Negentienvierenzestig was me het jaartje wel! Zestig jaar geleden borrelde en gistte het. The Beatles veroverden Amerika, de tijd van de hippies en de flowerpower stond op uitbreken. Deel 4 in mijn serie over mijn belevenissen in dat ‘magiese jaar’: prinses Irene legt een bommetje onder het koningshuis.
Door Martin Rep
Toen ik op 10 april 1964 mijn achttiende verjaardag vierde, wisten de kranten over vrijwel niks anders te schrijven. De paniek in Den Haag en rond Paleis Soestdijk was bijna tastbaar. Eerst de bekendmaking, in januari, dat prinses Irene (24) katholiek was geworden en dat zij wilde trouwen met een edelman die wel eens koning van Spanje zou kunnen worden als president Franco zou overlijden. En nu was Irene op bezoek geweest bij de paus! Zelfs het communistische dagblad De Waarheid zette op de voorpagina dat de prinses met haar verloofde, Don Carlos Hugo de Bourbon Parma, in Rome door paus Paulus VI in audiëntie was ontvangen. Er was geen ontkennen aan, een Amerikaans persbureau had een foto gepubliceerd waarop de twee stonden terwijl de paus hen uitgeleide deed. En dat terwijl de Rijksvoorlichtingsdienst niet beter wist of de twee zaten in Parijs, en de Nederlandse ambassade bij het Vaticaan de middag van het bezoek nog had gelogen dat er van een audiëntie van de prinses bij de kerkvader geen sprake was.
Waar het bezoekje aan paus Paulus precies over ging, werd niet bekendgemaakt. Het was ‘uiterst privé’; wel wisten de kranten te melden dat Irene een eenvoudige zwarte jurk had gedragen en Don Carlos ‘avondkleding en een medaille met sjerp’.
Een sjerp! Die hadden wij thuis ook gehad. Een oranje sjerp, bedrukt met zwarte letters ‘Nederland Bevrijd’. Ik denk dat mijn vader hem had gekocht tijdens de feestelijkheden die losbarstten toen de Duitsers in april 1945 ons land werden uitgejaagd. Als kleuter mocht ik hem dragen tijdens Koninginnedag of Bevrijdingsdag. Ik denk dat ik hem ook over mijn schouder had hangen toen koningin Juliana in april 1957 een bezoek bracht aan Zaandam. In ieder geval stond ik toen, net elf jaar oud, in de Dennestraat met een rood-wit-blauw vlaggetje naar haar te zwaaien toen de zwarte Amerikaanse slee waarin zij zat, mij passeerde.
De sjerp behoort tot de vele voorwerpen die op mysterieuze wijze uit mijn leven zijn verdwenen. Zo weet ik niet wat er met mijn allereerste Philips radiootje is gebeurd dat ik voor 98 gulden had gekocht en waarop ik in 1962 voor het eerst The Beatles hoorde. Met de bullepees die mijn vader had bewaard uit de periode dat hij bij de hulppolitie in Koog aan de Zaan werkte. Met dat prachtige blauwe jasje uit de beginjaren zeventig dat ik zo graag droeg, of met dat Zwitserse zakmes waarin ik mijn naam had laten graveren.
Ik denk dat die sjerp al spoorloos was toen de foto van Don Carlos-met-sjerp in de kranten verscheen. Niet dat ik hem had willen dragen ter gelegenheid van Irenes huwelijk. Nederland vierde dat hele feest niet eens mee, want de teneur van de krantenverhalen rond mijn achttiende verjaardag was dat Irene Nederland de rug toekeerde. Meteen na het bezoek aan de paus was ze naar Soestdijk gereisd om haar ouders te laten weten dat zij niet zou meegaan op een gepland staatsbezoek naar Mexico. Want ze had, ‘overeenkomstig de uitdrukkelijke wens van haar aanstaande echtgenoot, besloten reeds nu in zijn werk te delen, met alle consequenties van dien’, heette het in een verklaring van haar particulier secretaresse. Dat betekende: ze zou geen toestemming van het parlement vragen voor haar huwelijk; dat betekende: geen lid meer van het Koninklijk Huis; dat betekende: straks geen reserve-koningin als haar zus Beatrix op de troon zou zitten.
‘Prinses Irene trouwt in buitenland en reist niet mee naar Mexico’, kopte het ‘democratisch-socialistisch’ dagblad Het Vrije Volk, en: ‘Leedwezen bij Koningin en Prins over besluit van dochter’, en: ‘De Koningin zag er bedrukt uit’, en: ‘Kerk vraagt advies over vlaggen op trouwdag Irene’. Irene trouwde eind van dezelfde maand al in Rome, terwijl haar ouders ongelukkig thuis in Soestdijk zaten te kniezen. Ze had een bommetje gelegd onder het koningshuis, dat net bekomen was van de Greet Hofmans-affaire, maar op dat moment nog geen weet had van het rumoer over de geheime verkering van prinses Beatrix met een onbekende Duitse diplomaat, en nog helemaal in zalige onwetendheid verkeerde over alle strapatsen van prins Bernhard.
Wij van klas 4a1 van het Zaanlands Lyceum vonden Irene ‘de lekkerste prinses’ van de vier die in Paleis Soestdijk rondliepen. Maar afgezien daarvan liet de zaak-Irene mij koud. De aspiraties van haar man op de Spaanse troon bleken trouwens flinterdun. Na de dood van dictator Franco werd zijn concurrent Juan Carlos tot koning uitgeroepen. Irene en haar droomprins scheidden in 1981. In plaats van een oranje sjerp zocht ik twee jaar na de verloving en het huwelijk van Irene naar een kledingstuk waarmee ik er wat meer revolutionair zou uitzien. Ik wilde kijken naar de rijtoer die Irenes zus Beatrix door Amsterdam zou maken na haar huwelijksvoltrekking met Claus von Amsberg. Claus was een Duitser en had tijdens de oorlog bij de Wehrmacht gediend en dat was voor de ludieke anarchistische beweging Provo aanleiding genoeg om zich te verzetten tegen de echtverbintenis. Ik was geen provo, maar voelde me wel aangetrokken tot hun gedachtegoed. Op de plaats waar ooit de sjerp lag, vond ik een rode stofdoek, die ik een beetje bijknipte en als een bandana om mijn hoofd wikkelde. Zo leek ik een beetje op Che Guevarra, vond ik zelf terwijl ik in de spiegel keek.
De sfeer rond de rijtoer door Amsterdam was eerder jolig dan gespannen. Mijn revolutionaire bandana deed het goed in het straatbeeld. Vanuit de verte zag ik de rookbom die de Gouden Koets enige tijd aan het oog onttrok – er werd wereldgeschiedenis geschreven, never a dull moment met de Oranjes.
Maar het is nooit zo’n mooie herinnering geworden als het zwaaien met een vlaggetje naar koningin Juliana, in de Dennestraat in Zaandam.
Lees ook:
- ‘Geef ons heden ons dagelijks programma’ (The Sixties, #1)
- Hoe The Beatles Amerika veroverden, en Henk Soek hen te slim af dacht te zijn (The Sixties #2)
- Die verdomde 7,72 kilometer tussen het Spui en de Meidoornstraat (The Sixties #3)
Door Martin Rep.
Haha! Niet opgetekend maar ik denk namens hen te kunnen spreken als ik hem ‘een rare kwast’ noem.
En wat vonden de meisjes van klas 4a1 Zaanlands toen van Bourbon Parma?