We hadden in 1957 nooit moeten gaan. Niet naar Bakkum, waar alles anders was geworden. Laatste aflevering in mijn zomerserie 2023, over vakanties in de jaren vijftig en zestig: hoe The Dutch Mountains voorgoed hun glans hadden verloren.
Door Martin Rep
Een mooiere plek dan tentenkamp Bakkum bestond er niet, op de hele aarde niet.
Alles wat te maken had met de vakanties daar was mooi, er leek geen einde aan te komen.
Het begon al met de bus van de Enhabo, de Eerste Noord-Hollandse Auto Bus Onderneming, die ons naar het station van Zaandam bracht, manoeuvrerend over de smalle Zuiddijk. Ik zwaaide naar het huis van mijn opoe Rozema en ik dacht zelfs dat ik haar zag zitten achter de vitrages. Verder ging het, over de Hanenpadsluis, langs de Burcht, wroetend de smalle Wilhelminabrug over en dan via de Gedempte Gracht naar het station. De reis was net kort genoeg om me niet misselijk te maken. Moeder Meintje stapte uit met haar rieten koffertje, vader droeg een grotere koffer. Jelte had een schetsboek meegenomen, hij ging tekenen in bos en duin.
Dan de reis per trein. Het was druk, op zaterdag leek half Zaandam wel op weg naar Castricum en het strand. Mijn vader stak een sigaar op en ging in de rij staan voor het loket. Ik zette grote ogen op toen ik de groene kartonnetjes zag die hij even later in zijn hand hield. Hij gaf mij een knipoog, maar mijn moeder schudde misprijzend haar hoofd. Eerste klas, malligheid voor dat kleine stukje. Maar ze genoot toch toen we plaatsen bij elkaar hadden in de eersteklas coupé, terwijl de mensen in de tweede klas zich verdrongen om een plekje te zoeken en jaloers door de deuren keken hoe wij ons installeerden.
“Waar komen straks de duinen, va?” Gelukkig zaten we aan de goede kant, ik zag de weilanden en de molens voorbij glijden. In de verte zou ik straks onze echte Nederlandse bergen zien.
I was born in a valley of bricks Where the river runs high above the rooftops I was waiting for the cars coming home late at night From the Dutch mountains (The Nits: The Dutch Mountains, 1987).
Een meneer met een uniform en een pet op bij de ingang van het tentenkamp wilde ons de weg wijzen, maar mijn vader beduidde dat hij precies wist waar we moesten zijn. Hij had een tenthuisje gehuurd van meneer IJff, een klant van onze sigarenwinkel. Dat tenthuisje werd elk jaar op dezelfde plek opgebouwd. Het was ongelooflijk klein. Ik snapte niet hoe een echt huisje gebouwd kon worden van latten, haakjes en tentdoek, maar het was meneer IJff gelukt, en er zat nog een piepklein keukentje in ook, waar moeder kon koken. Een bed voor mijn ouders, aan het voeteneind werd een kussen neergelegd en dat was mijn slaapplaats. Wel een beetje raar om de voeten van je vader en moeder te voelen als je je omdraaide, maar ik sliep toch als een roos. Voor de jongens – mijn broers – was geen plek in het huisje. Zij hadden hun eigen tentje meegenomen, dat zij een shelter noemden: een tent die de Amerikanen hadden achtergelaten toen ze ons land hadden bevrijd. Simon, mijn oudste broer, had het voor een paar gulden gekocht in een winkel waar ze oude legerspullen verkochten.
In het tentenkamp rook het naar dennengeur, een vreemde maar heerlijke lucht die voor mij sindsdien onlosmakelijk met Bakkum is verbonden. In Zaandam waren nauwelijks bomen, en die er waren, roken nergens naar. Hier kreeg ik hars aan mijn handen toen ik een stukje schors wilde lospeuteren, ik snoof verlekkerd de heerlijke lucht op.
Er waren eekhoorns. Prachtige roodbruine diertjes die ongelooflijk beweeglijk waren, tegelijkertijd heel schuw en heel mak. Als je maar lang genoeg met een uitgestrekte arm bleef zitten overwonnen ze hun angst, kwamen steeds dichterbij en uiteindelijk pakten ze met oh zo kleine klauwtjes de pinda die je tussen je vingers hield, twee tellen later zaten ze alweer boven in een boom terwijl ze ons verbaasd aankeken en keihard aan hun pinda begonnen te knabbelen.
Het was een heel offer, want pinda’s waren een zeldzame aankoop. Vanavond zouden we misschien pinda’s gaan pellen op een opengevouwen, nog ongelezen, Zaanlander, die vader mee van huis had genomen.
Er was de Apenlaan met zijn wonderbaarlijke bomen. Er was de zee. Mijn moeder liep tot haar enkels het water in en lachte naar mijn vader, die er niks van zei maar ook leek te lachen. Hij bleef op een afstandje kijken en probeerde zijn sigaar aan te steken. Dat viel niet mee in de zeewind.
’s Avonds in het tenthuisje brandde de zon nog steeds op mijn huid. Die was knalrood geworden en deed pijn. “Juist goed, dan word je straks lekker bruin”, zei mijn moeder.
De dagen gingen voorbij. Eerst langzaam, dan steeds sneller. Voor we het wisten, zaten we weer in de trein naar huis, gewoon tweede klas dit keer. In de bus zag ik de huizen aan de Zuiddijk voorbij glijden, wat leek Zaandam veranderd in één week.
Zo verliepen elk jaar onze vakanties naar Bakkum. Tot en met 1955. Dat jaar was de laatste mooie vakantie geweest, de vakantie dat alles nog goed was.
Bakkum was een droom, de hemel op aarde, een van de zekerheden waar het leven om draaide. Net als de school, de kerk, de Meidoornstraat en je vader en moeder. Elk jaar die magische reis per bus en trein, tot je de Dutch Mountains zag.
We probeerden tegen beter weten in die droom vast te houden toen het ongelooflijke was gebeurd, toen een van de zekerheden was omgevallen.
In 1957 gingen we weer naar Bakkum. Het jaar daarvoor hadden we overgeslagen. Hoe konden we ooit nog plezier hebben en proberen in de hemel op aarde te komen nu wij niet meer compleet waren. Maar 1957 kon misschien best nog leuk worden, hoopten we, want we gingen samen met oom Herman, tante Anne en hun jongste twee kinderen, Herman en Teun. Herman, even oud als ik, was niet alleen mijn neef, maar ook een van mijn beste vrienden. Oom Herman en mijn vader waren al heel lang beste vrienden. Tante Anne was de jongere zus van mijn moeder.
Maar dat was nu juist het probleem: mijn moeder was er niet meer. Zomaar opeens gestorven in het Sint Jan Ziekenhuis, op een paar honderd meter van de Ds. Lindeboomschool, waar ik strafwerk zat te maken op het moment dat Meintje haar laatste adem uitblies.
Tot onze grote verbazing bleef de wereld gewoon draaien. Ik ging de volgende dag weer naar school, we aten en gingen slapen zoals altijd, we bleven elke zondag naar de kerk gaan, al keken de mensen nu anders naar me dan voor die tijd. Maar misschien was dat wel verbeelding. Sigarenmagazijn Rep zette de winkeldeur weer open. Er kwam een nieuwe flinke vrouw om de taken van mijn moeder over te nemen, na een tijdje trouwde mijn vader met haar. Zo kreeg ik een stiefmoeder, die we ‘tante Martha’ noemden, en een stiefbroertje, Arthur, vijf jaar jonger dan ik.
Zo gingen we in 1957 weer naar Bakkum. Maar niet alleen wij waren veranderd, Bakkum was ook veranderd. Er was een scheur in ons gezin gekomen, en die scheur had mijn vader wel geprobeerd te plakken, maar die was nog heel erg zichtbaar. Vooral voelbaar.
Ik was nog lang niet gewend aan ‘tante Martha’ en aan mijn stiefbroertje. Mijn neefjes al helemaal niet, het spelen met elkaar was niet zo leuk als we verwacht hadden. Mijn vader kreeg ruzie met ‘tante Martha’, tante Anne en oom Herman zaten er zwijgend bij en wisten niet welke kant ze op moesten kijken.
De Apenlaan was anders, bij de winkeltjes van Kamp Bakkum was het niet zo gezellig meer als anders. Op het strand was het nog koud ook, we scholen voor de wind achter een rijdende kiosk die vanwege een gebrek aan klandizie gesloten was die dag. Het was koud op de uitkijkpost, het hoogste punt in de duinen.
We hadden het nooit moeten doen, we zijn er nooit meer als gezin heen gegaan. Bakkum was voortaan het verloren paradijs.
Vorige afleveringen:
- deel 1: Martin Rep’s zomertour: Negenenzestig kilometer in de lange leegte
- deel 2: Martin Rep’s zomertour: Fietsend naar de Slag om Arnhem
- deel 2: Martin Rep’s zomertour: Een fietstas vol met goede raad
Door Martin Rep. Foto’s: archief Martin Rep.
Begin jaren 70 diverse malen vakantie gevierd in jeugdherberg de Mantelmeeuw in Bakkum. Met vrienden en vriendinnen (uit Eindhoven?) liepen we dan vaak via kamp Bakkum naar zee. De houten huisjes met de linnen daken en de kampwinkels staan nog in mijn geheugen gegrift. Fijne vakanties daar gehad.
wat leuk samen met mijn vader water halen in bakkum
mijn ouders en 2 broers en ik vanuit Rotterdam naar Bakkum,oom en tante uit Amsterdam hadden daar een tenthuisje. mooie vakanties. water halen en idd wassen aan de kranen.ook het kousje van de olielamp en de eekhoorntjes. savonds boompie verwissel.wat dacht je van De Pan gingen we heen voor muziekvoorstellingen.de Karper vijver en de Apenlaan. pannenkoek eten bij Johanneshof. ook hangen bij de Poort.prachtige vakanties, denk er nog vaak aan terug. wat was de weg door de duinen lang naar het strand. terugweg bramen plukken. ons tenthuisje was idd 2 x 2 persoons stapelbed. mooie tijd. bedankt voor jullie verhalen. gr van een 72 jarige die nog precies weet hoe het was.
heel veel herinneringen met het hele gezin naar Bakkum. Eerst met 6 pers. daarna wij de kinderen met aanhang in het huisje. Kermisbedden opgemaakt wat een pret hadden we. 4 kinderen en 4 aanhang en dam pa en moe. daarna nog een kleinzoon en dat allemaal in het huisje. dank voor het mooie verhaal.
Wij hadden ook zo’n tenthuisje een zinke teil met deksel in gegraven in de grond was de koelkast
Met wasdagen moest ik naar de pomp spoelen en op een dikke tak hadden we een wringer flink draaien en ophangen …
Het waren de mooiste vakanties
Wat leuk om te lezen , en heel herkenbaar. Zelf veel geweest met ouders en opa en oma . Naar de blinde karper toe om ze te voeren , leuke tijd
Super verhaal weer !
Bruynzeel had huisjes in Egmond. De vakantie van 1964 herinner ik me goed..
Met twee brommers er naar toe vanuit de Tolstoistraat. Theo bij ma achterop, ik bij pa.
De koffers gingen vooruit. Een heel avontuur.
Bakkum heb ik pas ontdekt in 1978, door de nieuwe verkering.
Met ze'n twee mochten we in het huisje van mijn aanstaande schoonvader.
Nog helpen opbouwen. Waar was de bouwtekening toch ?
We kregen twee weken regen en er was een constant getik op het linnen dak,
Gelukkig stond er een pick up, Muziek was onze hobby en tien LP's gekocht in Castricum.
Half zware shag en sterke drank van de campingwinkel hielp ons er doorheen.
Ook ik kwam samen met mijn ouders en 2 broers elk jaar naar Bakkum. Vanuit Koog aan de Zaan op de fiets.
Die geur van de dennenbomen ruik ik nog.
wat een mooi verhaal, ik ben wat jonger maar wat herkenbaar
Momenteel sta ik met mijn gezin op Bakkum.
Mijn oma van 90 vertelde dat zij hier vroeger heen ging.
Toen ik dit vee haal las, stuurde ik haar dit prachtige verhaal.
Ze reageerde emotioneel met “prachtige herinneringen”. Ik denk dat dit bericht heel goed is aangekomen waarvoor dank! ❤️
Wat een verdriet voor een kind.
En dat er zo weinig empathie was voor de kleintjes, men wist het niet, deels onmacht en uiteraard puur overleven.
Dank! mooi en levendig beschreven.
ook wij gingen met de hele familie naar Bakkum, houten tenthuisje door opa getimmerd die timmerman was.jaren lang elke zomer ik koester de goede herinneringen aan Bakkum.
Wat een mooi verhaal. Dank!
Garage "Does" alias remise ENHABO stond in Landsmeer
Ook wij gezin uit amsterdam-noord gingen op de fiets naar Bakkum vanaf de pinkteren tot we weer naar school moesten.
Ik herinner me dat we daar school gingen.
Om 8uur tot 12.30meen ik s’middags had je vrij.
De school was aan de buitenkant waar het voetbalveld lag dus door de apenlaan liep je erheen.
Tot de grote vacantie begon.
Dan hadden wij natuurlijk ook vacantie.
Zo’n mooie tijd.
Een pareltje. Dank.
Stapelbedden, gaskousje, bolderkar en zelfgemaakte strandtent. Toen was geluk heel gewoon.
Herkenbaar verhaal Martin, ook wij kwamen jaarlijks in kamp Bakkum, volgens mij ook in 1957 (ik was toen 6 jaar)
Wij moesten op de fiets.
Vanuit Bos en Lommer.
En naar Bergen, stukkie verder.
Maar daar huurden mijn ouders het tuinhuisje bij de familie Min.
Dat maakte veel goed.
wat mooi verwoord, een moeder vervang je niet licht, wel heel leuk hoe je de reis beschrijft, mijn ouders zwommen in zee, om de beurt, want de boel moest wel in de gaten gehouden worden!
nog altijd dol op strand en duinen!
Ook wij zijn een keer naar Bakkum geweest. Mijn ouders hadden het huisje gehuurd van groenteboer Wolbers (westzijde) zelf woonden we op Schiermonnikoog. De herinnering van mij is erg vaag. Zo heb ik geen idee hoe we naarBakkum gingen.
Wat een mooi stuk weer. De Enhabo was een begrip in de Zaanstreek met de remise in Landsmeer? Mooi dat deze herinneringen worden gedeeld met de Orkaanlezer. Fijn weekend. Jan van Prooijen Oostzaan
herkenbaar!
Ook wij kwamen dat jaar voor het eerst in Bakkum.
onze Amsterdamse tante Marietje huurde een tenthuisje.Wij,Brabantse familieleden, mochten ook
mee.
Petreumlampen verlichtten het kamertje...magische
lichten en "luchten"...
Lange rijen bij de bakkerskraam.
Zeesterren en kwallen op het strand.
Gebreide zwembroeken,nieuwe vriendjes maken bij de wasbakken.
Heerlijke herinneringen.
Wat een leuke foto’s. Kamp Bakkum was een begrip. Ik herinner mij Bakkum nog wel.
Er was weinig luxe, voor licht werd er een “peertje” gebruikt, licht op gas, het gaf een suizend geluid. 1 slaapkamer met aan beide zijden stapelbedden. Doorzakkende beddenframes. De jaren kort na de oorlog was kamp Bakkum voor gezinnen een fijne tijd in de zomer. Nostalgie. Het werk was zwaar voor vrouwen. Toen heel normaal, er was geen luxe.
prachtig
25 augustus 12uur
dat was een prachtige tijd in kampbakkum
met school vacantie altijd naar kampbakkum
met memoeder en me twee zussen en me broertje