Krakend en zuchtend is december 2021 aangebroken. Nog zo’n anderhalve meter te gaan en ook deze onzekere maand is weer verstreken in de tijd. Ik kijk naar buiten met zicht op de Zuiderhoofdstraat, knieën tegen de c.v, een kop hete thee verwarmt m’n handen, de radio speelt Feliz Navidad.

Over het witte bruggetje, aan het einde van de smalle straat, zie ik een lange rij mensen staan voor de slagerij van Sijt Buis. In de invallende schemering lijkt het beeld op een grijs tafereel uit een geschiedenisboek. Een gaarkeuken, waar de armen, de vluchtelingen, de daklozen en de wezen aanschuiven in de rij om een gratis maaltijd te bemachtigen.

Binnen wordt er hard gewerkt om iedereen die in nood aan de deur klopt te helpen en tenminste te voorzien van wat eten en drinken.

Maar het ìs geen oorlogstijd, geen crisis, getuige de vrolijk glinsterende kerstlchtjes in Sijt’s etalage en de kerstmuziek die uit mijn luidspreker knalt: Driving home for Christmas. De klanten van Sijt schuifelen niet met gebutste pannetjes watersoep naar buiten, integendeel, hun tassen zijn gevuld met vlees, pastei, salades, beleg, stamppot of gevogelte. Ze groeten vrolijk de wachtenden buiten, witte ademwolkjes boven hun hoofden, uitkijkend en verzekerd van een maagvullend kerstdiner. 

Vrolijk Kerstfeest dan toch maar, ondanks alles.

Er zijn mensen die deze pandemische tijd vergelijken met de crisisjaren of, nog erger, de oorlogsjaren. Zij menen dat al onze vrijheden ons één voor één afgepakt (gaan) worden. Creatief omgaan met tegenslag, we kunnen het niet meer, gewend als wij zijn aan overdaad en vrijheid.

Zó gewend aan overdaad en vrijheid dat we, als we een tijd niet in onze welvaart door kunnen gaan, dat crisis noemen.

Ik trek óók een vergelijking met de oorlog, maar dan andersom.

Daar waar in die tijd mensen achter boekenkasten of onder de grond verscholen moesten zitten, kunnen wij vrij in en uit lopen in de 6.338 supermarkten die ons land rijk is. Gebogen onder het juk van een virus vullen we evengoed onze manden, versieren we onze huizen, trekken onze feestkleding aan en ondertussen wordt er niemand opgepakt, vermoord of weggevoerd. 

Vrijdag 24 dec 1943, Kerstavond, uit het dagboek van Anne Frank:

‘Miep heeft een kerstkoek gebakken voor Peter, Margot en mij. Voor ieder een flesje yoghurt en voor de volwassenen een flesje bier. Als iemand van buiten komt, met de wind in z’n kleren en de kou op z’n gezicht dan zou ik mijn hoofd onder de dekens willen stoppen om niet te denken: wanneer is het ons weer gegund om lucht te ruiken?  Geloof me, als je anderhalf jaar opgesloten zit, kan het je eens te veel worden. Fietsen, dansen, fluiten, de wereld inkijken, weten dat ik vrij ben, daar snak ik naar’.

Ik wens iedereen het goede voornemen toe om oog te blijven houden voor dat wat wél kan in deze tijd. Ik wens alle mensen die het in deze tijd zakelijk, financieel of sociaal gezien erg moeilijk hebben alle sterkte toe. Houd moed.

Maar laten we ook niet vergeten om te fietsen, te dansen, te fluiten, de wereld in te kijken met de wind in onze kleding en de kou op ons gezicht. 

Dat is vrijheid, die een oorlog ons wel afpakt, maar een virus niet!

Vrolijk Kerstfeest dan toch maar, ondanks alles.


De foto boven is van P. de Jong. Hij wordt bewaard door het Gemeentearchief van Zaanstad.