Dat Lassie125 jaar bestaat, zal de ware Zaankanter niet zijn ontgaan. Het gebouw in de wand van Wormer is getooid met een vlag en d’r is al een en ander over geschreven.
Tot en met woensdag plaatsen we elke dag een voorpublicatie uit het boek ‘Lassie, 125 jaar rijst aan de Zaan’. Schrijfster Vibeke Kingma geeft, op uitnodiging van Het Historisch Genootschap Wormer, op donderdag (22 maart) een lezing, om 20:00 uur in de Stoomhal in Wormer.
Vandaag deel 2 van hoofdstuk 8 (Rijst naar de voorgrond)
De jaren na de oorlog
In mei 1945 zouden de Duitsers eindelijk capituleren. Na de bevrijding probeerde de directie zo vlug mogelijk in contact te komen met de Haagse autoriteiten om op de hoogte te komen of er nog grondstoffen in het land aanwezig waren en zo niet, welke door de regering in het buitenland waren aangekocht. Bloemendaal slaagde erin aanwezig te zijn bij de eerste vergadering onder leiding van ir. S.L. Louwes, directeur-generaal van de voedselvoorziening, met de voorzitters van de bedrijfsgroepen op voedselgebied. Slechts enkelen was dat gelukt, want de Nederlandse infrastructuur lag voor een deel in puin, waardoor het moeilijk was Den Haag te bereiken.
De vrede was net op tijd gekomen, nog twee weken, dan zou er niets meer te distribueren zijn geweest. Wat grondstoffen en producten betrof was Nederland praktisch leeggeroofd. De laatste voorraden gerst en haver waren naar Duitsland verdwenen. Wel had de regering 200.00 ton graan aangekocht in de VS en Canada, waaronder 46000 ton gerst. Afgewacht moest worden wanneer de eerste zendingen zouden arriveren. Louwes zag dat niet snel gebeuren in verband met het gebrek aan scheepsruimte.
De stilstand was funest geweest voor de fabriek; machines roestten, houtwerk en riemen schimmelden. Het idee was de fabrieken voor de komst van de binnenlandse oogst in september gebruiksklaar te hebben, maar toen werd men begin juli plotseling voorzien van Canadese grondstoffen. Razendsnel werd de fabriek gebruiksklaar gemaakt en op 17 juli konden de hoofdschakelaars van de PEN worden aangezet en de gortfabrieken draaien.
Omdat de kolenvoorziening nog te wensen overliet, ging het bedrijf over tot het plaatsen van een oliestookinrichting. De brander werd van Werkspoor betrokken, de installatie werd in eigen beheer uitgevoerd. Twee tanks werden ondergronds opgesteld. Maar vlotte leverantie per tankwagen bleek toch niet mogelijk, dus moest men grotere tanks plaatsen en de olie per tankboot ontvangen. Hiertoe werden bovengrondse tanks geplaatst. De installatie werkte direct uitstekend en bleek een nuttige toevoeging voor de fabriek. Zowel havermout als gort gingen van de bon.
Voor een humoristisch weekblad was dat aanleiding om een cartoon te plaatsen van een huisvader die verrukt uitroept: “Ha! Die vieze havermout is zonder bon, nu behoef ik het niet meer te eten!” Men vreesde dan ook dat de vraag naar gort en havermout zou verminderen, maar die vrees bleek geheel ongegrond. Al was het wel een vooruitwijzing naar de toekomst. Toen Nederlanders langzamerhand meer te besteden kregen in de jaren vijftig, begon de vraag naar havermout en gort, die met de oorlog geassocieerd werden, te dalen.
In juli 1947 werd de firma Wed. J. Leupen te Haarlem overgenomen. Dit bedrijf produceerde Allson’s Custard. Met dit kleine bedrijf, dat al 150 jaar bestond, had het bedrijf al vanaf de oprichting van Gebrs. Laan een relatie. Het bedrijf ging hard achteruit, tot overname door Mercurius nog de enige optie was. Mercurius richtte een custardfabriekje in in een leegstaand deel van Silo I. Omdat de firma Leupen heel klein was en de grondstoffen nog aan quota gebonden waren, had men op dat moment niets aan de overname. Custard zou een heel klein onderdeel van het bedrijf blijven.
Het laboratorium behaalde intussen zijn eerste resultaten. Het bestond tussen 1945 en 1947 uit twee mensen, een scheikundige en een analiste. In 1947 kwamen er nog twee mensen bij. Het laboratorium had een nieuw soort babyvoeding ontwikkeld en uitgebreid getest. Deze babyvoeding, die voorgekookt werd en dus alleen nog maar hoefde te worden opgewarmd, wilde men in productie nemen. Probleem was dat men wegens het nog altijd voortdurende gebrek aan materialen niet aan een voorkookinstallatie kon komen. Men besloot samen te werken met zuivelfabriek de Volharding in Nijkerk, die wel over zo’n installatie beschikte. Babyvoedsel Baby OK werd in 1949 gelanceerd.
In het laboratorium ging men ondertussen verder met het ontwikkelen van vlugkokende producten voor Mercurius. Ook begon men met het ontwikkelen van producten die direct klaar waren voor consumptie. De aandacht voor het drukke leven van de huisvrouw, die wel wat anders te doen had dan 20 minuten in een pan havermout roeren, was overgewaaid uit Amerika. Mercurius ging hier in mee en probeerde de kooktijd van havermout en gort tot het uiterste te beperken. In de jaren vijftig zou deze ontwikkeling leiden tot de introductie van Klaar Havermout, die al geheel voorgekookt was en alleen maar opgewarmd hoefde te worden.
In 1948 was een begin gemaakt met de verwerking van rijst. Omdat men nog niet wist of men eigenlijk wel verder wilde met rijst, liet men deze pellen in loondienst door rijstpellerij Bloemendaal en Laan. Het jaar 1949 bleek echter cruciaal voor de toekomst van het bedrijf. De consumptie van gort daalde scherp, veroorzaakt door de eerder genoemde stijging van inkomsten gecombineerd met een afkeer van gort als oorlogsvoedsel. De concurrentie in de markt voor havermout verscherpte door de komst van nieuwe fabrieken in Canada en Australië. De omzet van rijst bleek echter te stijgen. Men besloot groot in te zetten op onderzoek naar nieuwe producten en het laboratorium werd verder uitgebreid.
Gisteren plaatsten wij deel 1. Morgen gaan we verder met deel 3… De jaren vijftig tot de jaren zeventig
(de foto boven ontvingen wij van Het Historisch Genootschap Wormer)
Wat mooi dat dit nu allemaal in een boek bewaard blijft en dat we hier een voorproefje krijgen, dank!