Vandaag bestaat Molen het/de Pink 400 jaar. Molenaar Sjors van Leeuwen schreef een lekker lang verhaal over de geschiedenis van dit prachtige brok geschiedenis aan de Zaan.
Een zeer speciale oliemolen te Koog aan de Zaan al is het maar alleen door de constructieve geschiedenis van dit bedrijf. Gebouwd als wipmolen met stelling in 1620 en toen te boek staand als zaagmolen waarvan evenwel nooit sprake is geweest. In 1751 is er op de oude onderbouw van de wipmolen een achtkante stellingmolen gezet die tot op de dag van vandaag een daardoor schuin staand oliewerk opleverde. Van deze wipmolen zijn naast de vierkante onderbouw nog steeds bouwkundige sporen in het onderstuk terug te vinden. De molen lag toen diep in het vrije veld, iets wat je je nu niet meer kan voorstellen, en was alleen te bereiken vanaf de Lagedijk langs een smal pad waar nu de fabriek van Tate & Lyle staat. Tot voor kort hing er nog een bordje op de fabriekswand met de tekst “Pinkepad”.
Nachtjongen G. Woud beschrijft hoe hij in zijn jonge jaren om vier uur s ‘morgens onder de buik van het slapende paard van boer IJf door moest kruipen. Dit beest had de gewoonte om tegen het damhek aan te slapen precies in de looproute van het molenpersoneel. Op een dag kwam er een ander paard wat veel agressiever was naar de passanten toe. Met een groot stuk hout gewapend ging Woud dan over het pad heen nadat hij al een stel klompen in de modder was kwijtgeraakt bij een poging het wilde dier te ontlopen. Dit pad bestond uit oude delen van houten molenroeden en loopdelen en werd gezamenlijk onderhouden en gebruikt voor de doortocht naar molens in het veld die soms ook nog verder lagen als “Het Pink””.
Vlak naast het pad gelegen was een fraaie siertuin met een “Turkse Tent”, een soort oosters theehuis, van de toenmalige eigenaar de familie Honig. Deze rijke familie bezat wel 25 molens waaronder “Het Pink”. “Het Pink” en buurman “De Kieft” werden lang samen in bedrijf gehouden. Uit transportaktes blijkt dat er veel geld heen en weer ging bij overlijden en vererven. Net als vele andere molens werden er aandelen verhandeld om het kapitaal en de onkosten zo veilig mogelijk te delen. Op 16 juni 1740 is er zo een verdeling. “Het Pink” wordt voor 3675,00 gulden en De Kieft voor 2700,00 gulden verkocht door de erfgenamen van Claas Jaspersz. Visser en Aaltje Gerrits Caascoper. Door vererving via zijn nicht Aaltje en door aankoop van de andere helft wordt Gerrit Caascoper (een telg uit het geslacht Honig) op 26 november eigenaar. Het gekochte wordt omschreven als:
“D Helft in een dubbele olymoolen genaamd Het Pink met syn erff, schuuren, gereetschappen en turff, item de molensteen, buyten de moolen leggende, staande en geleegen tot Coogh op de Weelsloot met die vrij- en onvrij- heden; die deselve moole is hebbende, en de ordre van t’part subject. De Oly in gezegde moole leggende, sal daar vrij om niet moogen blijven tot primo November 1740 toe”.
Een bijzonderheid van de molens werkend onder de vlag van de familie Honig was dat zij hun molens lieten voorzien van groen geschilderde roeden en borden in tegenstelling tot het zwart met wit van de meeste Zaanse molens. Ook inwendig was er een aanpassing in de vorm van gemetselde halfsteens muurtjes in de schuur bij de koekenkasten. Dit om schimmelvorming in de veekoeken te voorkomen bij doorslag van regenwater door de getrapte weeg. Deze zijn deels nog steeds te vinden in de noorder en oosterschuur van “Het Pink”. In de loop der eeuwen gebeurde en nog wel eens iets met de molen. Zo verloor hij zijn met hout beklede kap op 15 maart 1876 door een zware storm. Hij maalde toen met 8 borden uit en zonder zeilen, de askop brak af en de roeden stortten omlaag. Ook de kap werd opgelicht en ontzet. Deze werd vervangen door een met riet beklede zoals hij nu nog steeds is. Vermoedelijk zijn toen ook de kaphaken aangebracht die moesten voorkomen dat hij nog eens van zijn plek zou gaan. Deze zware dikke ijzeren haken zitten vast aan de kap en grijpen onder het boventafelement als een anker. Voor de tweede keer sneuvelden de roeden op 15 november 1903 en weer werd alles vervangen. In die periode werkte G.Woud er als nachtjongen en bij windstilte zat het in het donker op de stelling te genieten van de mooie sterrenhemel of een overtrekkende onweersbui. Bij helder weer zag je vanaf de stelling ook Haarlem met de St. Bavo en molen De Adriaan. Als die uit het westen ging draaien en “Het Pink” stond nog te “plakken” dan riep hij naar beneden: ” met een half uur westenwind”! Onder zijn verantwoording vielen ook de twee spinnen (windwijzers) op het dak van de schuur die hij smeerde met reuzel en olie. Aan de achterzijde van de as stopte hij een klein stukje glas om ze zo snel mogelijk te laten draaien bij een klein zuchtje wind.
Op een dag zonder wind zat de maalploeg te pandoeren (een kaartspel) in het pottenhok aan de westkant toen er een enorm rumoer vanaf de kraangang kwam. Spelende kinderen hadden een jongetje met de kraan te water gelaten en hij dreigde te verdrinken. Woud sprong te water en redde het kind uit zijn benarde situatie. Als beloning kreeg hij 20 sigaren van 1 cent per stuk! De maalploeg bestond in die tijd uit P. Buis als blokmaalder, Siem Sil als steenknecht en als dagjongen Rem Koeman. Toen rond 1913 zijn oude houten wentelas bezweek werd er een gietijzeren versie afkomstig uit de stoom olieslagerij “Het Hart” geplaatst. Bekend door een mooie fotoserie is de breuk van de gietijzeren bovenas, op 11 september 1926. Het gehele kruis werd met kunst en vliegwerk door de gebroeders Husslage gestreken en vervangen met een as afkomstig van de toen als romp staande oliemolen “De Jonker” te oost Zaandam. De oude gebroken as doet nog steeds dienst als blikvanger bij het molenmuseum.
Adriaan Honig (1851-1931) was de laatste eigenaar van de oude windmolen toen wind allang uit de gratie was. Hij was geen makkelijk heerschap en had ook bijnamen als “Arie Tyran” en “Arie Deter” (Deter is een soort olie arm koolzaad), deze bijnamen had hij te danken aan een langdurige staking bij zijn fabriek “Het Hart en De Zwaan” en zijn reactie op de eisen die de arbeiders stelden. De Koger olieslager Hosse Mazereeuw die van zijn 16e tot zijn 50ste op “Het Pink” werkte kwam ook met hem in aanvaring. Hij ruziede over loon in een periode dat de molen cacao afval verwerkte en sprak over slecht werk en slecht loon. Hij werd door Adriaan Honig met zes weken loon ontslagen en stapte de laatste jaren over naar stoomfabriek “De Toekomst” van de concurrent. Zijn oude dagen sleet hij nog door met een tweewielig karretje door de regio te venten met “negotie” van pensioen had toen nog niemand gehoord! Hij overleed op 20.03.1943 en heeft de restauratie van de molen dus nog meegemaakt, wat hij hiervan ooit heeft gedacht weten we niet.
Adriaan Honig overleed op 4 februari 1931 en toen werd de molen in zware rouw gezet met alle borden uit in kruis naar het sterfhuis gericht. Daarna heeft zijn weduwe mevrouw Aagje Honig-Kluyver “Het Pink” die toen al jaren stilstond geschonken aan de Zaanse VVV. Deze wist er geen raad mee en op 5 maart 1939 kwam de molen officieel in handen van vereniging De Zaansche Molen, en was daarmee de eerste molen in het bezit van de nog jonge molenclub. De staat waarin de molen verkeerde was erbarmelijk; op sommige plaatsen hadden weer en wind vrij spel en diverse bezoekers hadden ook al het nodige sloopwerk verricht. Eerst waren er nog plannen om de molen af te breken en over plaatsen naar de nieuwe Provinciale weg en er een VVV-kantoor in te vestigen met later ook als locatie het Volkspark te Zaandam. Dit alles bleef hangen in planmakerij en toen de molen in handen kwam van de ZM is de restauratie onder leiding van Pieter Boorsma uitgevoerd door de firma Husslage. En “Het Pink” bleef staan waar hij altijd had gestaan!
Molenmaker Husslage nam het timmerwerk aan de molen voor zijn rekening, het schilderwerk werd door J. Molenaar Jz. uit Koog aan de Zaan gedaan en het rietdekwerk door vader en zoon N. Molenaar uit Uitgeest. Tenslotte deed de firma J. van het Kaar het loodgieterswerk en voorzag de molen van een heuse wc. In de voormalige oosterschuur werden de in slechte staat verkerende oliebakken bij de vloer afgehakt en de vloer werd dichtgemaakt om als vergaderruimte voor de jonge molenclub te dienen. De ontbrekende inventaris van het oliewerk werd aangevuld door schenkingen afkomstig uit “De Zaadzaaier” en “De Oude Zwan” die als rompen op de Hemmes stonden te wachten op de sloper.
De buitensteen van de kantstenen werd vervangen door een exemplaar afkomstig van “Het Vool” en nog liggende bij “De Jonker” in de Oostzijde. Dit was een verbetering in plaats van de oude leggersteen die er nu uitging en een rustplaats kreeg voor de molen. Op 23 september 1939 terwijl het bestuur van de Zaansche molen aanwezig was liep “Het Pink” op een zwakke noordnoordoosten wind met stenen en stampers aan voor het eerst sinds jaren weer als volwaardige molen.
Tien mei 1940 een beladen datum in onze jaartelling, op die dag zou de molen officieel geopend worden voor bezoek. Op de negende mei was de molen al met mooimakers goed versierd ten behoeve van een op te nemen kleurenfilm. Op de ochtend van de tiende mei terwijl ronkende Duitse vliegtuigen overtrokken werd in allerijl het mooimakers goed opgeruimd in afwachting van betere tijden. Frans Mars, oprichter en kunstschilder van Vereniging De Zaansche Molen had intussen het plan opgevat om een panorama schildering in de noorderschuur van “Het Pink” aan te brengen. Op een groot stuk hechthout van elf bij twee meter, geleverd door de firma Bruijnzeel werd een opzet gemaakt van de oostkant van Zaandam met behulp van oude kaarten en het geheugen van Pieter Boorsma. In de periode van februari en maart 1941 vielen er echter bommen op en rond de Koog en besloot men het ontwerp voorlopig stil te zetten. In deze woelige periode kwamen uitersten elkaar vaak tegen.
In de loop van de jaren 1940-1945, ergens rond 10 oktober wanneer is niet precies duidelijk kwam er een verzoek gericht aan het bestuur om het Molenmuseum en “Het Pink” te laten bezoeken door Dr. Seys Inquart met zijn gevolg op verzoek van het tijdschrift “Hamer”. Dit geschrift is in die tijd uitgegeven als een Nationaal Socialistisch Volkskundig Tijdschrift wat op zoek was naar o.a. “verloren gewaande Germaanse Symbolen”. In de notulen is er sprake van theedrinken met de Rijkscommissaris en zijn gevolg waarbij er strikt wordt aangedrongen op zwijgzaamheid er mocht niets uitlekken! Dit bezoek heeft overigens nooit doorgang gevonden. In hetzelfde “Pink” had Pieter Boorsma een luisterpost van juli 1943 tot aan 10 oktober 1944 met een verborgen radiotoestel in een molenmodel in de noorderschuur. Tegen de eindfase van de oorlog toen de hongerwinter nog voor de deur stond heeft Evert Smit nog als molenaar-drukker dienst gedaan. In die periode was het westen van Nederland bijna al geheel zonder energievoorziening.
Smit was eigenaar van de Zaanlandse Stoomdrukkerij en enthousiast lid van De Zaansche Molen. Met medewerking van het bestuur werd “Het Pink” gebruikt om twee Heidelberg drukpersen met windkracht aan te drijven. Het was voor de drukkers even wennen met de soms zeer onregelmatige gang van de molen maar uiteindelijk kregen ze dat onder de knie. Er worden o.a. bonnen gedrukt voor de distributie van goederen, die er vrijwel niet waren! Soms ook krantjes met daarbij de mededeling: “Vertraagd wegens windstilte”. Met een klein tarwemolentje werd er ook graan voor particulieren gemalen. Licht kreeg men uit twee fietsdynamo’s die soms vel oplichten als de molen de “spat” opnam.
Met de bevrijding in mei 1945 kwam er ook de opluchting dat “het Pink” en het museum ongeschonden door deze donkere jaren waren gekomen. Frans Mars hervatte het werk aan zijn panorama en nam daarvoor zelfs ontslag als onderwijzer in 1946. Desalniettemin duurde het nog tot juni 1947 tot het hele schilderij voltooid was. Dat was dan ook meteen een meesterstuk van formaat, nergens ter wereld is een zo groot schilderij te vinden wat een geweldige impressie geeft van de oost oever te Zaandam rond het jaar 1800 met een woud van molens! Na de oorlog vergaderde de Zaansche Molen in de oosterschuur van “Het Pink” en soms ook anderen zoals “Ons Verpleeghuis” op 4 september 1946.
De naam van de molen duikt ook op bij de tennisclub aan de oostkant van de molen die in 2017 zijn veertig jarig jubileum vierde. Veel eerder was de volkstuin vereniging “Het Pink” die in 1935 startte met een 8 tal tuintjes bestemd voor werkelozen. Zij genoten de voorkeur als je lid wilde worden!
Bij het openstellen van de molen voor bezoek waren er overal punaises met kaartjes op de molen onderdelen geprikt zodat bezoekers de juiste benaming van de onderdelen konden aanschouwen.
Zelfs de maalploeg liep met kaartjes om hun nek waarop stond welke functie men had: “Molenaar, Hulp molenaar, Toezichthouder” enz.
Triest is het verhaal van het dodelijke ongeluk van een Engelse scholier die met een groep Nederlandse kinderen de molen bezocht op 20.08.1946. De krant verhaalt dat hij “door een rad werd gegrepen en dat een Nederlandse vriend nog heldhaftige pogingen deed om hem te bevrijden” De geplande tocht naar het Alkmaarder meer werd prompt afgelast en er werd een gewijde bijeenkomst belegd voor de betrokken kinderen in de recreatiezaal van “De Bij”(Tate & Lyle).
Naar aanleiding van dit ongeluk kwamen er toezichthouders die op drukke momenten in de molen bijsprongen. Een daarvan was de latere molenaar Engel Braun die van 1948 tot 2006 zijn kennis en humor inzette om van de oliemolen een veilig werkend monument te maken.
Na de ingrijpende restauratie doken er toch weer nieuwe onkostenposten op: op 7 juni 1952 brak tijdens het kruien het onderstuk van de staartbalk met daaraan de lier af. Er moest een andere staart komen met dan daarin een kruirad in plaats van een lier.
Merkwaardig is het nieuwe kruirad dat Gerrit Husslage maakte: het was een hobby van hem om er 24 spaken in te zetten in plaats de gebruikelijke 16 stuks. Het gevolg is dat de molenaar zich een slag in de rondte loopt en uitgeput is na een stuk kruien. Husslage vond de meer spakerige versie esthetisch fraaier! In de wandelgangen werd dit kruirad betiteld als een “lattenmirakel”. Ook de molenaars van “De Ooievaar” en “De Kat” moesten jaren hiermee kruien. Gelukkig zijn al deze molens inmiddels verlost van deze sportschool versie!
Naast het bezoek om het olieslaan aanschouwelijk te maken kwam de molen ook steeds meer in beeld om jonge molenaars op te leiden.
Dit resulteerde in een ploeg “jonge honden” waar ik zelf ook ooit deel van uitmaakte. Onder toeziend oog van Jan Lust, Jo Vooren en Klaas Knaap mochten we kruien, zeilen voorleggen, de vang ophalen of klampen en soms iets doen wat moest lijken op olieslaan. Uit deze ploeg is het eerste jeugdbestuur voortgekomen en is er later ook in de noorderschuur een timmerclub voor senioren en junioren gevestigd na de verhuizing van het panorama naar het molenmuseum.
In mijn geheugen staat nog een etmaal nachtmalen voor de krant “De Typhoon” waarbij bezoekers onder schimmig lamplicht de molen konden betreden om daarbij het rumoerige gebonk der heien en stampers voor lief te nemen. Toen bleek het oude “Pink” alle wiggen die maar los konden gaan te lozen, hij was niet meer gewend om als werkpaard te dienen. Op een dag was de voorslag laad vast komen te zitten en werd na rijp beraad molenaar Jaap Kaal van “De Zoeker” gevraagd om hulp. De slagbeitel zat veel te diep in de laad. Hij sloeg met een voorhamer op de kop van de losbeitel terwijl een aantal jeugdige molenaars boven aan het contragewicht hingen. Toen de losbeitel plotseling vrij kwam belande het aan het gewicht hangende clubje met een schreeuw op de vloer!
De maalploeg op zaterdag herbergde een aantal markante personen. Een der eerste die als molenaar bezoekers ontving was de oudeheer Groot. Met name zijn Engelse rondleidingen waren legendarisch hij had het dan over: “here are the wieks and here we have ut vankie”. De zaterdagse openstelling voor publiek was van 14.00 tot 17.00. Exact om 14.00 stond de heer Boon voor de deur van de molen en trok uit zijn keurige pak zijn zakhorloge met ketting alvorens de molen te betreden. Bij de entree en kassaruimte zat de bekende molenverzamelaar D. Tambach die wel van een sigaartje hield. Ik heb hem ooit met een brandende sigaar in de deuropening zien staan om rokende bezoekers die de molen wilden bekijken het roken te verbieden! Hij zag er altijd uit als een “dominee” keurig in het pak met hoed en handschoenen. Hij verkocht ook boekjes zoals “Boorsma een molenvriend” en zorgde ervoor dat er altijd een of twee op de tafel lagen. Geïnteresseerde kopers vertelde hij altijd dat dit een buitenkans was en dat dit de laatste exemplaren waren. Als ze dan weg waren bleken er nog stapels in dozen onder de tafel verscholen te liggen.
Als er les was op zaterdagen voor het gilde door Jo Vooren, Joep Kemper en Arie Butterman en ook na de maaldag dan moest de molen altijd weer worden terug gekroden naar het zuidwesten om de ontvangst van de televisieantennes op de daken van de huizen van de Museumlaan niet te verstoren. Deden we dit niet dan was er geheid sneeuw op alle zenders rondom de molen en werd er geklaagd bij het bestuur!
In de oude oosterschuur is er een werkplaats voor de onderhoudsdienst van waaruit Henk Kroes als laatste nog veel hand en span diensten verricht bij het museum en op de molens. Op de zolder hiervan was Bruun v.d. Stadt jarenlang bezig om de meest gedetailleerde modellen en maquettes te bouwen die nu nog steeds een belangrijk deel uit maken van de collectie van het molenmuseum.
Grote werkzaamheden vonden er nog plaats in het jaar 1983 toen de fundering van de molen werd aangepakt en het ooit afgesloopte pottenhok aan de westkant weer terugkwam. Het afstropen van de koeken verliep toen weer een stuk veiliger: niet meer met je rug zo dicht bij de kantstenen. In 1992 heeft molenmakerij “Saendijck” samen met de firma RENOFORS het oude onder vierkant verstevigd en opgeknapt en ook de zuid en west weeg onder de molen vernieuwd. Toen kwam ook de fundering tevoorschijn van de stoommachine die A. Honig in 1905 plaatste om de vuisters en de laad te verwarmen voor het slaan van cacao afval. Nu zit er een luik in de vloer waardoor deze episode uit de geschiedenis van de molen voor altijd toegankelijk is voor het nageslacht.
Aansluitend werd in 1996 nog het oliewerk onder handen genomen. In de planning staat nog het restaureren van de oosterschuur, het oudste pakhuis van de molen en een deel van de oliebakken. Bouwkundig en chronologisch onderzoek naar de geschiedkundige constructie van het oude onder vierkant maakt hier ook deel van uit.
Het zou mooi zijn om dan ook een klein stukje van het ooit aanwezige “Pinkepad” weer aanschouwelijk te kunnen maken als herinnering aan de lange wandeling die er vanaf de Lagedijk moest worden ondernomen om naar de afgelegen molen te komen. Laten we alvast starten bij de poort van Tate & Lyle en verzoeken of zij het verwijderde bordje weer terug willen hangen bij hun entree op de Lagedijk.
Rest mij nog met weemoed terug te denken aan de vele briefwisselingen die ik ooit had met een van onze oudste leden die de vereniging ooit gekend heeft de heer Voogd uit Haarlem die nog over de honderd is geworden. Wij schreven elkaar met het oog op zijn pleidooi dat we niet moesten spreken van “Het Pink” maar “De Pink”.
Misschien dat we daar in een volgende eeuw antwoord op kunnen krijgen.
Sjors van Leeuwen 21-07-2020
Met dank aan Fulco Rol.
Weer een fantastisch verhaal !
De 2e foto met de molen en het nog vrijwel ongerepte Westzijderveld moet een stuk later zijn genomen want in 1880 stonden er meer molens dan er op de foto staan.
Aan de Weelsloot ter hoogte van de spoorbaan stond oliemolen de Kieft die in 1901 is gesloopt.
Op de plaats van het witte fabrieksgebouw rechtsboven op de foto stond oliemolen de Wezel en deze molen is in 1905 gesloopt.
Op de plaats van de molen kwam oliefabriek Hollandia ( dat zal de fabriek op de foto zijn) die op 24 november 1934 door brand werd verwoest.
De Purmerender N.Jonk kocht het terrein en liet daar een nieuwe fabriek bouwen waar wasproducten zoals bijenwas werden geproduceerd. Deze wasfabriek staat er nog steeds en het bedrijf heet thans Witco.
De foto moet dus zeker 25 jaar later zijn genomen dan de tekst aangeeft.
Dank u wel! Weer een prachtig verhaal.
Molenverhalen om van te smullen