen werkeloos en stilgezet. De Gebroeders Groot huurden de molen en gingen er afval mee verwerken, zoals cacaodoppen. Daartoe werd er een koppel platte stenen geplaatst die boven op de vloer lag in plaats van de bestaande pelstenen die in de vloer lagen en van zandsteen waren. Hier kon je niet mee malen maar alleen pellen. (gerst en rijst). Niet alleen cacao kwam er onder de stenen maar ook zaagsel wat voor de almaar uitdijende Linoleum fabriek te Krommenie geproduceerd werd. De molen werd rond 1900 aangekocht door de gebroeders.
Het lot was hun niet gunstig gezind: op 11 september 1903 trok er een zware onweersbui over de Zaanstreek. De bliksem sloeg raak en “De Matsman” brandde geheel af. De iets verder gelegen pelmolen “Het Prinsenhof” te Westzaan had ook een begin van brand maar dat wist men met man en macht te blussen.
Zoals vermeld kochten de gebroeders Groot de voormalige oliemolen “De Haan ” aan de Kalverringdijk te Zaandam en zetten hun bedrijf voort op deze nieuwe plek als fabriek “De Haan”.
Hier werd de onderbouw en de schuur van de molen getransformeerd tot een fabriek met als zwaartepunt de productie van houtmeel. Het is opmerkelijk dat er ook andere molens waren die op de productie van houtmeel overschakelden. De grootste pelmolen van de Zaanstreek “De Jonge Prinses” van de firma Wakker werd ook omgebouwd voor dit doel. In Westzaan was de pelmolen “Het Prinsenhof” actief, met als eigenaars de gebroeders De Vries. Daar bleef het probleem dat de LUM (linoleum fabriek) het te malen houtmeel steeds fijner wilde. Zij durfden dit niet aan vanwege de brandveiligheid. Houtmeel kan als het boven de 85% stof komt spontaan exploderen en branden.
Deze molens waren dan ook zeer moeilijk te verzekeren tegen brand. “De Haan ” had bijvoorbeeld vele buitenlandse polissen om voldoende dekking te krijgen, in Nederland durfden de verzekeraars het niet alleen aan.
De familie Groot was zeer gelovig en lidmaat van de Gereformeerde kerk. De eerste gereformeerde kerk te Zaandijk was een oude smederij op het Guispad, die met aanpassingen, zoals een galerij, tot kerk werd verbouwd . Er was eerst nog twijfel of men dit wel financieel zou kunnen bolwerken. Het antwoord van de broeders en zusters was: “Ja, wij nemen het voor onze rekening, niet in eigen kracht, maar in des Heeren, het is Zijn zaak”. Het orgel zat boven de deur en als de organist hier moest spelen dan zorgde de koster voor een houten ladder die weggehaald werd als het spel begon en weer herplaatst moest worden als het gezang klaar was. Het pand bestaat nog steeds, het was vroeger een garage en nu de winkel van Malle Miek.
De kerkelijke gezindheid was zo innig dat Jan Groot (1869-1945) een deel van zijn kapitaal in de vorm van geld en een hypotheek op de pelmolen “De Matsman” nam om een nieuwe kerk op de Parklaan te Zaandijk te kunnen laten bouwen . Toen deze molen afbrandde voltrok zich ook de noodlottige situatie dat het onderpand voor de hypotheek van de kerk wegviel. Om de restschuld te kunnen voldoen hebben de drie zoons: Jan, Dirk en Cor het bedrijf voortgezet op het terrein van “De Haan”. Dit was een erezaak voor deze gereformeerde broers.
Dirk (05-02-1904) trouwde later met de dochter Cornelia Agatha (Nel) van Delft van de koekfabriek te Zaandijk. In de tweede wereldoorlog hielp hij in dit bedrijf mee om kantkoek te maken en deelde dat ook met zijn twee joodse onderduikers die hij in huis had. Nel was de eerste vrouwelijke verslaggeefster van “De Zaanlander”, daarnaast ook Akela bij de padvinderij en ze won een waterpolo wedstrijd op zondag hetgeen een rel opleverde in de Gereformeerde gemeente. Kortom een vrouw haar tijd ver vooruit!
Jan, Dirk en Cor produceerden in de “De Haan” vooral met platte stenen. Soortgelijke stenen waren vooral in gebruik bij de meelmolens. Dit waren 4 stel kunststenen die als slijtlaag Amaril bevatten.
Amaril (Corundum) is na diamant de hardste steensoort op aarde. Het is afkomstig van het Griekse eiland Naxos. Vroeger werd het in de Zaanstreek o.a. fijngestampt in verfmolen “De Duinjager”, later in de stoomfabriek “De Vooruitgang” van dezelfde eigenaar Hyme Vis en Zn. Zij verkochten het meestal aan Remscheid en Solingen in Duitsland om er zagen, messen en scharen mee te slijpen. Tegenwoordig zien we Amaril veel als antisliplaag op brugdekken terug als fijnkorrelige grijze ondergrond.
De platte stenen in “De Haan” werden aangedreven via elektromotoren, daartoe was er naast de fabriek een PEN huisje op de Kalverringdijk gebouwd. De uit cement gegoten stenen moesten na verloop van tijd worden opgehakt om ze weer te scherpen (het zogenaamde “billen”). Hiertoe kwamen er vaklui uit België die dan ingekwartierd werden in “De Waakzaamheid” te Koog aan de Zaan. Zij waren dan drie volle dagen aan het hakken om de stenen weer scherp te maken.
Later werd de fabriek uitgerust met hamermolens, zodat het hakwerk verviel. Dirk was een harde werker die bij vorst door timmerlui houten sleden liet maken die vanaf een strandje bij de Julianabrug het zaagsel over het ijs naar de fabriek vervoerden. Tussen de middag liep hij naar zijn huis te Zaandijk waar hij dan warm ging eten. Zijn bord stond al klaar en hij lepelde het zo snel hij kon naar binnen. Daarna viel hij vaak even in slaap en dan weer hup naar de fabriek alwaar hij zelf ook vaak mee hielp met sjouwwerk. Het vermalen van krullen van de houtzagerijen was een precies werkje. Allereerst moest het gelijkmatig van krul en mengsel zijn. Door het brandgevaar vereiste het een opslag in silo’s die van boven met koolzuur gevuld waren. Ook werd er met waterdamp of met waterverstuiving gewerkt. In “De Haan” zaten grote zware branddeuren van de firma Gorter uit Wormerveer die door machinefabriek Stam gemonteerd waren. Het eindproduct, het zeer fijne houtmeel werd gebruikt door o.a. de LUM in Krommenie, maar ook bij de bakeliet fabricage, als springstof in mijnen en voor het polijsten van metaal. De leukste toepassing was voor het vullen van stoffen poppen en beren in de speelgoedindustrie.
Zoals vermeld ging de bulk naar de LUM in Krommenie met vrachtschepen van de firma Koole.
Linoleum is een slijtvaste vloerbedekking. Bijna alle ingrediënten zijn natuurlijk: lijnolie,kurk, houtmeel, hars en jutte.
Het patent op het maken ervan is in 1860 door de Schot Frederic Walton aangevraagd. Hij probeerde eerst lijnolie op metaal te drogen en het er daarna weer af te schrapen. Na veel experimenteren met onder andere rubber ontwikkelde hij een bruikbaar procedé door middel van lijnolie, kurk en gommen en maakte er een vloerbedekking mee. Hij verkocht licenties aan Amerika, Duitsland en ook België. In 1898 tekende de Zaanse zeildoekwever en olieproducent P.H. Kaars Sijpestein een contract voor het vervaardigen van linoleum te Krommenie.
De gebroeders Groot produceerden veel voor de LUM, maar de ontploffing in 1928 blijkt een keerpunt, daarna kwam de bulk vooral bij Wakker te Wormer vandaan. Als er geen houtmeel was werd er soms droge cornedbeef gemalen met de hamermolen.
Deze voorgenoemde ontploffing maakte een einde aan de oude onderbouw en schuur van “De Haan” en ook aan de eerder vermelde pelmolen “De Grootvorst”.
De hevige brand en de moeilijk bereikbare locatie zorgden ervoor dat er weinig over bleef van het opstal. Gelukkig waren er geen slachtoffers bij betrokken.
Daarvoor was de brandweer ook al uitgerukt in 11 april 1915, en 7 en 8 juli 1919, het was dus niet voor het eerst maar ook niet voor het laatst!
Bij de herbouw van de nieuwe fabriek was het afsluiten van een brandverzekering buitengewoon moeizaam. Een deel van de stenen fabriek werd gebruikt bij de herbouw.
Op 5 juni 1934 ging het weer mis maar nu serieuzer. In de vroege morgen rond half vijf plofte het gebouw met grof geweld uit elkaar, delen van de machines en de exhauster (afzuiger) belandden in het weiland rond de fabriek.
De Kalverringdijk was maar 1 meter breed dus moesten de spuiten wederom met dekschuiten aangevoerd worden, dit resulteerde in veertien stralen water. De autospuit bleef op de steiger te Zaandijk staan en er werd 250 meter slang door de Zaan gelegd.
In het gebouw waren toen werkzaam Jan Schleeper, Klaas Knaap, Dirk Slop en Piet Hille.
Klaas Knaap had het geluk dat hij achter de branddeur stond, Dirk Slop niet, die werd naar buiten geslingerd samen met Piet Hille die in de sloot naast de dijk dook.
Klaas Knaap die niet gewond was bracht de twee gevonden met een roeischuitje over de Zaan naar Zaandijk, naar Dr. van der Horst die eerste hulp verleende aan de mannen. Dirk overleefde de brandwonden niet, Piet wel, maar hij moest zijn verdere leven naar het ziekenhuis om zijn verbrande neus en oren te laten behandelen. Voor Piet was het wel heel triest,ij werkte nog niets eens een hele dag op de fabriek na zijn ontslag bij Wessanen door de grote crisis van 1930. Overigens wel bijzonder is dat Klaas Knaap later molenaar geworden is van papiermolen “De Schoolmeester” in Westzaan en Piet Hille zijn hele leven lang een grote passie voor molens bleef houden. Voor de blussers bleef het een hachelijke onderneming want muren vielen om en de melange van houtmeel en cacaoafval brandde als een fakkel. Toentertijd was de meeste grondstof bedoeld voor export naar Amerika.
Maar weer verrees uit de restanten een nieuwe fabriek van vier verdiepingen, de veerkracht was blijkbaar enorm. Alleen het verzekeren werd steeds ingewikkelder, er moest veel worden onderverzekerd om nog enige dekking te verkrijgen.
Een bijzondere periode brak ook aan met het uitbreken van de tweede wereldoorlog. Door teruglopende werkzaamheden werd op het fabrieksterrein een groentetuin aangelegd en er werden 10 konijnen gehouden voor de slacht. Rond kerst kwam er wekenlang kwam er niets anders op tafel.
Ook vorderden de Duitsers voertuigen zoals auto’s. Enkele notabelen uit Zaandijk lieten hun dure auto verdwijnen door ze per schuit naar “De Haan” te vervoeren en ze daar onder een dikke laag zaagsel te verbergen. Toen deze na de oorlog terug gingen naar hun rechtmatige eigenaren kon er geen enkel bedankje af jegens de Gebroeders Groot vanwege hun grootmoedige gebaar.
Na de bevrijding was er nog het probleem van het zwarte geld wat veel mensen verdiend hadden door b.v. woeker- of illegale handel. Minister Piet Lieftinck zorgde er op 26 september 1945 voor dat alle Nederlanders een nieuw biljet van 10,00 gulden kregen om van te leven. Het werd de week van de grote geldzuivering. Alle geld, munten en biljetten werden in een klap ongeldig verklaard en alle banktegoeden werden bevroren! Men kreeg slechts toegang als men bewees dat het saldo op rechtmatige wijze was verkregen.
Al het ontwaarde geld werd met dekschuiten voorzien van bewapende politie naar “De Haan ” vervoerd en daar met hamermolens fijn gemalen. Dit was het meest vreemde product ooit door de fabriek verwerkt!
Later kwamen er de plannen om De Zaanse Schans te gaan bouwen. Toen het eerste huis van de fam. Witlox (later fam. Bosman) was gebouwd en de specerijmolen “De Huisman” er al stond, was er nog steeds de grote fabriek van “De Haan” die niet meer paste in het plaatje.
Wethouder Dirk Metselaar ging in gesprek en na veel onderhandelingen vertrok de fabriek naar de Gerrit Bolkade alwaar de productie maar zeer kort draaide en kort daarna sloot.
Op hun oude dag kwamen de voormalige concurrenten in het houtmeelmalen nog naast elkaar te wonen op de Lagedijk te Zaandijk. Wakker en Groot werden nog dikke vrienden die samen vaak genoten van een borrel en een lekkere sigaar erbij!
Op de plaats waar ooit “De Haan” stond maakt De Zaansche Molen nu een plan om er de molen “Het Rad van Avontuur” te herbouwen. Hier moet in de verre toekomst een oliemolen verrijzen die er laat zien hoe men vroeger cacaoafval liet persen. Zo is de kringloop weer rond, er was ooit een molen en er komt weer een molen!
Dir is werkelijk smullen Sjors! Bedankt man! Morgen in de stoomhal!?
Dank u wel, meneer Van Leeuwen. En blijft u ons alstublieft voorzien van dit soort prachtige verhalen. Waar ook mijn kinderen van smullen.
Heel mooi, mijn dank is groot.