Tegenwoordig kennen wij malaria in Nederland als ’importziekte’, maar ooit kwam het ook bij ons voor.
Dat in het uitroeien van malaria in Nederland een arts uit Krommenie een grote rol had, wisten we niet.
Dat ontdekten we al googlend toen we informatie zochten bij onderstaand krantenartikel dat exact 100 jaar geleden verscheen in het Algemeen Handelsblad.
Malaria-bestrijding
Te Zaandam heeft de directeur van den geneeskundigen dienst aldaar, dr. P. H. van Roojen, na overleg met den inspecteur van den geneeskundigen dienst dr. Aldershoff, een onderzoek ingesteld naar het voorkomen van malaria onder de schoolgaande jeugd. In het geheel werden te Zaandam 1100 kinderen op vergroting van de milt — het kenmerkend verschijnsel bij malaria — onderzocht. Uit het onderzoek bleek, dat 7% van de schoolgaande jeugd aan malaria lijdt. Op wetenschappelijke gronden kon worden aangenomen dat dit percentage voor de bevolking in haar geheel met drie vermenigvuldigd moet worden, om een juist verhoudingscijfer van de ziekte te verkrijgen.
Dokter H.J.M Schoo uit Krommenie
Malaria was/is geen pretje en het kwam vrij veel voor in Nederland. Koorts, rillingen, een griep-gevoel, hoofdpijn, vermoeidheid… ’t is allemaal geen pretje. De bestrijding van inheemse variant startte met Het Witte Kruis. Zij schreven in april 1900 een prijsvraag uit om oplossingen aan te leveren. Daar vonden we ook een artikel over (in Het nieuws van den dag).
De prijsvraag werd gewonnen door de Krommeniër-arts Schoo (tweeduizend gulden!), die in 1905 een boek ‘Malaria in Noord-Holland’ uitbracht. De oplossing bleekt onder meer te liggen in het verwijderen van stilstaand water (dat is nog altijd handig als je in de zomer geen overdaad aan muggen om je huis wenst) en het plaatsen van horren.
In 1921 bracht de een jaar eerder opgerichte Malariacommissie van Noord-Holland verslag uit over haar werkzaamheden. Ze Zaandamse huisarts Eisendrath, een van de meewerkende artsen, zag in zijn praktijk van 1700 patiënten in één jaar tijd 152 nieuwe malariagevallen (9%). Malaria was in Noord-Holland zo’n grote plaag dat Eisendrath in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTVG 1921, IB 2055-2072) voorstelde om malariastations in te richten in de provincie, net zo bemand als de TBC-consultatiebureaus. In 1922 ging de Malariacommissie van Noord-Holland opnieuw de malariafrequentie na in drie Zaanse huisartspraktijken. Eisendrath scoorde het hoogst met 174 nieuwe gevallen (10%). In 1923 was het percentage gehalveerd.
(Alle informatie is afkomstig uit F. van Soerens boek 'Huisartsen – specialisten & ziekenhuizen').