Corresponderen in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Als wij waren aangekomen in het christelijk jeugdoord op de Veluwezoom waar wij onze vakantie gingen doorbrengen, was het eerste wat wij deden een kaartje naar huis schrijven dat alles goed was. Tegenwoordig is het treurig gesteld met het prachtige ambacht met pen en papier.
Maar er is hoop: mijn kleindochter is verplicht brieven te schrijven vanaf haar vakantieadres. En ik schrijf aan Juliet.
Door Martin Rep
Mijn kleindochter Juliet van twaalf gaat anderhalve week naar een wat zij noemt ‘christenkamp’ bij Burg-Reuland in Duitstalig België. De mobieltjes mogen niet mee, de kinderen zijn verplicht minstens één brief naar huis te sturen. Ogenblikkelijk zit ik vol sympathie voor de organisatie, die de kinderen de waarde van papier, pen en postzegel weer gaat bijbrengen. Juliet verzamelt zo veel adressen als ze kan. Alle ooms, tantes, opa’s en oma’s krijgen een brief van haar; die houdt geen tijd over om te spelen.
De eerste brief doe ik, net als oma, al op de dag na haar vertrek op de post. Ik moet er nog een hele wandeling voor maken, want onze oude brievenbus in Bussum is verdwenen. Ik had trouwens best nog 24 uur kunnen wachten, want de brievenbus wordt pas de volgende dag, maandag om 17.00 uur, gelicht. De posterijen concurreren zichzelf weg. Maar dat zal Juliet niet zo’n probleem vinden.
Het geeft mij tijd genoeg om na te denken over wat ik haar in de volgende brief zal schrijven, want opa en oma maken niet zo gek veel mee, afgezien van een avondje mahjong zo nu en dan. Ik zou haar kunnen schrijven hoe wij vroeger op vakantie gingen en bijna dagelijks brieven en briefkaarten naar huis schreven. Mijn vriend Rob Berghege en ik gingen in onze vlegeljaren een aantal jaren achter elkaar naar het christelijk vakantiecentrum Rhederoord op de Veluwe. Net als Juliet nu, waren wij verplicht een ansichtkaart naar huis te sturen en dat deden we meteen de eerste avond al, dan was je daarvan af.
‘Goed aangekomen, liefs, Martin’, schreef ik in het voor de tekst bedoelde hoekje. Dat was ook ongeveer het maximaal aantal woorden dat je daar kwijt kon. Als je een paar woorden over de limiet ging, werd dat door de posterijen genadeloos opgemerkt en kon je strafporto krijgen. Bakvissen (wat zijn dat?) die elkaar kaarten stuurden, omzeilden de strenge PTT-regels door onder de naam van de afzender de code ZOP te schrijven. ZOP betekende Zie Onder Postzegel. De ontvanger moest dan de postzegel losweken (houd de ansichtkaart een tijdje boven een stomende fluitketel) en daar kon ze dan de in minuscule letters geschreven boodschap lezen.
Wij vonden dat maximumaantal woorden niet zo’n bezwaar, want wij waren toch al niet van plan het thuisfront gedetailleerd op de hoogte te houden van onze vorderingen om meiden te scoren. Want dat was onze belangrijkste motivatie voor het verblijf in Rhederoord: een meisje versieren.
Een enkele keer schreef ik mijn vader een tweede brief. Dat gebeurde met name als ik door mijn vakantiegeld heen dreigde te raken. Het extra tientje dat ik hem vroeg en dat ik beloofde terug te betalen door middel van een korting op mijn zakgeld, kwam per ommegaande. Mijn vader had voor de zekerheid om het tientje een stukje zilverpapier gevouwen, want het gerucht ging dat de PTT de brieven doorlichtte om te kijken of er niet stiekem geld per brief werd verstuurd, want dat was verboden en mocht alleen aangetekend.
Cul-de-Sac
Toen ik getrouwd was, stuurden Dicky en ik vanaf de camping in Frankrijk ook meteen de eerste dag een kaart naar Zaandam om onze ouders te melden dat de kinderen en wij veilig waren aangekomen in Cul-de-Sac sur Pistache en dat we nu volop gingen genieten. De kaarten arriveerden in Zaandam ongeveer op hetzelfde moment dat wij bij Wuustwezel het vaderland weer binnenreden. Dicky vond het in verband daarmee nodig elke week even met haar moeder te bellen. Voor een dergelijk telefoongesprek moesten we een ochtend uittrekken. Eerst reden we naar het dichtstbijzijnde dorp met een postkantoor. Daar meldden we ons aan het loket. We dienden ons verzoek in, schreven het gewenste telefoonnummer op een briefje en mochten plaatsnemen op een bankje.
Na enige tijd werd er geroepen vanaf het loket. “Monsieur Rep? Le cabine numéro 3!” We propten ons met z’n allen in een telefooncel die was bekleed met zachtboard, waar honderden telefoonnummers op stonden gekladderd. Het was er warm en benauwd en rook naar knoflook en Gauloises. Dicky pakte de hoorn en ja hoor: of haar moeder niet in de Kepplerstraat maar pal naast haar stond, een wonder der techniek.
Geen ijsje
Na drie minuten begon ik zenuwachtig te gebaren. Maar zo makkelijk was het niet om Dicky’s moeder af te remmen. Zij wilde eerst nog even het weer in Zaandam bespreken. Dat duurde nog eens twee minuten. Aan het loket moesten we 38 franc afrekenen, grofweg 12,50 gulden. Geen ijsje voor de kinderen vandaag.
Ik vond, en vind nog steeds, telefoneren een armzalig alternatief voor een mooie brief. Brieven schrijven is een passie die ik lang heb gekoesterd, bij voorkeur met een vulpen. Toen Dicky tijdens onze verkering voor haar opleiding tot kraamverzorgster naar een internaat in Aerdenhout moest, schreef ik haar er minstens drie per week. Haar kamergenootjes verdrongen zich om haar als ze er een kreeg, want ik maakte er complete kunstwerken van. Zo kon ik een brief tot legpuzzel verknippen, ik kon er een schrijven op lange stroken papier die ik vervolgens tot een muizentrappetje vouwde. Ik schreef op minuscule stukjes papier waarvan ze zelf op volgorde mocht uitzoeken. Ik schreef ze in geheimschrift. Spiegelschrift. Ik schreef er een met citroen, die pas leesbaar zou worden als je ‘m boven een kaarsvlam hield (wat niet werkte). Ik schreef haar gedichten (die nooit aan de openbaarheid mogen worden prijsgegeven).
Het meisje waarop ik tijdens mijn vakantie in Rhederoord verliefd werd, heeft nog jarenlang mijn brieven ontvangen, zelfs toen we beiden allang getrouwd waren en de liefde voorbij was. Ik kan het nog steeds niet niet over mijn hart verkrijgen ze weg te gooien. Ik denk dat ik dat tientje dat ik destijds van mijn vader leende, heb uitgegeven aan ijsjes voor haar.
Er zijn nog maar weinig mensen met wie ik correspondeer door middel van pen, papier en postzegel. Ik mis het. Wie mij vandaag een brief stuurt – het hoeft niet eens met een vulpen gedaan te zijn – krijgt per ommegaande een brief van mij terug van minstens twee kantjes.
Ik hoop dat Juliet aan haar verblijf op het christenkamp een liefde voor brieven schrijven zal overhouden. Het zal haar leven verrijken. In ieder geval heeft het haar verblijf op de kampeerboerderij draaglijk helpen maken. Het is heerlijk met tranen van heimwee en verlangen in je ogen een brief te schrijven.
Lieve Juliet. Ik heb dit verhaal speciaal voor jou geschreven. Want vond je ervan deze brief, in een enveloppe met een klompenpostzegel erop, te ontvangen? Ik hoop dat de post er niet te lang over doet. Je woont maar op vijf minuten fietsen bij opa en oma vandaan, maar de post heeft een heel andere tijdrekening, dus het kan wel een paar dagen duren. Ik sluit een postzegel bij, zodat je mij snel kunt terugschrijven.
Liefs,
Opa Martin
In 1985 zwierf ik met een vriendin door India, Nepal, Thailand en Indonesië. Via superdunne vellen luchtpostpapier hielden we contact met thuis. Wat was het elke keer spannend om in het GPO (General Post Office) van de stad waar we waren te vragen of er wellicht in het vak met de eerste letter van je achternaam een brief voor je lag. In haar en mijn geval was dat vaak zo. Ik had destijds een vriendje dat mij wekelijks schreef en steevast het cryptogram uit de Volkskrant mee stuurde. En omdat ik weet hoe fijn het is om af en toe echte post te ontvangen stuur ik nog regelmatig kaartjes naar vrienden. Ik wil jou ook best schrijven, Martin. Alleen, waarheen?
Ook ik schreef jarenlang op luchtpostpapier: 1 à 2 keer per maand lange epistels naar mijn ouders, die 7 maanden in Spanje verbleven. Dat is zo'n 30 jaar geleden, dochter Noortje was twee toen mijn ouders met die lange overwinteringsperiodes begonnen. Ondertussen waren onze kinderen best wel verdrietig dat we niet naar opa en oma konden, en om de band tussen grootouders en kleinkinderen in stand te houden, liet ik hen regelmatig ook lang met hen bellen - toen nog best duur.
Maar schrijven over het wel en wee van de kinderen deed ik heel graag en trouw, en ik had altijd gedacht dat ik die brieven ooit wel weer eens terug zou kunnen lezen. Maar wat schetste mijn verbazing een paar jaar geleden? Mijn lieve opruimerige mamsje had al mijn brieven weggedaan/weggegooid. Ze zweert van niet, maar ik ken haar een beetje, en in hun hele huis is geen luchtpostbrief meer te vinden. En dat vind ik toch jammer!!!
Gelukkig heb ik de brieven van mijn ouders wel bewaard, en daarin is uit reacties op wat ik hen schreef, soms nog terug te halen hoe ons leven er toen uitzag...
Dag Marene - Mijn adres vind je op mijn website www.martinrep.nl
"De posterijen concurreren zichzelf weg",lees ik. Van het indrukwekkende, degelijke bedrijf dat Staatsbedrijf der PTT heette is inderdaad niks meer over. Dat heet vooruitgang.
Ik meen dat je inderdaad slechts 5 woorden op een ansichtkaart mocht schrijven. De port was dan ook goedkoper dan port voor een brief.Mooi verhaal,leuke foto bij die fraaie brievenbus.
Min acht zo te zien.
Heb ik ook.
Kon je gewoon de kunstnijverheidschool mee doen vroeger.
Frankrijk,
wie kent Jo Kessel?
Oerjuf.
Mooi stuk.
En ik waardeer de liefde voor de vulpen.