Je loopt te genieten van de natuur en staat opeens oog-in-oog met een razende hond. Het derde deel in mijn serie over de honden in mijn leven: Hoe onschuldige wandelaars op het platteland het leven zuur wordt gemaakt maar toch kunnen overleven dankzij een piep van 25 duizend Herz.
Door Martin Rep
Opeens stokte het genoeglijke gesprek tussen broer J. en mij. Net waren we nog rustig aan het wandelen, de gids van de Vlaanderenroute, de GR 128, in de hand. We waren beland in de buurt van Dendermonde, zodat het gesprek als vanzelf op het Ros Beyaart en de Vier Heemskinderen was gekomen. Een mooie dag in mei, lekker voorjaarsweer. Rondom ons ruisten de takken van het Vlaamse bos. Vóór ons werd het lichter, we lieten we de laatste bomen achter ons.
Dat was het moment dat we in de verte honden woedend hoorden aanslaan en ons gesprek stilviel.
Wat hadden wij misdaan? Twee vreedzame Hollandse wandelaars, gasten in het mooie België, die niets kwaads in de zin hadden. Toch klonk daar het nijdige blaffen van honden, om iedereen te waarschuwen dat er criminelen op weg waren naar hun dorp.
Ach, zo besloten we na enig aarzelen: die honden zullen wel achter een stevig hek zitten. Toch vertraagden we onze pas. We waren er niet op gebrand al te snel kennis te maken met de honden, veilig hek of niet. En we hadden al gezien dat ons pad pal langs die afrastering liep.
Broer J. en ik hadden ongeveer dezelfde levenshouding ten opzichte van honden. Die kwam erop neer dat een wereld zonder honden een betere wereld is. Niet dat we bang van honden waren, verre van dat, maar we hadden ze gewoon liever niet.
Inmiddels zagen we het wit in de woedende ogen van de beesten. Ze renden heen en weer, inderdaad gelukkig achter een hek dat er stevig uitzag. Automatisch hielden we een zo normaal mogelijk tempo aan. Vooral niet opeens versnellen; daardoor zou de dieren extra woedend kunnen worden en proberen over de heining te klauteren.
We kwamen er zonder kleerscheuren langs en belandden direct daarna op de hoofdbaan in het dorp. Pal naast de kerk – waar anders? – was een cafeetje, waar we ons eerste kopje koffie van die dag namen.
“Waarom heb je je Dazer niet meegenomen?”, vroeg ik broer J., een voorzichtig slokje van het hete vocht nemend.
Een goede aankoop in de Kijkshop
De Dazer was een apparaat dat J. had gekocht na een helletocht door Twente, inmiddels jaren geleden. Nergens waren we zo belaagd als daar. De ene boerenhoeve met woedende honden hadden we nog niet gepasseerd of de volgende diende zich alweer aan. De hond op Erf A kondigde onze komst alvast aan bij zijn soortgenoot op Erf B, die op zijn beurt zijn vrienden op Erf C weer inseinde, enzovoort. De dieren, overtuigde voorvechters van zinloos geweld, hielden ons grommend en blaffend in de gaten als wij de boerderij van het baasje passeerden. Dat ondertussen auto’s, met wie weet wat voor inbrekers- of wapentuig in de kofferbak, voorbij reden, interesseerden de beesten niet. Daadwerkelijk aangevlogen zijn we nooit op onze wandeltochten, wel joegen de beesten op boerenerven ons voortdurend schrik aan.
Een jaar na die barre tocht door Twente wandelden we bij Nijmegen over de Waaldijk, richting Slijk-Ewijk. Ten behoeve van de lezers van De Orkaan had ik hier ook kunnen schrijven dat we in Wormer de Zaan waren overgestoken en onze weg vervolgden richting Weromeri. Geen hond die erachter zou zijn gekomen, en de redactie zou blij geweest zijn met dit Zaanse accent in een verhaal dat zich geheel buiten de regio afspeelt. Maar ik schrijf nu eenmaal altijd de zuivere waarheid en ga niet om mijn broodheer te plezieren leugens verspreiden. Nee, het was langs de Waaldijk dat wij we een hond hoorden aanslaan. Maar ditmaal waren we goed voorbereid.
Broer J. had zich een paar maanden eerder bij de Kijkshop een Dazer aangeschaft, een grijs blokje plastic dat een piep van 25 duizend Hertz produceert. Een geluid dat zo onaangenaam is voor honden dat ze gelijk op de vlucht slaan. Het kostte wat, maar dan had je ook wat.
We kregen inderdaad waar voor ons geld. Bij het naderen van de boerennering onder aan de dijk haalde J. het blokje uit zijn rugzak en drukte een schakelaar in. Het resultaat was verbluffend. De zojuist nog agressieve hond staakte zijn geblaf, hij keek verwilderd om zich heen en liep weg. Rustig voortpratend over zaken die ons bezighielden, wandelden wij verder. We keken al haast uit naar de volgende boerderij-met-waakhond.
Er waren dat jaar helaas maar weinig agressieve honden die ons onschuldige wandelaars belaagden, maar elke ontmoeting werd haast een feest. Op de laatste dag van onze tocht, we waren de Duitse grens al genaderd, richtte J. de Dazer ook een paar keer zomaar voor de gein op kleine onschuldige honden die rustig laten te slapen. Die werden meteen wakker, sprongen op en maakten dat ze wegkwamen.
Zielig? Ach, wat nou zielig. Onschuldige wandelaars belagen, dàt is pas zielig.
Slecht nieuws voor mijn broer…
Ondertussen hadden we onze koffie op en had ik slecht nieuws voor broer J. Ik had de kaart bestudeerd en ontdekt dat we ergens in het bos een verkeerd pad hadden genomen. We moesten terug, opnieuw dus langs die honden.
De dieren werden gek van razernij toen ze ons opnieuw zagen naderen, ze wisten nu zeker dat we niet te vertrouwen waren. Wij van onze kant wisten nu dat de beesten niet door een gat in de omheining konden kruipen. Ik stookte ze zelfs een beetje op toen we voorbij liepen. Dat zou ze leren.
Dit is deel 3 in een korte serie over mijn hondenlevens. Lees ook:
Een stuk naar mijn hart Martin! Wij zijn ook eens achterna gezeten toen we door Hongarije fietsten. Het was aan het eind van de dag, we waren moe en een beetje verdwaald. Van het ene op het andere moment werden we achterna gezeten door bloeddorstige honden. Nog nooit in mijn leven zo hard gefietst (nee, niet op een e-bike). Ik had maar één gedachte "ik wil mijn leven niet eindigen op het platteland van Hongarije". Als ik je stuk lees komen alle emoties weer naar boven. Overigens ben ik geen hondenhater hoor als ze maar opgevoed zijn....