Op Oudejaarsavond 1995 vond de laatste kerkdienst plaats in de Zuiderkerk in Zaandam. Het doet Albert Brinkman na al die jaren nog steeds pijn. “Zonder enig respect voor het verleden ging de slopershamer erin.”
Minstens één per dag kijkt Zaandammer Albert Brinkman (72) naar de overkant van het water vlak bij zijn huis. Bijna elke keer wordt hij dan opnieuw boos.
Door Martin Rep
“Zie je het?” We staan op het parkeerterreintje vlak bij zijn huis aan de Boendermaker. Hij wijst.
Het appartementencomplex waar we naar kijken, bestaat zo te zien uit keurige seniorenwoningen. Maar Albert en ik denken alle twee terug aan wat daar ooit stond op die plek. De gereformeerde kerk waar de gezamenlijke geschiedenis van Albert en mij begon.
De kerk is verdwenen. Niks bijzonders. Er worden zoveel kerken gesloopt, of omgebouwd tot expositieruimte, tapijthal of appartementencomplex. Maar toch deed het pijn. En doet het nog steeds pijn.
Albert maakte op 31 december 1995 de laatste dienst mee in de Zuiderkerk. Hij laat me de foto’s zien die hij schoot tijdens die oudejaarsdienst. Ik had verwacht dat het godshuis bij die bijzondere gelegenheid wel vol zou zitten, maar op de foto’s zie ik maar een handjevol mensen. Waar zal dominee H. Favier over gepreekt hebben? Geen idee. De dienst werd begeleid door een muziekgroep, lees ik in de liturgie van de dienst die Albert heeft bewaard. Wat zal de gemeente hebben gezongen? Dat kan ik wel raden. Er zijn maar heel weinige christelijke gezangen gewijd aan de jaarwisseling. De bekendste is ‘Uren, dagen, maanden, jaren’.
Uren, dagen, maanden, jaren
Vliegen als een schaduw heen;
Ach! wij vinden, waar wij staren,
Niets bestendigs hier beneên!
Op den weg, dien wij betreden,
Staat geen voetstap, die beklijft:
Al het heden wordt verleden,
Schoon ’t ons toegerekend blijft
Zelf heb ik nooit zo’n oudejaarsdienst bijgewoond. We moesten elke zondag al naar de kerk en natuurlijk op eerste kerstdag, maar de dienst op oudejaarsavond was niet verplicht. Vroeger was mijn moeder de enige uit ons gezin die ging. Mijn vader was nog druk bezig met de dagopbrengst van de winkel in de boeken te verwerken als moeder klaar was met het oliebollen bakken. Ze deed haar schort uit en een nette jurk aan en maakte de korte fietstocht van de Meidoornstraat naar de Zuiderkerk. Als ze terugkwam, vertelde ze steevast dat er een oliebollenlucht in de kerk had gehangen; zij was niet de enige die net achter het fornuis vandaan kwam. De appelbeignets en oliebollen verschenen nu op tafel, de draadomroep werd aangezet.
Moeder vertelde ondertussen wie er waren geweest in de kerk en wie ze had gemist. Ik hoefde niet naar zo’n dienst om te weten hoe het eraan toe ging. Er werd gedankt voor het behoud van de gemeente het afgelopen jaar, voor het koningshuis, voor onze regeringsleiders en voor de zendelingen die Gods Woord verkondigden in arme landen. Er werd gebeden voor vrede in een onrustige wereld en om sterkte en geloof bij ziekte en vervolging. Natuurlijk werd er gecollecteerd; vóór in de kerk, naast de preekstoel, hingen de collectezakjes klaar.
Ouderlingzwart fluweel, waar met zilverkleurig garen de letter D K E op waren geborduurd. De inhoud was bestemd voor respectievelijk Diaconie (het sociale werk van de kerk), Kerk en Eredienst. Na de preek, als het orgelspel werd ingezet, gingen de diakenen met die zakjes de kerk in. Ze werden doorgegeven, iedere kerkganger stopte er wat in. Er wordt flink geofferd, gereformeerden hebben een ruime hand van geven voor hun kerk. Zelfs de opbrengst van de allerlaatste dienst in de Zuiderkerk viel niet tegen. Albert Brinkman laat me het kasboek zien dat tot op de laatste dag in 1995 is bijgehouden. Er werd 640,15 gulden opgehaald, niet gek voor zo’n mager bezette dienst.
De gemeenschappelijke geschiedenis van Albert en mij begint in 1965. Ik ben negentien jaar, Albert is zestien. Wij zijn beiden lid van jongerenclub ‘Ichthus’, die elke vrijdagavond bijeenkomt in een van de lokalen van de kerk. Jongens en meisjes discussiëren er ernstig over bijbelse en maatschappelijke onderwerpen, maar houden tijd genoeg over om er ook verkering te krijgen. Aan de zondagse kerkdiensten heb ik een broertje dood, maar de jongerenclub beschouw ik als een warm bad. We praten over actuele onderwerpen als de oecumene (samenwerking tussen de kerken), abortus, over Israël, over The Beatles (daar houd ik een inleiding over), het socialisme en pacifisme.
Het gezin Brinkman woont in de Albardastraat in de Vijfhoek, tot verdriet van Albert (“wat een rotbuurt!”, zegt hij nu nog uit de grond van zijn hart). Net als ik vindt hij het meisje van zijn leven op de jongerenclub. Hij en Laurette trouwen in 1973 en gaan wonen aan de Zuidervaart, waar zijn werkgever Bruynzeel over enkele woningen beschikt; later verhuist het stel naar de IJdoorn (“tien hoog”) en uiteindelijk naar de Boendermaker. Zijn huis staat bijna recht tegenover de Zuiderkerk. Albert heeft niet zo veel met die kerk, maar daarover straks meer.
Inmiddels ben ik Albert uit het oog verloren. Ik ben verhuisd in 1970 uit de Zaanstreek en zal hem pas bijna een halve eeuw later weer tegenkomen. Dat gebeurt in het Gemeentearchief van Zaanstad. Hij heeft een groot deel van het archief van Bruynzeel overgedragen. Begin jaren tachtig heeft hij als lid van de Ondernemingsraad de teloorgang en het faillissement van het houtverwerkende bedrijf van nabij meegemaakt. Naast zijn werk in de deurenfabriek ontwikkelde hij zich als bestuurder. Zijn talent daarvoor ontdekte hij bij de kerkelijke jeugdvereniging, wat ook precies de bedoeling was van dergelijke clubs. Hij werd er voorzitter. Jaren later werd hij lid van de KAZ, de Kerkenraad Algemene Zaken van de Zaandamse gereformeerde kerk.
“Je moet eens langskomen bij me”, zei Albert toen we elkaar ontmoetten in het Gemeentearchief, “dan zal ik je eens wat laten zien.” Daarom staan we hier aan de Hanenpadsloot, waar ik als jongetje van negen jaar vergeefs overheen probeerde te piesen. We kijken naar de overkant en denken aan wat ooit was.
Het was niet echt Alberts kerk. De Zuiderkerk was veel te conservatief naar zijn smaak. Laurette en hij kozen voor het Lichtschip, de kerk die in 1972 in Poelenburg werd gebouwd ter vervanging van een houten noodkerkje dat daar eerder had gestaan. Toch had voor hem het Lichtschip niet gebouwd hoeven worden. “De pil was beschikbaar gekomen en de gereformeerde meisjes slikten die ook. Dus die gereformeerde gezinnen groeiden lang niet zo sterk meer als in de jaren daarvoor.” Het Lichtschip was destijds de vijfde gereformeerde kerk in Zaandam, naast de Noorderkerk, de Zuiderkerk, de Stationsstraatkerk en de Vinkenstraatkerk. Vijftig jaar later doet daarvan alleen de Noorderkerk nog dienst als godshuis, voor gereformeerd en hervormd Zaandam samen.
Albert werd lid van de overkoepelende Kerkenraad Algemene Zaken. Zo was hij erbij toen gekozen moest worden: gaan we de Zuiderkerk sluiten of het Lichtschip? De beslissing viel uit in het nadeel van de vergrijsde Zuiderkerk, waar, volgens Albert, niet veel activiteiten meer werden ontplooid. Het gebouw stond vervolgens dik een jaar leeg, het werd aangeboden aan andere kerkgenootschappen, maar er was geen belangstelling voor. Slopen dat gebouw, zei de gemeente Zaanstad, zo’n leegstaand pand trekt krakers aan, ratten, criminaliteit, wie weet steekt iemand de brand erin.
Zo begon, in april 1997, het laatste, treurige hoofdstuk van de kerk, waar Albert nog altijd boos om kan worden. Hij betreurt het dat er totaal niet werd gedacht aan behoud van archief en interieur. “Zonder enig respect voor het verleden ging de slopershamer erin.” Alle kerkdeuren werden vernietigd, de glas-in-loodramen werden er met een slijptol uitgezaagd en op een hoop gegooid.
Albert kon het niet aanzien. Hij pakte zijn fototoestel en legde de sloop van dag tot dag, van uur tot uur vast. Ondertussen redde hij uit de puinhopen wat er te redden viel. Hij laat een tinnen kaarsenstandaard zien die hij vond en die ik meteen herken. Die stond ooit op de avondmaalstafel, voor in de kerk. Hij heeft ook een van de glas-in-loodramen gered, letterlijk uit een van de puinhopen getrokken. ‘Boven staat nog zo’n mooie stoel uit de kerkeraadskamer”, zegt hij. Maar hij heeft geen idee waar de drie kleine klokjes zijn gebleven die hoog aan de voorgevel hingen.
Dat is alles wat er gebleven is van de Zuiderkerk. Een plakboek en herinneringen. Gelukkig hebben we Alberts foto’s nog.
Vanaf de Boendermaker werpt hij elke dag even een blik op het seniorencomplex dat ervoor in de plaats is gekomen. Zo wrijft hij dagelijks in de zere plek.
Bij het zien van de luchtfoto van de Zuiderkerk kwamen er bij mij veel herinneringen naar boven. Ik heb als kind in de Jacob Gorrisstraat op nummer 43 gewoond. Het huis is aan de rechterzijde van de foto te zien, rechts van de brede steeg. Ik heb daar gewoond van 1953 (ik was toen 3 jaar oud tot 1960. Thuis waren wij, zoals vele Zaankanters toen al kerkeloos. Als gezin hadden wij dus niets te zoeken in de Zuiderkerk.
Ik denk dat ik een jaar of negen was en mij op een zondag stierlijk verveelde, toen mijn ouders mij een stuiver gaven om een paar uurtjes naar de zondagschool in de Zuiderkerk te gaan. Ik vond die bijeenkomsten heel bijzonder. Het kerkgebouw maakte op mij als kleine jongen grote indruk. Het zingen van de kerkeliederen was voor mij een probeem, omdat ik uiteraard de teksen niet kende en ook niet begreep waarover ze gingen. Ik playbackte dan wat mee, bang als ik was om betrapt te worden.
Het was tegen Kersttijd dat er op de zondagsschaool kerstcadeutjes werden uitgedeeld, en tot mijn stomme verbazing was er ook een pakje met mijn naam erop. Er zat een kinderboek in, waarvan de inhoud mij nog scherp voor de geest staat. Het ging over een stel jongens, die veel van voetbal hielden. Op een dag schoot de hoofdpersoon een bal door de ruit van een aangrenzende woning. Uiteraard smeerde het clubje jongens hem en thuis gekomen durfde de hoofdperoon niets van het voorval te melden. Na verloop van tijd kreeg de jongen toch spijt en vertelde het voorval aan zijn ouders. Met een milde preek en het betelen van de schade eindigde het boek, waarbij een gerefomeerde eindconclusie miet ontbrak!
Inmiddels woon ik al bijna 50 jaar in de Betuwe tussen Arnhem en Nijmegen. Toch vind ik het leuk om de ontwikkelingen in de Zaanstreek te volgen. Dus medewerkers van de Orkaan, ga door met jullie fantastische werk.
In 1995 was de aandacht voor alternatieven van een kerkgebouw nog niet groot. Hieronder moet je ook de architectonische waarde rekenen, zoals uit het stuk zelf blijkt, niet bij de kerkgenootschappen en ook niet bij de lokale burgerlijke gemeente.
Daar is nu meer aandacht voor meerdere historische aspecten in 2021. Denk hierbij aan Kerkenvisie die door Gemeente Zaanstad is opgepakt en hopelijk meer invulling krijgt. Ook bij de verschillende historische verenigingen is daar meer aandacht voor en zijn zo een soort waakhond geworden. De (lokale) regelgeving wil hier nog wel eens een lastig punt zijn bij de functie verandering van een gebouw
Prima verhaal van Martin, een opmerking op L.Sanders, het was houthandel Terwijl, de schuiten van Middelhoven voeren voorbij naar het noorden deze zat bij de Heijdenstraat vlak voor het Veld Park, in de winter moesten we altijd de vaargeul in de gouw over om in het veld te kunnen komen.Deze geul ging vanaf de zaan, hanenenpadsloot, gouw en werd zolang mogelijk open gehouden.Omdat de motordekschuit niet zoveel vermogen had duurde het open houden niet de hele winter.
Een herkenbare beschrijving van de Zuiderkerk. Ik ben er op de kleuterschool geweest bij juffrouw Jansen. Een hele lieve juf. Tegenover de kerk was houthandel Middelhoven. Het zal in de strenge winter van 1953 zijn geweest, dat ik daar met de spelende kleutergroep van de slee op het ijs werd gelanceerd. Ik landde op mijn voorhoofd en liep een zware hersenschudding op, waarvoor ik een maandlang plat op mijn rug in mijn ledikant in de woonkamer moest liggen.
Ik ging er ook naar de Zondagschool. De kerstvieringen waren prachtig. Een oer conservatieve kerk was het zeker. Het speet mij niet dat mijn ouders de overstap maakten naar de Hervormde Paaskerk. Bedankt voor het delen van je herinneringen, Martin.