Een interessante ontdekking op een oude luchtfoto van KLM Aerocarto: in alle achtertuinen van een nieuwbouwwijk hangt de was vrolijk aan de lijn te drogen.
Aanleiding tot traumatische herinneringen aan het verschijnsel ‘Maandag wasdag’, inmiddels een bijna vergeten begrip. Wordt het tijd voor een actie op het Malieveld?
Door Martin Rep
Een nieuwbouwwijk in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Een vliegtuigje van KLM Aerocarto cirkelt over de huizen met jonge gezinnen en een gloednieuwe statige protestantse kerk, en neemt foto’s van het nieuwe Zaandam, ver beneden op de grond.
Na al die jaren is niet meer te achterhalen wie destijds de opdracht heeft gegeven aan de fotografische dienst van KLM om deze woonwijk van boven vast te leggen. Het gemeentebestuur, om de voorspoedige groei van de stad vast te leggen, een schitterend voorbeeld van de wederopbouw, nog geen tien jaar nadat de plunderende Duitse legers met de staart tussen de benen waren vertrokken? Het zou best kunnen, er zijn heel wat luchtfoto’s genomen in de naoorlogse jaren.
Ik gebruikte onlangs een fragment van de luchtfoto bij een artikel over de Zuiderkerk, het robuuste godshuis in het midden. Er kwam een reactie op die me verbaasde: ‘Die foto is genomen op een maandag.’
Serieus? Ik zocht het origineel op in mijn computer en ging eens goed kijken. Ik hoefde niet eens sterk in te zoomen om in de achtertuintjes van de Jacob Gorisstraat en de J.H. op den Veldestraat te kunnen kijken. In veel van die tuinen zal groente zijn geteeld, er waren nog geen supermarkten in Zaandam en wat in je eigen tuin groeide, kostte je alleen wat zaad.
Maandag
Maar die moestuinen interesseerden me nu niet. Wat ik nu pas zag, was dat in ie-de-re achtertuin wasgoed hangt. Overal zijn lijnen gespannen tussen woonhuis en het schuurtje of de stenen berging achter in de tuin. Er is geen twijfel over mogelijk: op de foto is het maandag, het is wasdag. KLM Aerocarto heeft de foto gedateerd 12 oktober 1954, maar dat kan niet kloppen. 12 oktober is een dinsdag. De foto moet maandag 11 oktober zijn genomen, waarschijnlijk heeft de fotograaf pas de volgende dag de platen ontwikkeld en afgedrukt, en heeft hij die datum gebruikt bij de datering in plaats van de datum van de opname. Het is maandag, maandag wasdag, zeker en vast.
De foto is waarschijnlijk rond het middaguur genomen. Het zware werk is gedaan, de moeders uit Zaandam-Zuid zijn klaar met spoelen en met de wringer. Ze hebben staken uit de schuur gehaald om het doorzakken van de waslijnen te voorkomen. Met houten knijpers zijn lange en korte onderbroeken, overhemden en petticoats aan de metalen lijnen bevestigd. Nu maar hopen dat het droog blijft, dan kan over een paar uur de was worden binnengehaald.
De was in de achtertuinen van de Kepplerstraat en de parallel daarachter lopende Jacob Gorisstraat is het beste te zien. Slechts in een enkel tuintje hangt geen was. De buurt zal wel hebben geweten waarom; misschien was moeder ziek, er moest haast wel een ernstige reden zijn om de maandagse was over te slaan.
In heel Nederland werd tot in de jaren negentig op maandag de was gedaan. Uit traditie; een veel betere reden is er niet voor te vinden. Een traditie voor het behoud waarvan geen actiegroepen demonstraties op het Malieveld organiseren. Ook al deden de Nederlandse huisvrouwen de was op maandag al eeuwen voordat die andere traditie, die van Zwarte Piet, ontstond, om nog maar te zwijgen van de ‘typisch Hollandse traditie’ om met Oud en Nieuw vuurwerk af te steken. Tradities waarvoor half Nederland bloed lijkt te willen vergieten.
Maandag Wasdag. Zou het de huidige generatie jongeren nog iets zeggen?
Mij wel.
De maandag was de vreselijke dag die volgde op het heerlijke weekend. Als ik op zaterdagochtend thuis kwam van school, hoorde ik al de fabrieksfluiten die door de week pas rond vijf uur het signaal lieten horen dat de werkdag erop zat en dat de arbeiders naar huis mochten. Als ik thuis was, zag ik hen in groepjes voorbij komen, druk met elkaar pratend, sjekkie in de mond, leeg broodtrommeltje achter op de fiets. Het grint in onze armzalige voortuin was al aangeharkt. In mijn vaders sigarenwinkel was het druk, de mensen hadden hun loonzakje gekregen, ze kwamen hun openstaande rekening voldoen en een vers pakje shag halen voor de zondag, wie weet misschien zelfs een luxesigaar. De volgende dag werd je ’s morgens wakker van het geluid van de stilte, we ontbeten in alle rust en wandelden zonder haast naar de Zuiderkerk met zijn drie kleine klokjes, die nauwelijks verder droegen dan de sloot aan de overkant.
De wasdag begon al op zondag. Morgen moest de was gedaan worden, dus op zondagavond moest die worden gekookt. Een loodzware ketel met daarin de vuile was werd met water en een flinke scheut waspoeder op een gaspit gezet, die op de grond stond en door mijn vader met een rubberen slang aan de gasleiding was gekoppeld. De volgende ochtend werd de was gespoeld en door de wringer gehaald. Sommige kledingstukken moesten op bepaalde plaatsen extra worden aangesmeerd met groene zeep om de bruine vlekken eruit te krijgen. Het was zwaar werk en een heel drukke dag.
Als ik op maandagochtend thuis kwam van school — twintig minuten lopen, warm eten en Bijbellezen, daarna weer twintig minuten terug naar school, onderweg bloemetjes plukken voor de juf — hing de was meestal al te wapperen aan de ijzeren waslijnen in de achtertuin. (‘Tuin’ was een groot woord. Zoals veel mensen in Zaandam hadden wij een ‘erfie’, dat bestond uit wat straattegels, met als je geluk had aan hei eind een strookje waarin afrikaantjes of goudsbloemen waren neergezet, die weinig of geen zorg nodig hadden.)
Borstrok
Erger was het als het regende. Veel moeders hingen dan de was binnen. Op zolder bijvoorbeeld, maar onze zolder was voornamelijk door bedden in beslag genomen.Geen nood. Dan werd de was in de woonkamer opgehangen. Het houten staken werd die hoog gehouden. Voor de warme kachel stond een houten rekje waarin wat klein spul hing: maandverband, onderbroeken en sokken, mijn truitjes. Ik haatte die muffe, klamme geur die op dergelijke dagen in de huiskamer hing, uit de grond van mijn hart. Maar als ik mijn moeder — rode konen van het ingespannen werk, soms een doek om haar kapsel geknoopt — nijdig wilde maken, moest ik daar vooral over klagen.
Ondertussen had moeder nog gekookt ook. Mijn vader had het druk in de winkel, hij kon niet koken en, trouwens, het was moeders taak. Daarom stonden bij ons op maandag, net als in heel veel andere huisgezinnen, bietjes op tafel. Die had ze, gekookt en wel, gehaald bij groenteman Theo de Heer aan het einde van de Meidoornstraat. Ze hoefde ze alleen maar een beetje op te warmen en dan was er meestal nog wel een restje suddervlees van de zondagse maaltijd over om de aardappels mee aan te kleden.
Als ik om vier uur weer thuis kwam van school, was de was verdwenen. Gevouwen, ergens in huis op stapeltjes. Er kon weer een gezellig kopje thee gedronken worden. Ik kreeg de volgende dag een schone borstrok aan, door oma gebreid, die ik moest dragen, ‘lekker warm’. Die borstrok voelde stijf aan en prikte ongelooflijk, dat ging pas na een paar uur over.
Maandag is al lang geen wasdag meer. Toch heeft het begrip heel lang standgehouden. Dertig jaar nadat KLM Aerocarto die foto van de waslijnen in Zaandam-Zuid maakte, werkte ik bij de Volkskrant. Daar schreef ik weleens een verhaaltje voor een pagina die ‘Maandag Wasdag’ heette. Er stonden verhalen op met wat genoemd werd een ‘luxekarakter’. In het weekend gebeurde nooit zo gek veel en de krant moest toch vol.
Voor die pagina schreef Piet van Seeters bijvoorbeeld een reportage over patiënten die in de helende kracht van stenen geloofden en ging ik naar een bijeenkomst van beoefenaren van geofictie. Zij vertelden met glanzende ogen over de landen die ze hadden bedacht en waarvan ze de geschiedenis en de taal in dikke schriften beschreven. De rubriekstitel ‘Maandag wasdag’ was grappig en werd door iedere lezer begrepen. Al beschikte heel Nederland inmiddels over een wasautomaat, en sommige gelukkigen over een droger.
Een van de cadeaus die Dicky en ik van mijn ouders kregen toen we gingen trouwen, was een wasmachine. Je kunt gerust beweren dat bij ons het einde werd ingeluid van ‘maandag wasdag’. Want dankzij die wasmachine, en de kinderen die kort daarna kwamen, was ’t bij ons voortaan elke dag van de week wasdag.
Foto helemaal boven: Dicky’s eerste wasje bij ons vakantiehuisje in Giethoorn, juni 1970.
Goeieavond Martin,
Wat een mooi geschreven verhaal!
Ik ben van een jongere generatie, maar ik kon me tijdens het lezen toch heel goed verplaatsen in deze cultuur van de jaren 50! Kreeg er ook een nostalgisch gevoel bij... En ik ben van 1965!
Ook opmerkelijk: geen auto te bekennen. Zo heerlijk rustig. Iedere doordeweekse dag moest ik lopend vanaf het Hanenpad naar die mooie witte school naast het ziekenhuis. De Kepplerstraat oversteken was een peuleschilletje.
En toch stonden er klaar-overs om de kinderen veilig de Kepplerstraat over te helpen.
Heel herkenbaar allemaal en als altijd mooi verteld, Martin. Alleen vind ik het woord ‘traumatisch’ niet erg toepasselijk. Dat gold hooguit voor onze moeders voor wie de maandag wel de zwaarste dag van de week was. Maar als alles weer droog was, waren ze ook wel weer heel tevreden. En ‘dinsdag strijkdag’ gaf ook geen naar gevoel. Eigenlijk is het wel jammer dat de was nu bijna niet meer ecologisch verantwoord buiten hangt te drogen, maar met veel energieverbruik binnen in een grote trommel rondbuitelt.
Nog iets anders. Wassen en drogen op de camping is in Europa heel gewoon, maar op Amerikaanse campings vaak verboden. Apart vermeld in regels van de camping. Ons vermoeden is dat dat een uiting is van de preutsheid aldaar. Een slipje of beha aan de lijn is ‘too explicit’ qua associaties voor Amerikaanse ogen. Doet denken aan ‘nipplegate’ van jaren geleden met Janet Jackson en Justin Timberlake.
Ja jullie vermoeden over die Amerikanen kan echt wel goed waar zijn, ik geloof het. Maar de Amerikanen hadden weer veel eerder gekleurd ondergoed dan wij hadden. Ik had ergens in het begin van de jaren tachtig gelezen, dat dit jaar was het eerste jaar dat de Hema meer gekleurd ondergoed had verkocht dan wit ondergoed,toen ik het las kon ik het niet geloven, wij hadden al jaren gekleurd ondergoed, maar er waren dus mensen die nog steeds in die jaren voor schut liepen in wit ondergoed, ik bedoel maar dit was in 1981. Dan ben ik toch ook weer blij dat de Amerikanen het gekleurde ondergoed hebben uitgevonden.
Op zondagavond ging er geen waspoeder in de wasketel, maar soda. Gekookt en wel ging er een deken om de ketel om het wasgoed een nacht lang te laten "broeien" .
Dank voor deze correctie, Corrie!