‘Het is de Abe die het is, Abe is slim, Abe is zo mooi, en zo lief en Abe is charmant! Een snoes, een stoere vinder… en krijger, Abe is Abe en die Abe is het’, hoor ik mezelf fluisteren.
Naast me op een schapenvacht ligt een hond op zijn rug, met zijn onregelmatige gebit ontbloot, de voorpoten gekromd als een konijn en de achterpoten schaamteloos wijd. Zijn piemel wordt gecamoufleerd door haar dat eindigt in een pluizige pluim.
‘De Abe die het is’ snurkt door mijn gekweel heen. Af en toe maakt hij een beweging met een van zijn voorpoten. Door zijn gelukzalige glimlach denk ik te weten waar hij over droomt: hij heeft eindelijk de mol te pakken die het speelveldje aan het einde van het pad terroriseert.
In zijn dromen dus, in werkelijkheid ploegt hij elk grasveld met duivels fanatisme om, zonder resultaat. Soms heb ik medelijden en dan verstop ik een snoepje in een molshoop.
Hij kwam met het vliegtuig, vlak voordat het niet meer kon. Mijn zus adopteerde zijn broertje Amos. En zij is honden gewend: ‘We gaan dit samen doen.’
De eerste keer dat ik haar belde om hulp bij de opvoeding riep ze in paniek dat ik later terug moest bellen omdat ze bij Amos in de bench zat. Toen we kort daarop het bericht kregen dat de Spaanse chicos niet naar school mogen vanwege het coronavirus besefte ik dat we er alleen voor staan.
Gelukkig zijn er genoeg YouTube filmpjes te vinden, ik heb mezelf dus om kunnen scholen tot puppytrainer.