Vandaag ontvingen wij van Bureau Discriminatiezaken het onderzoeksrapport over islamofobie in de regio Zaanstreek-Waterland.

Daarin wordt een toename en een verharding gesignaleerd in discriminerende uitingen richting moslims.

Zaanstad telt zo’n 18% inwoners met een niet-westerse achtergrond; ongeveer 10% is moslim of van oorsprong afkomstig uit een islamitisch land.

Om duidelijk te krijgen wie er te maken hebben met islamofobie en welke vormen dat aanneemt, heeft het BD gesprekken gevoerd met zowel islamitische als met enkele niet-islamitische inwoners binnen het BD-werkgebied.

 Alle ondervraagden (h)erkenden het vóórkomen van islamofobie en de meerderheid had het gevoel dat islamofobie binnen de Nederlandse samenleving en binnen Europa toeneemt. Dat beeld wordt bevestigd door de toename van het aantal klachten over discriminatie van moslims.

Online en offline
Met name online is het soms alsof het riool overstroomt en de digitale bezoeker onderdompelt in de smurrie wordt gesteld in het rapport. Wij kunnen daarover meespreken.

“Waar ‘reaguurders’ hun reacties niet kwijt kunnen onder nieuwsberichten zijn er altijd nog doorgeefluiken als Facebook en Twitter. Met name het laatste medium biedt de mogelijkheid om anoniem te opereren, een ‘voorwaarde’ waaraan veel mensen die willen discrimineren behoefte hebben. Maar ook op Facebook is het (discriminatoir) beledigen van groepen mensen door middel van veelzeggende opmerkingen, grappen en grappig bedoelde, kwetsende afbeeldingen gemeengoed. Moslims zijn daarbij vaak een dankbaar mikpunt.”

De scheldkanonnade uit onze kop (‘Rifapen’, ‘kankermoslims’ en ‘verkrachters’) komt van de website van een veroordeelde Krommenier die via zijn website zijn gal blijft spuien.

De helft van de ondervraagden heeft het afgelopen jaar negatieve ervaringen als wantrouwen van winkelpersoneel (dat denkt dat ze komen stelen), ongelijke behandeling en nageroepen worden op straat of in het verkeer.

Overschreden grenzen
Uit het rapport:

“De cijfers van het BD en de politie zijn overigens niet representatief. Om uiteenlopende redenen maakt slechts een klein percentage van de personen die te kampen heeft met islamofobe incidenten daarvan melding. Vaak gaat aan deze meldingen al een aantal ervaringen vooraf en meldt men zich pas als de grens voor de betreffende persoon is bereikt of overschreden.”

De positie van jongeren in de samenleving was voor veel islamitische respondenten een punt van grote zorg.

“De manier waarop soms met moslimjongeren wordt omgegaan in de openbare ruimte, op school, tijdens het werk en stages, alsmede de beeldvorming in de media en de racistische uitingen in de sociale media werd ervaren als zeer belastend voor jongeren. Men vreesde dat deze buitensluiting zal leiden tot een zich afkeren van de samenleving, extremere vormen van religie en mogelijke radicalisering, maar vooral ook tot het vormen van een negatief zelfbeeld.”

Accepteren?
In het rapport is een apart hoofdstuk ingeruimd voor de reacties naar aanleiding van de komst van Islamitisch Cultureel Centrum met gebedsruimte in Assendelft (“ABFUHREN” “En branden maar” “Ok mensen de oven staat aan. Kom maar met de eerste……..!!”) en de komst van de vluchtelingen (“Te goed van vertrouwen en te aardig. Maar vergeet niet dat deze mensen voelen ze zich superieur omdat ze goedheid verwarren met zwakte. En ze minachten vrouwen”)

Bureau Discriminatiezaken noemt het zorgelijk dat veel moslims discriminatie lijken te accepteren, zeker waar het henzelf raakt. Hier kan je het hele rapport lezen.

De foto linksboven komt van Al Nisa.