Het Zaanse verenigingsleven moet gestimuleerd worden. Dus zet De Orkaan deze maand een aantal verenigingen in het zonnetje. Ik voeg daar soms mijn eigen herinneringen aan toe. Zo werpt het jubileum van Eensgezindheid uit Oostknollendam een onverwacht licht op een duister stukje van mijn verleden: ooit speelde ik amateurtoneel.
Door Martin Rep
Eigenlijk is het niets om je voor te schamen, vind ik. Daarom moet na al die jaren het hoge woord er maar eens uit, ik ben nu oud genoeg, niemand kan me meer wat maken.
Vooruit, daar komt-ie: ik heb vroeger aan amateurtoneel gedaan.
Opgelucht, nu het eruit is? Ik weet het nog niet zeker. Misschien is het inderdaad niet iets om je voor te schamen, maar het is ook niet iets om trots op te zijn, vind ik. Amateurtoneel, daarbij denk je toch in de eerste plaats aan doldwaze komedies en platte humor, kortweg onderbroekenlol. Geen Cultuur met een grote C in ieder geval.
Ik voel dan ook dat ik mijn lezers een verklaring schuldig ben. Ik ga me niet verontschuldigen, maar wil toch uitleggen hoe het zo gekomen is. Daarna mogen de lezers over mij oordelen.
Dit is het verhaal. Bedenk eerst: dit speelt zich af in de jaren zestig. De tijd dat alles opeens mocht en kon. De jaren dat we Anneke Grönloh opzij zetten voor The Beatles, dat we ons haar lieten groeien en aan seks gingen doen zonder de zegen van de dominee. Maar dat is maar één kant van het verhaal. Want driekwart Nederland wandelde op dat moment ook nog trouw naar de kerk, je sprak de leraren op school met ‘u’ aan en condooms kocht je niet om de hoek, daar reed je nog rustig een halfuur voor om naar een ander dorp te gaan.
Eerlijk gezegd was ik dat duistere stukje verleden van me bijna vergeten. Terwijl ik onlangs met mijn liefje zat te eten ter gelegenheid van onze 52-jarige bruiloft, kreeg ik een belletje van zwager Martin dat me in één klap terugbracht naar de tijd van vóór onze bruiloft.
Ik liep het restaurant uit, want om de felicitaties van mijn geliefde zwager in ontvangst te kunnen nemen, heb ik geen geroezemoes op de achtergrond nodig. Maar Martin belde niet om ons te feliciteren.
“Wij hebben een familiefeest in het welbekende clubgebouw van ZCFC”, zegt hij. “En nu staat Joshua Schot naast me. Je moet de groeten van hem hebben. Ken je hem nog?”
Het ‘welbekende clubgebouw’ van ZCFC ken ik niet. In de jaren dat ik bij de adspiranten en junioren van ‘Zet’ speelde, was het clubgebouw een rommelige keet in het Westzijderveld met een kleedkamer en daarnaast een toonbank waar je Marsen en Verkade-kantjes kon kopen. Maar Joshua Schot, die kende ik zeker.
“Joshua, de zoon van Jaap Schot?”
“Ja, precies.”
Hoe zou ik Jaap Schot kunnen vergeten? Jaap, die met zijn vrouw Stien ons met open armen ontving in hun huis aan de Zuidervaart in Zaandam. Waar Martin en ik, geen pubers meer maar toch ook eigenlijk nog niet volwassen en nog zeker geen zwagers, urenlange gesprekken voerden. Jaap en Stien waren een stuk ouder dan wij maar ze ontvingen ons als gelijken. Met hen voerden we de gesprekken die we eigenlijk thuis hadden willen voeren, als dat maar niet zo moeilijk was geweest met je eigen ouders. Over het geloof, want dat was een brandende kwestie in die dagen. Maar ook over verkering en over seks. Jaap was een geweldige verteller. Hij kon uren lang praten, wij hingen aan zijn lippen. Verhalen waarin God en de hele wereld voorbij kwamen, en ook verhalen waar wij rode oortjes van kregen en die zich tussen de lakens afspeelden.
Maar in eerste instantie waren we bij Jaap en Stien omdat we in afwachting waren van meneer Dupker, onze regisseur. Zodra hij binnen kwam, werden de tafels en de stoelen opzij geschoven en haalden wij onze toneelboekjes te voorschijn. Want meneer Dupker ging ons klaarstomen voor ons debuut op de planken.
“Hoe-hoe-hoe laat is het?”, stotterde Martin.
“Bij vijven”, las Jaap op. Hij liet zijn ogen rollen. Voordat ik Jaap leerde kennen, wist ik niet wat schmieren was. Jaap kon goed toneelspelen — hij had ervaring opgedaan bij toneelgezelschap Guido Gezelle in Westzaan — maar hij kon nog veel beter schmieren. Als hij struikelde en het publiek lachte, struikelde hij vervolgens bij elke opkomst en afgang. Als hij ergens een open doekje oogstte, ging hij voor een tweede en een derde. Zolang er om hem gelachen werd, bleef hij op het toneel staan. Hij improviseerde met zijn teksten, maakte grappen die niet in het tekstboekje stonden, kortom: hij gaf het publiek waar het voor gekomen was. Hij kon beter schmieren dan Ko van Dijk en Joop Doderer bij elkaar.
“Even terug naar het begin”, zei Dupker. Hij zat in een leunstoel tegenover ons en keek op uit het toneelboekje in zijn hand.
“Hoe-hoe-hoe laat is het?”, stotterde Martin.
Jaap, Stien, meneer Dupker, Martin en ik, en nog een of twee anderen fietsen wekelijks naar de Zuidervaart vanwege het toneelstuk dat we wilden opvoeren op de feestelijke bijeenkomst van de gereformeerde zondagsschoolcommissie Boaz.
Sinds een paar jaar waren we medewerker van de zondagsschool, of ‘meester’ zoals de kinderen zeiden. Wie lid was van de gereformeerde kerk, werd vroeg of laat voor dit soort activiteiten gevraagd of, beter nog, bood zichzelf daarvoor aan. Je kon ook diaken worden, of lid van het kerkbestuur, of (de dames) een avond per week bij Albert Heijn aan de Oostzijde bonbons inpakken om de aanschaf van nieuw meubilair voor de kerk mogelijk te maken.
De zondagsschool was populair. Elke zondagmiddag om twaalf uur kwamen op wel acht tot tien plaatsen in Zaandam kinderen van zes tot twaalf jaar bij elkaar om een uurtje te worden ondergedompeld in stichtelijkheid. In buurthuizen, kerken of scholen. Aan die zondagsscholen in Zaandam werkten heel wat vrijwilligers mee. Lo Wijngaard, voorzitter van Boaz, vond dat er dit jaar voor hen iets bijzonders gedaan moest worden. De jaarvergadering was dan ook elk jaar een gezellige bijeenkomst, waarnaar iedere medewerker van Boaz uitkeek.
Voor dit jaar, 1967, hadden Lo Wijngaard en zijn bestuursleden iets nieuws bedacht. Iemand had ‘een toneelstuk’ geopperd, iemand anders kende iemand die kon regisseren en weer iemand anders wist hoe en waar je aan decorstukken en toneelkleding kon komen. Kortom: het ging een toneelstuk worden.
Het lijkt een leuk en onschuldig idee, een avondje toneel in een christelijke omgeving. Maar de werkelijkheid is weerbarstig. In veel toneelstukken draait het om ontrouw, om stiekeme relaties en gestolen kussen. Het levert een vleugje spanning (worden ze betrapt?), een vleugje erotiek (in pyjama naar een andere slaapkamer sluipen) en daverende lachsalvo’s (letterlijk onderbroekenlol) op.
Daar kunnen, willen en mogen christelijke broeders en zusters niet naar kijken. Gelukkig was meneer Dupker aardig op de hoogte van het aanbod van de Nederlands Centrale voor Amateurtoneel in Maarssen. Hij kwam ervandaan met een geheide publiekstrekker, Muggen om de kaars. Drie oudere heren zoeken een huishoudster, wijzen een hele stoet kandidaten af en worden vervolgens alle drie verliefd op die ene – die hen vervolgens bedriegt en er met de kostbaarheden van de heren vandoor gaat.
Er kwam geen buitenechtelijke relatie of driehoeksverhouding aan te pas. Zei Dupker, hoewel alle drie de heren wel afzonderlijk een afspraakje met de huishoudster maakten.
Trillend van de zenuwen stonden wij in de coulissen te wachten tijdens de grote feestavond van de zondagsschoolcommissie in een bijgebouw van de Noorderkerk aan de Heijermansstraat. De uitvoering werd een groot succes. Niet in het minst dankzij de schmierende Jaap, die er in z’n eentje voor zorgde dat het stuk twintig minuten langer duurde dan gepland, maar die dan ook talloze open doekjes kreeg.
Euforisch begonnen we aan de ‘nazit’. Voorzitter Lo Wijngaard* kwam ons persoonlijk feliciteren met ons prachtige spel, onze rolkennis, de fantastische decors en onze schitterende kleding. Dit moest een vast nummer worden op de jaarlijkse bijeenkomst voor de vrijwilligers. Zeg het niet tegen Mathilde, het tweede stuk dat we, een jaar later, presenteerden, was al net zo’n succes. Ik werd bij dat stuk gekoppeld aan een aantrekkelijke jongedame, met wie ik naderhand getrouwd ben – dat is bij het toneel geen uitzondering.
Maar uiteindelijk werd de toneelafdeling van de zondagsschoolcommissie het slachtoffer van haar eigen succes. Meneer Dupker vond opnieuw een stuk zonder ook maar het geringste vermoeden van buitenechtelijke seks, Op ’n mooie dag in mei. Vol enthousiasme begonnen we de tekst uit het hoofd te leren. Iedereen was enthousiast.
Iedereen, behalve het bestuur van de zondagsschool. Zonder dat wij het wisten, werd ‘de toneelgroep’ op de agenda van het bestuur gezet. Het was niet de bedoeling dat er zoveel tijd en energie werd gestoken in toneelspelen, vond een meerderheid van de bestuursleden. Het doel van de zondagsschool immers is niet toneelspelen, maar evangeliseren: de blijde boodschap uit de Bijbel overbrengen aan de kinderen.
Op ’n mooie dag in mei is nooit opgevoerd.
Ondanks deze teleurstelling trouwde ik een jaar later met mijn meisje van de toneelvereniging.
In de Zaanstreek waren van oudsher flink wat toneelgezelschappen actief, soms van een hoog niveau, zoals Rhetorica – dat bestaat nog altijd – en ZVT uit Zaandam. De regionale kranten stuurden er hun beste recensenten op af, zoals W.P. Groot van De Zaanlander, die er uitgebreid over schreven.
Er waren ook heel wat kleinere gezelschappen, waarvan de leden zelf van thuis hun tafellakens, plastic bloemen en ingelijste landschapjes moesten meenemen om het toneel aan te kleden voor een voorstelling. Volgens Zaanwiki werd in 1975 de overkoepelende organisatie van amateur-toneelverenigingen ZCA opgerichte, waarbij zich alle twintig in de Zaanstreek spelende gezelschappen aansloten. Dat centrum is ter ziele gegaan na het overlijden, vijf jaar geleden, van regisseur Lee van Herk. De functie van Zaans platform voor het amateurtoneel is min of meer overgenomen door Theatermijn, een collectief van een aantal professionele medewerkers, dat zich naast het ondersteunen van het amateurtoneel bezighoudt met een jeugdtheaterschool en onderwijsprojecten. Theatermijn schat het aantal Zaanse amateurtoneelclubs nu op veertien. In kleine gemeenschappen leeft het amateurtoneel vaak nog volop. Eensgezindheid, het gezelschap uit Oostknollendam, vierde afgelopen september zelfs het 125-jarig bestaan, ter gelegenheid waarvan tweemaal in het dorpshuis de ‘kraakheldere komedie’ De Schoonmaaksters werd opgevoerd. Dat zijn vast twee uitverkochte zalen geworden.
* In de eerste versie stond Lo van Wijngaarden, na een tip van een scherpe lezer is dat rechtgezet: Lo Wijngaard.
De naam van de Boaz-voorzitter en.later van het Gereformeerd kerkkoor (o.l.v. Jan Pasveer) was Lo Wijngaard, zonder -en.
Ger, je hebt helemaal gelijk. Van jouw chef streekredactie bij De Typhoon Klaas Pot (of was hij toch chef stad?) leerde ik indertijd dat het belangrijkste in een verhaal was dat je de namen van de betrokkenen nauwkeurig opschreef. Goed dat Klaas dit niet meer hoeft mee te maken.
Hoi Martin, achteraf vond ik het wat flauw om zo'n reactie op zo'n mooi opgeschreven stuk te lezen. Maar jouw tikkie terug was dik in orde.
Je kunt mij tot de min of meer trouwe lezers van jouw bijdragen in De Orkaan rekenen, ook al omdat ze voor mij herinneringen oproepen. Zo fietste ik als 11-jarige naar de Koger Vioolstraat om vervolgens samen met broer Siem naar het Zaanlands in de Westzijde te fietsen. De naam van broer Jelte kwam ik tegen o.a. door zijn onderzoek naar en schrijven over Wereldoorlog II.
Weer een geweldig verhaal van Martin. Voor mij heel herkenbaar, trillend van de zenuwen achter de coulissen wachten tot de aanvang van het stuk.Sommige spelers zeiden dan wel eens "Warom doe ik dit, ik stop ermee, ik doe het nooit meer. Ook het schmieren .Jaren geleden hadden we bij onze club Herleving in Westzaan Aart Sluis ,een geweldige speler maar als hij zij tekst niet helemaal meer wist maakte hij er een draai aan en verzon er van alles bij . Het publiek lag dubbel, maar als tegenspeler wist je je soms geen raad en wat je moest zeggen. En dan op maandag in de krant de recensies. Zelfs twee, in de Zaanlander en deTyphoon. Ik herinner me W.P.Groot, Maya mulder, Saskia Nassenstein.
Nu helemaal niets meer, of het moet een speciale jubileum voorstelling zijn zoals in 2015 hier in Westzaan Buus en Buur over de timmerwinkel van Dirk Mes. Ik heb overigens ook op de zondagschool gezeten, bij de Hervormden aan de Klaas Katerstraat in de Ireneschool. Ik herinner me meester Ben Klomp en H.van der Berg en Pieter Ruig.
Hallo Martin, wat een ontzettend leuk stukje. Jaap en Stien Schot waren vrienden van mijn ouders en ook ik bewaar warme herinneringen aan hen. De zondagschool is mij ook bekend, dankzij ome Jaap ging ik daar ook naar toe hoewel mijn ouders geen aanhangers van een geloof waren. Bewaar ook daar mooie herinneringen aan. Top, een stukje jeugd sentiment
De zondagsschool was er juist voor kinderen zoals jij: de bedoeling was immers jongens en meisjes te bekeren. Misschien is dat 'oom Jaap' toch een beetje gelukt?