Twee sterke tuinmannen hebben deze week onze tuin en het erf onder handen genomen. De hoge coniferen- en lage taxushagen moesten gesnoeid worden, daar wagen we ons zelf  niet meer aan.

Ze werkten op ruime afstand van elkaar en creëerden met schaar, schoffel en hark weer wat ruimte in de tuin.

’s Winters laten we alle bladerval, en meer nog de aanwaai ervan liggen, dan worden de planten en struiken beter beschermd tegen vorst. Maar zeker ook ten behoeve van de vogels en de egels. Zij houden niet van een gecultiveerde tuin en scharrelen graag tussen de hopen bladeren, respectievelijk op zoek naar insecten of om eronder weg te kruipen. Tevens leveren de bladeren weer voedingsstoffen aan voor de grond dus de natuur regelt het allemaal zelf als wij mensen er maar niet aankomen!

tuinbankje

Maar nu het lente is en alle groen in de tuin flink begint uit te dijen moet er gelegenheid gemaakt voor het toelaten van meer licht en zon. En die zon zou dit weekend ook eindelijk komen zodat wij gewoontegetrouw de tuin willen opknappen. De doorgewinterde hoveniers hebben voor het zware werk gewoon overal het juiste (elektrische) gereedschap voor en hanteren staande op een trap efficiënt de grote snoeizaag voor de behoorlijk hoge coniferenhaag. En van de professionele bladblazer die in no time alle snoeiafval op een hoop veegt nemen we de kolereherrie maar op de koop toe want als alles is opgeruimd verdwijnt het ook meteen fijn in de aanhangwagen van het busje van de tuinmannen!

Twee jaar geleden werden we in Nederland ineens geconfronteerd met een zeer zichtbaar beestje, dat alles verwoestte wat buxus was in onze tuinen, plantsoenen en parken; de buxusrups. Het onooglijke vlindertje, de buxusmot kwam al veel eerder vanuit Azië onze kant op en verspreidde zich over Europa totdat het ook opdook in Nederland. Zij legt meerdere keren per jaar eitjes, alleen in de buxus, waar dan de gewraakte rupsjes uit komen die zich vervolgens alom en razendsnel tegoed doen aan Neerlands populaire en geliefde buxus.
Die buxus epidemie bleek nauwelijks te bestrijden.

De lage buxushagen die onze tuin voor een deel afsloten waren in korte tijd volledig naar de filistijnen gevreten. Verder eindigden ook onze jarenlang zorgvuldig in model geknipte- en geschoren buxusbomen in bol- en piramidevormen in korte tijd kansloos in de groene bak. Buxus minnend Nederland zuchtte onder de terreur van een rupsje…

Of dat ten opzichte van nu, waarin wij allen aangepast en nog net niet helemaal opgehokt (denk dan aan al die dieren bij die vreselijke epidemische (pluim)veeziekten die regelmatig de kop opsteken) moeten leven en de bedreiging dan wel het leed moeten torsen van het meedogenloze coronabeestje, relatief nog wel zo erg is? We zouden het zó willen inruilen voor het rupsje, daar ben ik voor duizend procent zeker van.

In het tuincentrum ging ik met de gedesinfecteerde winkelwagen schielijk wat kleur en fleur verzamelen om thuis de potten en bakken mee op te leuken. Was dit normaal gesproken een ultiem genieten, nu maar snel wat plantjes in de kar plempen en wegwezen. Maar niet voordat ik aan een tuincentrum medewerker had gevraagd: “hoe is het dit jaar eigenlijk met de buxus?” “Slecht”, antwoordde hij een beetje droevig (logisch, vanuit zijn vak), “die gaan we voorlopig niet meer zien, dat kan nog wel jaren duren!”… Waarom bleven die laatste woorden zo in mijn kop doorhameren?

Die tuinlieden bij ons, ik dacht nog, wat hebben jullie een mooi beroep! Jullie kunnen gewoon zonder stress door blijven werken, blijven goed in beweging, lekker buiten in de frisse lucht, en jullie kunnen ook makkelijk afstand nemen. Dat noem ik gewoon een beetjeboel geluk!
*Ruth*

lees meer van ruth