Deze week vijf jaar geleden overleed mijn schoonzuster Gerda Mantel. Herinneringen aan een moeder van talrijke kinderen, die ten slotte verdwaalde in haar eigen herinneringen.
Door Martin Rep
Talloze velletjes met notities, flarden uit het verleden. Mijn schoonzuster Gerda Mantel schreef haar herinneringen op als ze haar binnenvielen. Geheugensteuntjes om er ooit wat mee te doen. Haar herinneringen wilde ze vastleggen, ze noteerde ijverig dingen die ze hoorde van anderen, dingen die zich in haar jeugd hadden afgespeeld. Ze vond het heerlijk om herinneringen aan haar jeugd in Enkhuizen op te halen en te bladeren in fotoboeken. Kind in Enkhuizen, bakvis – wie gebruikt dat woord nog, Gerda zou het wel mooi hebben gevonden – in Zaandam, moeder in Krommenie, oma in Assendelft.
Een leven op de achtergrond als vele andere. Maar tegelijkertijd een heel bijzonder leven. Hoeveel kinderen in de Zaanstreek zal zij geboren hebben zien worden, hoeveel jonge moedertjes (en vaders) zal zij hebben bijgestaan in de eerste dagen van die meest bijzondere tijd van hun leven, als je voor het eerst een kind krijgt? Gerda werkte bij de kraamzorg in de Zaanstreek en reed met haar auto van hot naar haar, van Zaandam naar Wormerveer, van Westzaan naar Jisp. Ze kwam in gezinnen van Turkse, Antilliaanse, Marokkaanse en oh ja, Nederlandse komaf. Waar ze soms een pistool kon aantreffen als ze in de keukenkast zocht naar de babyfles. Maar altijd met gezellige verhalen thuiskwam als ze weer bij zo’n enig gezin had gewerkt.
Gerda was de oudste zus van mijn Dicky. Haar ouders waren niet altijd even makkelijk en het botste weleens in de tijd dat ze begon te puberen. Van wat zij met veel moeite voor elkaar kreeg, profiteerde haar jongere zus. Gerda was de ijsbreker, Dicky dobberde er in haar bootje vrolijk achteraan. Ook Gerda’s verkering werd thuis met de nodige reserves ontvangen. Wie was die rare man, die hier komt binnendringen in ons ideale gezin van vader, moeder en twee meiden die beschermd moeten worden? Gerda kreeg genoeg van de dagelijkse strijd en ging wonen op kamers aan de Laan der Vrijheid in Zaandam. Vanuit haar hokje kon ze bijna haar vader zien op zijn achtererf aan de Willem Brinkmanstraat als hij de konijnen en de kippen voerde. Ze vocht tegen haar tranen en nam zich voor: nooit, nooit zal ik zo hardvochtig optreden tegen mijn eigen kinderen als ik die ooit mag krijgen.
Die kinderen kreeg ze. Honderden kinderen dankzij haar werk in de kraam, maar vooral haar drie eigen kinderen. De eerste twee in de Krugerstraat in de Transvaalbuurt in Zaandam, waar haar ouders hun neus voor ophaalden, de derde in Krommenie.
De kinderen overbrugden de kloof tussen Gerda en haar ouders. Langzaamaan ging het steeds beter, vooral met haar vader – wat was het jammer toen die al overleed op 63-jarige leeftijd voordat haar zoon, zijn eerste mannelijke nazaat, werd geboren. En, hoezeer haar eigen kinderen ook puberden, Gerda omarmde hen natuurlijk zoals iedere liefhebbende moeder dat doet: vol liefde en zonder het geringste spoortje hardvochtigheid.
De kinderen en de familie waren haar troost. De relatie met haar moeder bleef een teer punt. De warmte kwam van één kant, en dat was niet die van de Willem Brinkmanstraat. Tot het fout begon te gaan met Antje, haar moeder. Die opeens bezocht werd door de geesten van haar man en haar moeder. Die bij nacht en ontij met haar dochters begon te bellen en hun vroeg waar oma toch gebleven was, oma die immers bij haar logeerde.
Gerda, zelf inmiddels liefdevol oma, kende geen rancune. Al was het moeilijk voor haar, ze logeerde ’s nachts bij haar moeder om haar angsten te verdrijven. Het kind werd de moeder, de moeder werd het kind. Haar moeder was de ruzies vergeten, voor even werden dochter en moeder weer vriendinnen. Ik bewonderde Gerda er om. Ze bleef haar moeder opzoeken, ook toen die in Oostergouw werd opgenomen, waar ze anderhalf jaar later overleed. Met een auto vol ballons reden we allemaal om Antje naar haar laatste rustplaats te brengen in Enkhuizen. Juist de stad waarvan Gerda haar herinneringen koesterde.
Gerda zocht er mensen op, was nieuwsgierig naar buren en vrienden van vroeger. Ze maakte notities. Waar ze in begon te verdwalen. Wat was het eerste moment dat we ons daar zorgen over begonnen te maken? Dat die herinneringen niet alleen flarden van toen waren, maar ook fragmenten van haar eigen haperende geheugen? Pas zes jaar nadat ze haar eigen dementerende moeder had begraven, begonnen bij haar de verschijnselen onmiskenbaar te worden.
Zelden heeft een familie zo om een liefhebbende moeder heen gestaan als de man, de kinderen en de kleinkinderen van Gerda. Er werden nog vakanties gemaakt naar plaatsen vol herinneringen waarvan Gerda volop kon genieten. Tot zij steeds meer wegkwijnde, de noties onbegrijpelijk werden en door niemand meer gelezen.
Ik heb niet gesproken bij haar begrafenis. Die taak was weggelegd voor Dicky, die haar oudste en enige zuster verloor. Ik was maar van de koude kant, zou Gerda zelf gezegd hebben. Maar die dag is nu vijf jaar geleden. Tijd om stil te staan bij deze bijzondere vrouw. En stil te staan bij de herinneringen aan haar. Al die herinneringen.
Beste Martin,
Ik kende Gerda niet maar nu wel een beetje. Wat heeft u een prachtig verhaal geschreven om haar te gedenken ! Chapo !
Dank je, Lydia. Dat is een mooi compliment.
Mooi IM over je schoonzus, ondanks koude moeder toch een heel warm en compleet mens geworden, moedig haar eigen weg gekozen, zo jammer dat zij al jong dementeerde.
Gerda Mantel!
Ik dacht vorige week nog aan haar, zij was er toen mijn broertje geboren werd in 1965. Zo lief en goed! En toen,tot mijn grote verrassing stond ze aan mijn bed in 1988. Ze kwam kramen bij mijn eerste zoon!! Zo vertrouwd, zo fijn en zo goed! Mijn ouders en ik genoten!
Wat is dit fijn te lezen Linda.
(Dochter van Gerda)
In mijn "Ulotijd" fietste ik dagelijks met Gerda en Fien Rauchbaar naar school.
Gerda altijd vol dwaze invallen en veel gekakel op weg naar de Groen van Prinstererulo. Bij de grboorte van mijn oudste kwam Dickh als kraamhulp, nog in opleiding. Was een heerlijke week!