Vorige maand schreven wij over het bijtincident waarbij een waakhond van een tuincentrum in Wormer het terrein wist af te komen om een jogger verschrikkelijk toe te takelen.

Vandaag, exact 90 jaar geleden verscheen in De Maasbode* een stuk waarin geworsteld werd met de vraag of een waakhond los mag lopen op eigen terrein of erf. Daarbij werd als voorbeeld een ‘aangerande Politiebeambte’ uit Zaandam opgevoerd.

RECHTSZAKEN. OVER LOSLOOPENDE WAAKHONDEN

Mag men zijn waakhond laten loslopen op zijn terrein of erf? Dit is een vraag, welke wij het aangenaamst zullen kunnen beantwoorden aan de hand van een geval hetwelk werkelijk heeft plaats gegrepen. Er heeft zich nu onlangs in verband met een loslopende waakhond een gebeurtenis voorgedaan welke geleid heeft tot een rechtsvervolging.

Laten wij zien, wat geschied is. Op den avond van den veertienden Augustus des vorigen jaars omstreeks halftien, derhalve nadat de duisternis was ingetreden, bevond zich de waker eener firma te Zaandam, vergezeld van een waakhond, op de houtwerf dier firma.

Nu geviel het een Politiedienaar, die in de buurt dier werf aan het surveilleren was, zijn surveillance eveneens tot die werf zelve uit te strekken en het terrein dier werf met dit oogmerk te betreden. Zulks, gelijk wij aanschouwen zullen, niet tot zijn vreugde.

Nauwelijks op het terrein aangeland, kwam immers de waakhond grommend op hem af en viel den Politiedienaar aan.

De aangerande Politiebeambte liet het er niet bij zitten. Hij maakte proces-verbaal op en de nachtwaker der houtwerf werd vervolgd, ter zake, dat hij geen voldoende zorg had gedragen voor het onschadelijk houden van een onder zijne hoede staande gevaarlijke hond, hebbende als toen die hond den politiedienaar aanviel.

De kantonrechter te Zaandam, wien de behandeling dezer droevige zaak te beurt viel, veroordeelde den nachtwaker tot een geldboete van vijf gulden en een vervangende hechtenis van drie dagen. Hij deed zulks op grond van artikel 425 Wetboek van Strafrecht, hetwelk met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig dagen degene bedreigt, die geen voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier.

Door te beslissen gelijk hierboven werd weergegeven, maakte de kantonrechter drie dingen uit. Op de eerste plaats beschouwde hij den nachtwaker als den hoeder van den hond. Ten tweede gaf de kantonrechter door het veroordelend vonnis te kennen, dat onze nachtwaker geen voldoende zorg had gedragen voor de onschadelijkheid van den hond. En derdens maakte de kantonrechter door dit vonnis als zijne mening kenbaar, dat een afgerichte waakhond een gevaarlijk dier is.

Het eerste gaf ook de nachtwaker toe. Inderdaad stond de hond onder zijn hoede. Hij bevond echter onjuist de mening des kantonrechters, als zoude zijn waakhond een gevaarlijk dier genoemd kunnen worden en als zoude zijn zorg voor de onschadelijkheid zijns honds onvoldoende geweest zijn. Volgens zijne mening was namelijk de opvatting, welke algemeen geldt in het maatschappelijk verkeer, een waakhond, zelfs indien afgericht om menschen aan te vallen, niet een gevaarlijk, doch integendeel een zeer nuttig dier.

Onze nachtwaker was van een en ander zoo overtuigd, dat hij zich tot den Hoogen Raad wendde met verzoek om het vonnis nietig te verklaren. Deze sprong bleek echter te hoog. De Hooge Raad stuurde den nachtwaker naar huis met de mededeling, dat hij eerst eens had moeten proberen in hoger beroep bij de Rechtbank, waarvoor het echter intussen te laat was geworden. Maar door de zaak voor den Hoogen Raad te brengen, heeft de nachtwaker zich toch nog wel enige vreugdige ogenblikken bezorgd. Immers, al werd hem ten slotte zijn boete niet kwijtgescholden, hij heeft toch de voldoening mogen smaken de opinie te horen van den advocaat-generaal bij den Hoogen Raad over zijn geval. Deze hoge ambtenaar was het in zijn conclusie geheel met den nachtwaker eens. De kantonrechter vond, — aldus de advocaatgeneraal — dat de nachtwaker niet voldoende zorg had besteed voor de onschadelijkheid van den hond, doordat hij dezen had laten loslopen.

Indien de kantonrechter gelijk zoude hebben, zou men nimmer eenen waakhond los op zijn erf kunnen laten lopen en de enige reden, waarom men een waakhond houdt is toch geen andere dan dat die hond derden van zijn erf zal weren, hetgeen niet mogelijk is, indien men hem vastlegt.

De stelling van den advocaat-generaal komt dus hierop neer, dat men in het algemeen zijn waakhond des nachts op zijn erf mag laten loslopen. Er komt echter een restrictie. De advocaat-generaal vraagt zich namelijk af, hoe de Politieagent op het terrein der werf was gekomen. Hij onderscheidt tussen de twee volgende mogelijkheden. Of de Politieagent heeft zijn komst aan den nachtwaker der werf aangekondigd, of hij heeft zulks niet gedaan, en is onverwachts op de werf verschenen. Indien de komst vooraf was bekend gemaakt, zegt nu de advocaat-generaal, dan had de nachtwaker moeten zorgen, dat de waakhond den agent niet kon aanvallen. In het andere geval was deze daartoe niet verplicht.

Wij menen de opinie van den advocaat-generaal gerust te kunnen onderschrijven en beschouwen derhalve geoorloofd het los laten lopen van waakhonden op zijn terrein ter bescherming van zijn persoon en goed. En degene, die den vermetelen durf heeft ondanks de aanwezigheid van zo een waakhond het terrein of erf, waar deze los loopt te betreden, zal zelve de gevolgen zijner stoutmoedigheid hebben te dragen en mag het risico daarvan niet afwentelen op degene onder wiens hoede de waakhond gesteld is.

* De Maasbode was een katholieke krant die later samenging met dagblad De Tijd. Dat werd in de jaren  zestig van de vorige eeuw weer Weekblad De Tijd. Dat fuseerde met weekbla HP. Nu is het al een paar jaar een maandblad.

De hond boven is in 1900 gefotografeerd, de foto zit in de collectie van het Gemeentearchief van Zaanstad. Hij ziet er lief uit, en heeft vast nooit iemand gebeten.