De plannen voor een hotel op de lege plek tegenover station Zaandijk Zaanse Schans worden weer afgestoft. Toeval: bijna op hetzelfde moment dat ik dit lees in De Orkaan, sta ik in het Zaans Museum oog in oog met een tegeltableau dat bijzondere herinneringen oproept aan het gebouw van Dagblad De Zaanlander dat daar ooit stond.
Door Martin Rep
Een schemerige zaal in het Zaans Museum. Bewegende beelden in zwartwit, de meisjes van Verkade zijn er bezig koekjes in te pakken, er weerklinken geluiden van gierende molenwieken, ik voel de wind haast door mijn haar blazen.
Maar dan sta ik voor een uitgelicht tegeltableau. Op hetzelfde moment vallen de achtergrondgeluiden weg, het Zaans Museum lijkt in te krimpen en te veranderen. Opeens bevind ik me in een ouderwets kantoor, er ligt een versleten Perzisch tapijt op de grond. Ik kijk om me heen, buiten, aan de overkant van de straat, zie ik het postkantoor van Koog aan de Zaan. Het is gesloten, het is zaterdagmiddag. Daarom ben ik ook hier, alleen in het gebouw van De Zaanlander, de krant waar ik werk. Ik heb geen klusjes dit weekeinde; pas morgenavond, zondag, word ik hier weer verwacht, als we moeten werken aan de sportkrant.
Ik ben in het kantoor van meneer Gruijs. Ik zet m’n statief neer en schroef het fototoestel erop vast. Dat heb ik gekocht bij Cees de Haan, de fotograaf van De Zaanlander, die een fotowinkel heeft geopend in het nieuwe winkelcentrum bij de Beatrixbrug. Ik stel scherp op het tegeltableau achter het bureau van meneer Gruijs. Het bestaat uit een panorama op de Zaan met een stuk of zestien molens, op de voorgrond een paar zeilboten. Daaronder de jaartallen 1886 en 1926. Maar het romantische beeld op de Zaan moet nog van ver vóór 1886 dateren, er is nog geen rokende fabrieksschoorsteen op te bekennen, geen schip dat op stoomkracht wordt voortbewogen. ‘Aangeboden door het gezamenlijke personeel en alle medewerkenden ter gelegenheid van het veertigjarig jubileum van De Zaanlander’, staat onder het tafereel.
Om dit tableau te fotograferen ben ik op deze vrije zaterdag in oktober 1969 op de brommer naar de krant gereden. Door de week durf ik dit kantoor niet zomaar binnen te wandelen. Meneer Gruijs, de directeur van de Zaanlandse Stoomdrukkerij, is een heel aardige man, maar hij zou vreemd opkijken als ik, gewapend met fototoestel en statief, zijn kantoor zou binnenstappen. Vandaag is hier niemand aanwezig, en dat komt goed uit, want ik wil alle ruimten vastleggen in dit karakteristieke gebouw. Omdat er sprake van is dat de krant binnenkort gaat verhuizen naar een ander pand, in Wormerveer, en omdat ik hier mijn langste tijd gehad heb. Ik ben wel zo’n beetje uitgekeken bij De Zaanlander, ik heb overplaatsing aangevraagd naar de binnen/buitenlandredactie in het hoofdkantoor van de Verenigde Noordhollandse Dagbladen in Alkmaar.
Ik laat mijn vingers over de tegels glijden, er is geen suppoost in de buurt
Ik draai me om naar Dicky, die naast mij in het Zaans Museum naar het tableau staat te kijken. “Dit hing ooit in het kantoor van Evert Smit, de directeur van De Zaanlander”, vertel ik haar. “Ik heb het gefotografeerd toen ik er werkte. Toen zat inmiddels meneer Gruijs in dat kantoor. Die ouwe Evert Smit was toen natuurlijk al lang dood, zijn zoon Evert Smit Junior was in mijn tijd mededirecteur, maar die had niks meer over de krant te vertellen, alleen over de drukkerij. Samen met meneer Gruijs. ”
Ik laat mijn vingers over de tegels glijden. Dat is natuurlijk niet de bedoeling in een museum, maar ze hebben een keiharde glazuurlaag, ze kunnen er wel tegen. Er is geen suppoost in de buurt en er gaan geen alarmbellen rinkelen.
Om het interieur van het gebouw vast te leggen, heb ik speciaal een kleurendiafilmpje gekocht. Een elektronenflitsheb ik niet, die kunnen alleen beroepsfotografen zich permitteren. In plaats daarvan heb ik een statief en een draadontspanner meegenomen, zodat ik kon met lange sluitertijden kan werken. En dat is nodig, het Agfa-filmpje heeft een snelheid van slechts 18 Din. Er bestaan wel snellere films, Kodak heeft die bijvoorbeeld, maar die leveren grofkorreliger dia’s op.
Ik heb scherp gesteld en schroef de draadontspanner op de sluiterknop. Ondertussen neem ik de tijd om het tableau eens goed te bekijken. Boven het Zaan-panorama staan de wapens van de gemeenten waar de krant verscheen: Wormer, Koog a/d Zaan, Landsmeer (dat behoort inmiddels niet meer tot ons verspreidingsgebied), Uitgeest (ook niet meer), Zaandam, Krommenie, Oostzaan, Assendelft, Zaandijk, Jisp.
In een schild staat de groei van het aantal abonnees vermeld. ‘Van 2886 tot 1914 varieerende van 2000 tot 3000’, lees ik. ‘November 1915: 4126. November 1920: 5445. November 1926: 10.000’.
Wat een aantallen, denk ik, de oplage van de krant is nu officieel 5000, maar in werkelijkheid waarschijnlijk niet veel meer dan 3000. Ik draai de sluiterknop naar de stand B. ‘B’ staat voor Beeld: je drukt in, de sluiter gaat open, je laat los, de sluiter gaat dicht. Zo kan de foto seconden tot wel minuten belicht worden.
Ik laat de draadontspanner los. De tegels staan erop. Een paar seconden, dat moest genoeg zijn; het is een gok, mijn belichtingsmeter kan dergelijke extreme waarden niet aan. Voor het kantoor van meneer Gruijs heb ik verder geen belangstelling, en daar heb ik vierenvijftig jaar later spijt van. In mijn herinnering was het fraai antiek ingericht – maar ik moet het nu doen met die herinnering, vastgelegd heb ik het helaas niet.
Feestnummer
Ik ga nu mijn eigen werkplek en de rest van het interieur fotograferen. Terwijl ik mijn spullen oppak, kijk ik een laatste maal naar het tableau. ‘Aangeboden door het gezamenlijke personeel en alle medewerkers’, lees ik nogmaals. Hoe zou dat gegaan zijn? Zouden alle werknemers spontaan dubbeltjes en stuivers hebben geofferd na een oproep van de jubilaris om meneer E. Smit Ezn. een mooie gedenkplaat voor zijn kantoor aan te bieden? Of zou er gewoon vanwege de directie een bedrag op hun weekloon zijn gekort? Zou het personeel feest hebben gevierd bij het veertigjarig jubileum, wat toch eigenlijk geen echt jubileum genoemd kon worden?
Dat laatste is makkelijk te controleren. Op de website van het archief van de gemeente Zaanstad blader ik door de jaargang 1926 van De Zaanlander. Het veertigjarig bestaan van de krant, die toen nog maar drie keer in de week verscheen, ging bepaald niet onopgemerkt voorbij. Er werd een speciaal feestnummer uitgegeven, en in de krant van 15 november 1926 werd uitgebreid verslag gedaan van het feest. Laten we hopen dat het personeel van de destijds grootste krant van de Zaanstreek heeft mogen meefeesten, misschien zelfs een bonus in het loonzakje heeft aangetroffen.
Dicky zet me op mijn verzoek op de foto naast het tableau in het museum. Dat het überhaupt nog bestaat, mag een wonder worden genoemd. In oktober 1996 was het er bijna geweest.
Volgende week: Snode plannen voor het terrein waar ooit de persen van De Zaanlander draaiden, en: wie was Evert Smit eigenlijk?
Sildeshow onder: Ik liep die middag in 1996 door het hele pand om foto’s te maken. Mijn meeste belangstelling ging uit naar de gezamenlijke ruimte waar streekredactie en administratie werkten. Achter het bureaublok van de redactie was een loket met een belletje. Daar konden bezoekers advertenties, abonnementen, klachten of berichten voor de redactie kwijt. Er bevonden zich in de technische ruimten handzetmachines en persen voor de handelsdrukkerij, die trouwens al lang niet meer op stoom werkte. Wel was er een ouderwetse smelterij, waar gebruikte loden matrijzen tot nieuw lood werden omgesmolten. Op een andere afdeling werden verpakkingen gemaakt; het bedrijf was een van de grootste verpakkingsindustrieën van Nederland.
Door Martin Rep.
Mooi verhaal Martin. De Zaanlander? Prachtige tijd!
Er komt meer aan, Henk! Over De Zaanlander raak ik nooit uitgeschreven.
Geweldig leuk verhaal uit vervlogen tijden ,mijn vader heeft nog een tijdje gewerkt bij de Zaanlander voordat hij op de Zoeker kwam.
En mijn broer Piet ook.Als er s'avonds vergadering was van de zaanse molen toen der tijd ,zorgde ik voor de koffie en zat de hele avond in dat kleine keukentje.