Excuses, jongens en meisjes, omdat 19 augustus Lowlands begint nog één keer de jaren zestig, dan houden we er echt over op. Trouwens, jaren zestig? Bijgaande foto werd genomen ergens tussen 25 en 29 juni 1970. Het feest van de sixties liep al op z’n eind. Door de pech van de late geboorte had ik veel van de hoogtepunten – gulzig – moeten opzuigen via krant, televisie of het tijdschrift Hitweek, maar van déze historische gebeurtenis maakte ik volop deel uit.

We zien, vooraan van linksaf, de Zaankanters Rob Vreeken, Cor Reijn, broer Paul Vreeken, Dirk Piets, Nico Snel. Met verrekijker Ben Rozema, links van hem Thijs Teer. René Lo-a-fat legt zijn hand op de verrekijker en onttrekt met zijn arm Pieter Groenewold grotendeels aan het zicht. Rechts van René zit André Kruijt. In het midden staat een boomtak in de grond geplant, bovenin hangt het microfoontje waarmee Dirk Piets de muziek opneemt. Canned Heat? Jefferson Airplane? The Byrds?

Hoe alle anderen op de foto heten weet ik niet, daarvoor waren het er te veel, de pakweg honderdduizend bezoekers van het Nederlandse Woodstock, het popfestival in het Kralingse bos in Rotterdam. ‘Kralingen’ was het eerste meerdaagse popfestival in Nederland, het begin van een traditie waaraan we – onder veel meer – Lowlands 2022 te danken hebben.

Klik op foto voor grotere versie

Verschil is er uiteraard wel. Lowlands is een perfect georganiseerd festival. Er zijn campings met alle faciliteiten van dien. Er is een veelheid aan schitterende tenten voor concerten, dance en culturele activiteiten: literatuur, film, strips, ballet, theater, lezingen, stand-up comedy. Er is een ruim aanbod van culinaire voorzieningen.

Niets van dat al in Kralingen. Er was één podium aan de korte zijde van een groot driehoekig grasveld. Op dat grasveld verbleven we drie volle dagen en vier nachten, van donderdagavond tot maandagochtend. ’s Nachts rolden we onze slaapzakken uit in de open lucht, rond die boomtak. En dan maar hopen dat het niet zou gaan regenen, want het stuk plastic dat Dirk Piets had meegenomen was niet groot genoeg voor ons allemaal.

Er waren wat stalletjes waar je hotdogs, witte kadetten met kaas en frisdrank kon kopen. Er waren wc-hokken, te weinig uiteraard. Dat was het wel zo’n beetje, qua voorzieningen. Wie behoefte had aan lichaamshygiëne nam een duik – bloot – in de Kralingse Plas, achter het podium.

Zou de jeugd van tegenwoordig wel beseffen hoeveel ontberingen wij, jongeren van de jaren zestig, hebben geleden om de huidige festivaltraditie mogelijk te maken? *1)

Onze delegatie was per volgeladen hippiemobiel, een van binnen met zilverfolie beklede Volkswagenbus, uit Zaandam gekomen. Met een beetje goede wil pasten er eind jaren zestig 27 stuks langharig tuig in één beschilderd VW-busje. Kom daar nog eens om, vandaag de dag.

Onze thuisbasis was het Kabelgat, van 1969 tot 1972 een alternatief jongerencentrum tegenover het gemeentehuis aan de Burcht, van het soort dat in veel andere plaatsen ‘Provadya’ heette. Het alternatieve bestond eruit dat we niet naar de Bee Gees luisterden maar naar Soft Machine, versleten spijkerjasjes droegen met een pakje Samson in het linkerborstzakje, geen bier dronken maar chocomel, en geen dansvloer hadden maar een gerafeld Perzisch tapijt, waarop we aan een joint lagen te lurken. Geen kroegeigenaar, geen jeugdleider: we waren – 16, 17, 18 jaar oud – eigen baas. We hadden veel lol en deden geen vlieg kwaad.

Regelmatig werden we in elkaar geslagen door de vetkuiven, jongens uit de Krugerbuurt en het Vissershop met buikschuivers en zwartleren jekkers. Dan drongen zij het Kabelgat binnen en iedereen die op hun standaardvraag ‘Had je praatjes?’ een verkeerd antwoord gaf *2), kreeg een klap op zijn muil. Terugslaan deden we niet, maar met pacifisme had dat niets te maken. We dachten dat de lol er dan na enige tijd wel af zou zijn, een strategie die bleek te werken.

Aan politiek werd amper gedaan. We liepen eerder warm voor de rode Libanon dan voor het rode vaandel, en mijn lp’s van Traffic en Moby Grape kon ik me veroorloven doordat ik in Zaandam-Zuid Het Nieuws van de Dag rondbracht, de Amsterdamse – maar daarom niet minder rechtse – editie van De Telegraaf.

Latere generaties smelten de symbolen van de jaren zestig veelal samen tot één amalgaam. Ze zijn er – niet zelden met verontwaardiging – van overtuigd dat alle babyboomers én het Maagdenhuis bezetten én naar India liftten én demonstreerden voor Vietnam én aan partnerruil deden én op de Dam sliepen én een rookbom gooiden naar de Gouden Koets én lid waren van Nieuw Links én D66 én de CPN, én dat ze later allemaal zelfvoldaan op het pluche van een ministerie zijn beland. Het is een generationele complottheorie die met de werkelijkheid niets van doen heeft.

Dat ook dat van het pluche een fabeltje is, kon ik constateren toen het Kabelgat een reünie hield, dertien jaar geleden in De Kade, tegenover de plek waar het jongerencentrum ooit stond. Daar bleek dat het langharig werkschuw tuig allemaal loodgieter was geworden, postbode, huisarts, huisvrouw, journalist, kleuterleidster, verzekeringsagent, chef-kok, leraar. Ze hadden kinderen gekregen, soms al kleinkinderen.

En op de vraag wat het mooiste moment was van de jaren zestig, zei iemand: toen de zon op maandagmorgen 29 juni opkwam achter de bomen van het Kralingse bos, terwijl Pink Floyd een veld vol slaapzakken betoverde met Set the controls for the heart of the sun (zie onder).

O ja, Paul Vreeken (71), gaat nog steeds elk jaar naar Lowlands.

*1) Grapje

*2) Elk antwoord was verkeerd


Lees meer van Rob


We vonden de betovering in het Kralinge bos terug op het web: Set the controls for the heart of the sun.