‘Ben ik voor of tegen?’ vraag Dirk Karten zich af in deze Orkaan-opinie. Nederland lijkt namelijk steeds meer in twee kampen verdeeld te worden bij de discussie over de opvang van vluchtelingen.

Hij ging daarom zelf maar eens kijken in de Noorderkerk in Zaandam waar vluchtelingen bij elkaar komen voor koffie en Nederlandse les.


Dirk KartenDe Rubriek Orkaan-opinie bevat bijdragen van lezers van 
De Orkaan. Dirk Karten is tekstschrijver, fotograaf en vormgever.

—-

Een man zit op de grond voor de ingang van de Noorderkerk en belt. Naar wie of wat? Zijn vrouw in Syrië? Of naar een terroristische cel van de IS? Mijn weerapp geeft 7 graden aan. Ik bescherm me extra tegen de gure oostenwind met een bodywarmer over mijn jas. De man draagt geen sokken. In mijn fietstas zitten handgebreide wollen sokken. En woordenboeken. Want die waren vooral nodig las ik ergens online. Ik stap de kerk binnen. Met eigen ogen kennismaken met onze nieuwe o zo omstreden landgenoten tegen wil en dank.

De kerk is vol mannen. Twintigers, veertigers. Opvallend weinig oude mannen. Ze praten, drinken koffie, lezen wat, maken muziek. Een groepje Iranezen zit hoog bij het orgel. “Ze willen wat rust om te bidden”, zegt één van de vrijwilligers. In de grote kerkzaal maakt een ander groepje ingetogen muziek achter de piano. Een jonge jongen zit apart en luistert. Hij lacht als ik hem aankijk. Beetje schuchter.

“Ik zoek de kosteres”, vraag ik aan twee meisjes van twaalf, dertien jaar die meehelpen in de keuken koffie en thee te schenken. “Ze loopt hier ergens rond”. Geen tijd. Wel vriendelijke gezichten. Religie anno nu is je geloof een werkpak aantrekken. Handen uit de mouwen. Respect voor deze gewone Zaankanter. Moet ik me ook aanmelden als vrijwilliger schiet het door mij heen? De reorganisatie liet in februari mijn loondienstbaan sneuvelen, dus er is tijd…

Asielzoekers-Veldpark-005_WEB

Woordenboeken welkom
Achterin de kerk is een groep te vinden met vrouwen. Het lijkt alsof ze samen schrijven. “Ze willen vooral Nederlands leren”, zegt een andere vrijwilligster. “Woordenboeken zijn dus welkom. Maar hoe lief ook, je meegebrachte sokken nemen we liever niet aan. Die kun je beter aan het Leger des Heils afgeven. Hier wordt het anders te vol.”

Ik blijf staan in de deuropening. Een kijk met eigen ogen naar de mensen die Nederland steeds meer in twee kampen verdelen. Je bent ‘voor’ of ‘tegen’. Ben ik voor of tegen? Een man ziet me staan en een stralende lach verschijnt op zijn gezicht. Is dat nou een gelukszoeker of iemand die huis en haard heeft verlaten omdat de bommen te dichtbij kwamen?

Blote voeten in modderig park
Een jongen met een verband om zijn hoofd loopt rond. De sfeer is ontspannen, een beetje berustend. Twee uur per dag is de kerk open voor koffie, thee en een goed gesprek. ‘Ja, en voor wat nog meer?’ dringt de Slechte Gedachte mijn hersenpan binnen. Is dat groepje Iranezen bij het orgel een aanslag aan het voorbereiden of echt aan het bidden? Sta ik tussen de harde kern van IS-aanhangers of gewone vaders die murw gebeukt zijn door oorlogsgeweld en hals over kop zijn gevlucht?

Als deze mensen onze samenleving willen ontwrichten, hebben ze het in ieder geval slecht voorbereidt. Want zeg eens eerlijk, hoe groot moet de haat tegen onze Westerse samenleving zijn dat je kiest voor een leven op blote voeten in een koud, modderig parkje dat gesitueerd is in een Zaanse wijk?

Van de zotte
Ik heb nog geen antwoorden gevonden. Behalve dat het natuurlijk van de zotte is dat je eigen gemeente een mooi stadspark zonder overleg ombouwt tot noodopvang. Logisch dan je als buurtbewoner in opstand komt als dat praktisch in je achtertuin gebeurt. Dat zijn nou de acties van de door onszelf gekozen vertegenwoordigers… Iets om te onthouden voor later in het stemhokje.

Buiten knoop ik een gesprek aan het een groepje. Lastig, want Engels spreken blijkt moeilijk voor de mannen. Maar gelukkig kan iemand dat wel en spreekt nog Arabisch ook. “Koud hé?”, is mijn – ik geef het toe – duffe openingsvraag. “Valt wel mee. Dit zijn dezelfde temperaturen als in Syrië”, luidt het antwoord. Er is verder weinig aandacht en zin in een praatje.

Praktische medemenselijkheid
Ik stap maar op de fiets. Die ik – schijterig als ik blijkbaar ben – aan de zijkant van de kerk heb vastgeklonken aan een lantaarnpaal. Ik fiets langs het tentenkamp. Er steken twee paar strenge laarzen onder het toegangshek. Bewaking. Rond de afvalbak voor de ingang liggen kleding en knuffels. Als afval of om mee genomen te kunnen worden? Dan maar op pad naar het Leger des Heils om mijn sokken af te geven.

Maar wacht, ik zie iemand lopen op sandalen en zonder sokken. Ik vraag – en wijs – of hij achter het witte hek woont? Hij knikt vriendelijk. Ik vraag of hij sokken wil. Zitten in mijn zijtas! Vriendelijk, doch beslist zegt hij nee. Daar gaat mijn praktische aanpak in medemenselijkheid. Licht geïrriteerd fiets ik weg. Tegelijk bedenk ik me: stel nou eens dat ik duizenden kilometers van huis ben, onbekend en onbemind in een vreemd land waar ik de taal en gebruiken niet ken, zou ik dan zomaar van iemand op straat wat aannemen? Gratis? Dat klinkt verdacht! Wees eens eerlijk, zou u dat doen?

Zelfgebreide sokken

Koffie, graag koffie!
Mijn conclusie: ik voel me ongelofelijk rijk met mijn warme jas, mijn gezin en vrienden om mij heen, levend in mijn eigen – relatief – veilige land. En heb domweg medelijden met deze ontheemde mensen. En ik heb geleerd dat het prima is als je wilt helpen. Maar wel spullen inleveren op de juiste plaatsen. Wat ze wel erg graag rechtstreeks willen krijgen bij de opvang in de Noorderkerk is suiker. En koffie (als het kan gewone maling) Er gaat dagelijks bijna vier liter koffie doorheen. En als er dan ook nog een simpel (Zaans) koekje bij kan, laten we in ieder geval ons hart spreken.