Zestig jaar geleden ontmoetten Theo Garritsen en ik elkaar een paar keer als leden van de niet-bestaande band The Squibs. Daarna nooit meer. Nu stuurt hij mij een e-mail waarin hij zijn dood aankondigt. Flitsen uit de microgeschiedenis van een ouwe rocker en mij: ‘Ga door met je stukjes, ik heb er veel plezier aan beleefd.’
Twee weken geleden, vrijdag 28 juni, rolt een zeer onverwachte e-mail mijn in-box binnen: een kennis uit de jaren van de wilde, lange haren kondigt zijn overlijden aan.
‘Om de geschiedenis up-to-date te houden: dit bandlid is eerdaags uitgespeeld vanwege een agressieve kanker. Ga door met je stukjes, ik heb er veel plezier aan beleefd.’
Ik ken de naam van de afzender, die roept meteen herinneringen bij me op. Theo Garritsen. Een kleine zestig jaar geleden, begin 1965, ontmoette ik hem twee, misschien drie keer. Niet lang na die ontmoetingen vertrok hij naar Amsterdam, ik heb hem nooit meer gezien.
Maar omdat Theo nu bijna dood is, omdat hij van mijn stukjes geniet en omdat hij een bijzondere herinnering vertegenwoordigt uit een bijzondere tijd, gun ik hem graag een plekje in mijn Zaanse verhalen.
Theo was een van de bandleden van The Squibs, de Zaanse band die nooit speelde. Vier jongens waren we, aardige jongens, al zeg ik ’t zelf. Alle vier luisterden we ons thuis in de avonduren suf naar Radio Luxemburg, waar je tussen alle storingen door op 208 meter op de middengolf de muziek kon horen van The Beatles, The Yardbirds, The Pretty Things, The Searchers, The Rolling Stones en al die andere bands die op Hilversum 1 en 2 op slechts enkele spaarzame uurtjes te horen waren.
We hadden grootse plannen, we zouden wel eens wat laten zien met onze band, wij vieren. Rob in de eerste plaats natuurlijk. Rob Berghege was de drummer, hij kon dan ook met stokjes, met theelepeltjes, met handen en voeten mee drummen met alles wat hij op de radio hoorde. Hij was ons, de rest, dus al ver voor, je zou hem alleen maar een drumstel hoeven te geven en dan ging ie los. Rob had de schoolbanken al verlaten, hij had op de CTS gezeten, de ambachtsschool zeiden wij nog gewoon terwijl het officieel de P.W. Jedelooschool was, gevestigd in dat mooie gebouw aan de Westzijde in Zaandam.
Rob ging doorleren aan de ETS, de elektrotechnische school in Amsterdam, ‘toen nog gevestigd in het oude zeemanshuis op de kop van de Hoogte Kadijk’ – die laatste wijsheid heb ik van Theo.
Theo Garritsen was een klasgenoot van Rob, die net als hij na de ambachtsschool naar de ETS was gegaan, maar net als hij na een jaar stopte met de opleiding. Het leven zonder huiswerkdruk sprak hun aan. Zo waren ze beland bij het elektrotechnisch bedrijf Tot & Beers, in de woorden van Theo ‘op een ruime tekenzaal met ouderwets een chef tekenkamer op een verhoging, die alles overzag’. Honderdvijftig gulden in de maand kregen ze, ze dachten in het begin dat dat nog heel wat was, maar dat viel eigenlijk al snel behoorlijk tegen. Bovendien kreeg Rob er ruzie omdat hij net als Phil May van The Pretty Things het haar tot de schouders begon te dragen, en tot overmaat van ramp ook diens beruchte T-shirt droeg, met de opdruk ‘USA Olympic Drinking Team’. Hij ging werken bij adviesbureau Schreurs in de Alexander Boersstraat in Amsterdam, vlak bij de redactie van het rock-weekblad Hi-Ha-Hitweek, zodat hij af en toe een glimp kon opvangen van Laurie Langenbach die daar op de telefoon paste.
Rob en ik waren beste vrienden, al vanaf de eerste klas van de lagere school. Terwijl Rob in onze band zou drummen en op de achtergrond blijven, zag ik mijzelf meer op de voorgrond staan, ik zou wel even de zanger worden, want ik was het beste in Engels, ik kende al de halve Top Twenty van Radio Luxemburg uit m’n hoofd, en met wat lessen uit een schriftelijke cursus of desnoods een tijdje op les bij muziekschool Rien Waerts aan de Zuiddijk zou ik de band ook muzikaal goed kunnen leiden. Sologitaar zou ik spelen, voor minder deed ik het niet, in gedachten en op mijn luchtgitaar speelde ik al de riffs na van George Harrison in Roll Over Beethoven.
Van Otto Hogendijk weet ik alleen nog maar dat hij bij mij in de klas zat op de hbs, dat hij net als Rob en ik lang haar had en dat hij graag met ons wilde meedoen. Hij zou slaggitaar gaan spelen. Van Otto zie of hoor ik niks meer, die is verdwenen in de mist der tijden zoals ze dat noemen als we zelf in die mist verdwaald raken.
Het verhaal van The Squibs is snel verteld. Ik heb het trouwens al een paar keer verteld. Maar wat ze ook zeggen, we hebben het geprobeerd. We zijn een paar keer bij elkaar geweest. Bij Theo thuis, want die woonde al niet meer bij zijn ouders. Hij had gedaan waar wij alleen nog maar van droomden en hij had daarna ook gedaan wat je moest doen in die tijd. Een paar jaar geleden schreef hij mij daarover dat hij ‘noodgedwongen in verband met een in die tijd veel voorkomende reden getrouwd was’. Hij woonde met zijn Marja op kamers op de Westzijde 95, ‘daar was toentertijd de al lang niet meer meer florerende motorhandel Buhrs gevestigd’.
De ingang van hun onderkomen was om de hoek, aan de Reigerstraat. Daar was toen ook het verzamelpunt van de vier bandleden in spe. Theo, die de basgitaar zou hanteren, herinnert het zich nog goed. Wat we precies bespraken, is ook al in die verdomde mist verdwenen. We hadden wel ideeën over het soort muziek dat we wilden maken. We lieten ons inspireren door wat we op 208 meter op de middengolf hoorden, maar ook door klassieke muziek – we luisterden graag naar Rhapsody in Blue – en die verbinden met Nederlandse beat. Na afloop stonden we weer buiten aan de Reigerstraat en moesten we weer denken aan ons huiswerk; Otto en ik tenminste, want de volgende ochtend wachtte weer de fietstocht naar de christelijke hbs aan de Parkstraat. We spraken af om te beginnen met het laten maken van foto’s, want met foto’s zou de roem komen, en met de roem de meiden en het geld.
Zo droomden we, en het was heerlijk, want zonder dromen begin je niks en komt je nooit nergens. Maar na de school kwam het werk, kwamen huisje, boompje en beestje. Van The Squibs werd nooit meer wat vernomen.
Twee jaar geleden kreeg ik een e-mail van Theo. ‘Morgen zou Rob 76 zijn geworden’, schreef hij me. Hij herinnerde zich Robs geboortedatum nog goed, en haalde herinneringen op aan onze mislukte fotoshoot en aan de mislukte band, die ondanks alles toch nog een vermelding had gekregen in het standaardwerk De Zaanse Pophistorie van Rob Hendriks: zie pagina 48. Een jaartje later stuurde hij me een wazige foto, gemaakt in café ’t Spinnewiel, in de jaren zestig de verzamelplaats van hip Zaandam. In het Spinnewiel kwam ik vaak, schreef hij me, ‘maar mijn max budget was één Coca-Cola’.
Theo en Marja’s dochter werd geboren in maart 1965. Hun huwelijk hield geen stand. Later werd Theo gelukkig met een andere Marja, met wie hij bijna dertig jaar heeft samengewoond.
Na zijn verhuizing naar Amsterdam is hij Rob uit het oog verloren. ‘Veel later ontdekte ik bij toeval dat hij werkzaam was bij de Rijksluchtvaartdienst’, schreef hij me. ‘Ons bedrijf werkte samen met de RLD aan de bouw van een oefentoren voor het luchtverkeersleidersplatform. We hebben toen telefonisch contact gehad en zouden nog afspreken. Het is er niet van gekomen.” Rob overleed in 2014.
Theo besloot zijn laatste e-mail aan mij met:
In een situatie als deze gaan er veel luikjes open. Ik heb veel aan Rob moeten denken.
Martin, het ga je goed.
Warme groet.
Theo Garritsen.
Theo Garritsen is woensdagmiddag 10 juli overleden.
Het raadsel van de mislukte fotoshoot na zestig jaar opgelost
Mijn voormalige klasgenoot op het gymnasium, Jan Jaap Berkhout, zou beatgroep The Squibs op de foto zetten tegen de achtergrond van de Westzijderkerk, in Zaandam beter bekend als de Bullekerk. Hij had een goed oog voor fotografie en bezat een schitterende Yashica tweeoog reflexcamera. Bovendien woonde hij bijna naast de kerk. Maar terwijl de band zaterdagmiddag 13 februari 1965 in de ijzige koude stond te wachten, liet Jan Jaap zich niet zien. Niemand deed open op ons bellen bij de dokterswoning aan de Westzijde 81. In arren moede liepen we maar naar de studio van Foto Kat, een paar deuren verderop, die The Squibs in een heel stijve setting fotografeerde. Ten slotte werd er een broertje van een van de bandleden bijgehaald om de band alsnog voor de Bullekerk te fotograferen, maar die slaagde er niet in ook maar één scherpe foto te maken.
Bijna zestig jaar later vraag ik Jan Jaap – inmiddels woont hij niet meer vlak bij de Bullekerk – waarom hij die dag niet kwam opdagen. Hij kan het zich niet herinneren, maar haalt na wat zoeken in zijn berging zijn schoolagenda van dat jaar te voorschijn. En wat blijkt? De afspraak stond inderdaad in zijn agenda.
Jan Jaap mailt me: “Er staat ‘foto’. Daaronder staat ‘filmkern’. Dat was de Zaanse filmclub die eens in de maand een filmvoorstelling in de Flora bioscoop organiseerde, met avant-gardistische films als Hiroshima mon amour en Un homme et une femme. Kennelijk zou de fotoshoot voor het begin van de film hebben moeten plaatsvinden.”
“Excuus voor het niet nakomen van de afspraak. Een verzachtende omstandigheid is dat ik die dag ook wel wat anders aan mijn hoofd had, namelijk een Latijnse proefvertaling (in die tijd was er ook op zaterdagmorgen gewoon school). Verder zie je dat ik moeite had met het uit mijn hoofd leren van de betekenis van het Franse woord contraindre.”
Beatband The Squibs staat vermeld in het standaardwerk ‘De Zaanse Pophistorie 1960-2020’, maar die band is maar één keer actief geweest, en wel voor een fotosessie. En zelfs die shoot mislukte.
Het is weer een prachtig verhaal !
heel mooi geschreven artikel,Laurie werd later de vriendin van mijn maatje wally tax.
Keurige Nozems.