Met eindejaarsoverzichten heb ik niks. Te veel herinneringen aan chef-redacteuren die bij het afscheuren van een kalenderblaadje zagen dat de laatste maand was aangebroken. ‘Hé, binnenkort oud en nieuw!’ Bij gebrek aan echt nieuws moest dan het nieuws van het afgelopen jaar worden opgewarmd. De kliekjes werden in hapklare brokken uitgeserveerd, onder het motto ‘weet u nog wel…’, in de hoop dat de lezer het allemaal zou slikken.

Door Martin Rep

Je voelt het al: dit is een inleiding op mijn eigen eindejaarsoverzicht. Voor één keer. In 2024 nam ik namelijk een onverwachte afslag in mijn journalistieke loopbaan: om mijn boek over de Zaanse voetballer Piet Kruiver te kunnen schrijven, moest ik sportverslaggever worden. Ik reisde van voetbalstadion naar voetbalstadion. En Kuifje in de sportwereld verdwaalde prompt.

Over Piet Kruiver zelf ga ik nu niks vertellen – dat staat allemaal in het boek, het is nog steeds te koop in de erkende boekwinkel en een uitstekend idee als pakje onder de kerstboom – maar wel over enkele bijzondere ervaringen die in het boek niet of nauwelijks aan de orde komen. Zoals de ontmoeting met de legendarische verzorger van Feijenoord, Gerard Meijer.

Niet Willem van Hanegem. Niet Coen Moulijn, Niet Puck van Heel, niet Reinier Kreijermaat, niet Dirk Kuijt, niet Cor van der Gijp, niet Eddy Pieters Graafland, niet Ruud Gullit. Het was Gerard Meijer, die bij het honderdjarig bestaan van de stadionclub werd verkozen tot ‘Feijenoorder van de eeuw’. 

Een verzorger/masseur die verkozen wordt boven de clubiconen van een van de belangrijkste voetbalclubs van Nederland. Maar wat voor een verzorger. Gerard Meijer was liefst vijftig jaar de vertrouweling van de spelers van Feijenoord. Als ze bij hem op de massagetafel lagen, vertelden ze hem dingen die ze nooit aan de trainer zouden vertellen. Dat ze gisteravond tot laat waren doorgezakt en daarna nog even in de stad een vette bek waren gaan halen, of dat ze nooit zo vroeg op bed lagen als de trainer van hen verlangde. Bij Gerard konden ze hun geheimen kwijt, hij zweeg als het graf, nooit beschaamde hij hun vertrouwen.

Meijer masseert Feijenoord-spits Ove Kindvall, 1970. Foto Eric Koch/Anefo/Wikipedia

Tasje naast het veld

Ik heb het aan Piet Kruiver te danken dat ik Gerard Meijer een keer heb mogen interviewen. Gerard was toen al een heel oude man, 87 jaar, maar pas dertien jaar met pensioen. Tot zijn 74ste zat hij met zijn tasje naast het veld, altijd klaar om direct het veld op te rennen als een speler van Feijenoord was neergegaan en de scheids had gebaard dat hij mocht komen. Piet Kruiver, de Zaanse legende, was toen al  ruim dertig jaar eerder overleden, maar Gerard Meijer was een van de weinigen uit de voetbalwereld die zich de gewezen spits van Feijenoord en het Nederlands elftal nog goed kon herinneren.

Hans Kruiver, Piets oudste zoon, maakte de afspraak. 

Gerard wachtte ons op in het Feijenoord-stadion. Hij resideerde daar in een eigen kantoortje. Toen hij stopte als verzorger van het eerste elftal, werd die ruimte voor hem gecreëerd. ‘Zo’n beetje alles wat ik verzameld heb, heb ik hier opgehangen’, vertelde hij ons. En daar zat hij, tussen tientallen, nee: honderden vaantjes, foto’s, ordners en allerlei memorabilia. In een rolstoel, dat wel, maar ook met een computer op zijn bureau, en in het bezit van een smartphone die hij uiterst traag maar oh zo trefzeker bediende met een pennetje. Gerard zat in het beginstadium van Parkinson.

Abe

Ik wilde graag met Hans Kruiver even op het veld staan, om het gevoel te ervaren dat Piet Kruiver had gehad toen hij in 1957, als negentienjarige, in een stampvolle Kuip aftrapte voor zijn eerste interland: Holland – België, rechts van hem de legendarische Faas Wilkes, de dribbelaar, links van hem Abe Lenstra, de eigenwijze, stugge Fries en de beste voetballer die Nederland ooit gekend heeft, tot Jopie Cruijff zijn debuut maakte bij Ajax.

Gerard kon ons niet zelf naar de grasmat brengen, vanwege die rolstoel, en stuurde een Whatsappje om iemand te regelen die dat voor hem kon doen. Het duurde minuten voor hij zijn berichtje, geheel in hoofdletters, verstuurd had. Maar het werkte meteen. Net zoals op zijn bestelling een medewerker van het Feijenoord-restaurant langskwam om te noteren wat voor lekkere broodjes wij wilden hebben, en wat we daarbij wilden drinken. 

Hans Kruiver (links) en Martin Rep op de middenstip van De Kuip

Er is een tribune in de Kuip naar Gerard vernoemd, er is, na veel verzet van Meijer zelf, een boek over hem gemaakt. ‘Het is nu gemaakt, het loopt goed, ik ben er trots op’, zei hij.

Sterrenploeg naar KFC

En hij vertelde, over Piet Kruiver. Ik maakte dankbaar gebruik van zijn herinneringen voor mijn boek, want dat was de echte reden van mijn bezoek aan Gerard Meijer. Zoals over die keer dat de ‘sterrenploeg’ afreisde, helemaal naar Koog aan de Zaan, voor een bekerwedstrijd tegen de plaatselijke club waar Piet Kruiver ooit zijn loopbaan was begonnen. Die had inmiddels een doorstart gemaakt als FC Zaanstreek, maar Meijer had het nog altijd over KFC. Gerard Meijer: 

‘We kwamen aan bij KFC. Zo’n suppoost stond daar, met een maatje, die vroeg om kaarten. Maar wij kregen nooit kaarten natuurlijk, toch wilde die suppoost ons niet doorlaten. Toen zei Piet: ik ga wel even naar voren, ik heb hier jaren gevoetbald. Maar die suppoost zei: ook al ben je Piet Kruiver, je moet een kaartje hebben, anders kom je niet binnen. Wat hij ook zei, hij kwam er niet in. Wij gillen van het lachen natuurlijk, Piet had de ziekte in! “Piet, goed gedaan hè!” Nou ja, wij even later toch naar binnen. Waar is het toilet? Het toilet, dat is buiten. Achter de kleedkamers, daar was een houten hok. Een soort bak, in de grond. Daar moest je in schijten. Ja, we hebben heel veel gelachen met Piet.’

Piet was een gouwe vent, vond Gerard Meijer. Hij had altijd wel iets. Mooie verhalen. ‘Een fijne jongen. Rustige jongen ook, maar wel een grappenmaker.’

Hij vertelde over de eerste gouden periode van Feijenoord, in de jaren zestig, de tijd van Piet Kruiver ook. ‘Mooie tijden. Hans Kraay was een bikkelaar. Kerkum ook, geen geweldige voetballer maar een sterke jongen. Die gaf leiding aan het elftal. Henk Schouten was een grappenmaker. Piet paste daar wel tussen. Heeft het een beetje moeilijk gehad in het begin, hij moest zich waarmaken, iedereen verwachtte wat van ’m, en we kenden hem eigenlijk niet eens.’ Kruiver was net na een jaar bij de Italiaanse club Lanerossi Vicenza teruggekeerd naar Nederland.

‘De kolere krijgen’

Natuurlijk nam het gesprek al snel een nostalgische wending. ‘De mentaliteit van die jongens van nu, dat kun je niet vergelijken met toen, het is allemaal zo anders geworden.’ Zoals de geintjes die ze uithaalden: er was een vaak verteld verhaal over een door Kruiver gevangen snoek, die in de badkuip van de kleedkamer werd geparkeerd.

En over de beruchte wedstrijd in de Kuip tegen Real Madrid, eerste ronde Europa Cup 1964-’65. Hans Kraay kreeg een trap in z’n gezicht. ‘Scheur in z’n kop, ik had speciale lijm daarvoor, ik heb ’m verzorgd. Toen wou hij het veld weer in. Ik zei: hoho, dat bepaal jij niet, de dokter moet het beslissen. Maar Kraay zei: hij kan de kolere krijgen, ik ga voetballen, ik beslis zelf wel. Lachen joh.’ Een halfuur later maakte Kraay het winnende doelpunt, nadat Piet Kruiver Real-doelman Betancourt ‘op z’n Zaans’ tegen het net had gewerkt.

Net zulke mooie herinneringen bewaarde Meijer aan Johan Cruijff, die een jaar bij Feijenoord speelde, en de club prompt kampioen maakte. Cruijff vond één keertje trainen wel genoeg en kwam na gedane zaken gezellig kletsen met Gerard. ‘Heel fijne man, heel veel mee gepraat.’

Gerard genoot van het vertellen van de verhalen, ze deden het verleden even voor hem herleven.

Las Vegas

Veel jongens van zijn leeftijd lopen er niet meer rond. ‘Piet Romeijn, Guus Haak, Brammetje Gildeman, reservekeeper… Aad Verschoof, dan heb je het gehad. Frans Bouwmeester.’ Het doet wel pijn hoor, zei hij.

Bij het afscheid overhandigde hij Hans Kruiver een gesigneerd exemplaar van het over hem gemaakte boek. ‘Ben jij nog bij dezelfde vrouw?’, vroeg hij hem.

‘Nee’, zei Hans, ‘ik heb nu een nog mooiere.’

‘Goed gedaan jongen’, zei Gerard Meijer. ‘Ik was al vijftig toen ik m’n vrouw leerde kennen. We zijn getrouwd in Amerika, in Las Vegas.’

Gerard Meijer hoopt volgend jaar augustus negentig jaar te worden. 

Volgende week: Sjaak Swart.

Door Martin Rep. Foto helemaal boven: Gerard Meijer in zijn kantoortje in stadion ‘de Kuip’, tussen zijn souvenirs (© Martin Rep 2022).

Lees ook:

Piet Kruiver, het onstuimige voetballeven van de Blonde Pijl door Martin Rep ligt al vanaf 1 juni 2024 in de boekwinkel.