“Ik kwam de straat in rijden en toen zag ik het. Het was alsof er iets dood is gegaan. Het sloeg op mijn keel, ik kon niets meer uitbrengen. De staat is slecht, dat weten we natuurlijk allang maar zolang de wieken er nog aanzaten bleef het een mooi fotogeniek molentje.”
Met de storm van afgelopen 23 februari werd een dieptepunt bereikt in de geschiedenis van De Vlijt. Maar deze wind was slechts de boodschapper: ze legde genadeloos de gevolgen bloot van het zware weer dat het bonkige molentje de afgelopen jaren heeft murw-gebeukt.
Door: Merel Kan voor De Jol Oudheidkamer Oostzaan.
Heel toevallig hadden we eerder dezelfde week een redactievergadering van De Jol, het boekje dat Oudheidkamer Oostzaan minstens twee keer per jaar uitgeeft. Ons redactielid Jelle Brinkhuijsen kwam daar, met zijn dubbele pet als bestuurslid van de Stichting Behoud Biksteenmolen de Vlijt, met het voorstel om een A4 over de molen in te steken in de Jol. Hij maakte duidelijk dat er dringend geld nodig is. Er is een restauratieplan. Oostzaan heeft tienduizend euro geoormerkt en dat zou de meest belangrijke stap, de fundering, dekken. De gemeente houdt alleen stevig de hand op de knip, zolang de stichting niet heeft aangetoond dat ze zelf de volgstappen kan realiseren.
De middag na de ochtend dat Jan van den Broek ontdekte dat de molen vleugellam geslagen was, stond ik voor zijn deur. Ik wilde graag een filmpje maken van de schade, en dat was best moeilijk vanaf de wal.
De Vlijt staat op een eilandje, maar dat weet natuurlijk elke Oostzaner. Zijn vrouw deed open. Jan kwam uit de nachtdienst en hij sliep. En, hoewel ik me niet voor kan stellen dat je door die deurbel met het lange riedeltje heen zou kunnen slapen, legde ik me erbij neer dat ik die dag het eiland niet op zou komen.
Via Facebook zocht ik contact met Anja van den Broek, de dochter van Jan, de kleindochter van Jacob. Zij had een oproep geplaatst om de volgende dag, zaterdag, om twee uur in de middag te komen helpen. Het was een roep om sterke mannen die het gevaarlijk hangende molenkruis met de wieken naar beneden konden krijgen, ik bood mijn man aan en mocht ook komen.
Rond twee uur in middag werden acht flinke mannen met Jan, zijn vrouw en Anja het eiland opgezet door Leo (Loki) met z’n fijne schuit. De meesten hadden het molentje tot dan toe alleen maar vanaf de wal bewonderd, of ze waren erlangs gevaren. Allen waren het erover eens dat De Vlijt niet mag verdwijnen. Een van de mannen wist te vertellen dat het de meest gefotografeerde plek van Oostzaan is. En als dat niet waar is, dan denk ik dat het komt omdat het niet op de meest zichtbare plek ligt.
Met vereende krachten werd het molenkruis naar beneden gehaald. En dat was afzien. Vooral voor de vrouw van Jan van den Broek: ze kon amper aanzien hoe hij bovenop de halfvergane omloop van het molentje zorgde dat het kruis loskwam om beneden opgevangen te worden door de krachtpatsers. Haar zenuwen waren besmettelijk en met elke krak en kraak scheen Jans laatste moment te worden ingeluid.
Goed, om een lang verhaal kort te maken, dat kruis met die wieken kwamen veilig beneden en Jan ook. Toch bleek later dat die molens niet geheel zonder gevaar zijn. Dat hoorde ik toen Jan me diezelfde middag nog thuis bezocht met een tas vol prachtige foto’s (tekst gaat door na het filmpje).
Jans betoveropa heette ook Jan. Hij werd geboren in 1834 in Wijdewormer en hij kwam als molenaar op de Waker terecht. Toen hij vijfentwintig was trouwde hij met Nantje Muijs, de dochter van de watermolenaar van de Neckermolen. Betoveropa Jan werd, samen met zijn hond in de molen doodgeslagen door de bliksem in 1877. Hij was drieënveertig. De overgrootvader van Jan, alweer een Jan, was toen dertien. Deze Jan werd geen molenaar omdat de molens vervangen werden door stoom- en later dieselgemalen. Hij werd baggeraar, maar hij had een grote liefde voor molens. Eigenlijk kan je spreken van een molenvirus dat generatie na generatie werd overgedragen.
Over het kleine bikkeltje op het eiland aan de Dr. Keijzerstraat is al eerder bericht in ons blad. In 1997 meldden we dat het onderhoud prima was, dat zijn vlucht (de totaallengte van de wieken) 5 meter is, en dat hij in 1946 is aangekocht door Jacob van den Broek, de vader van Jan. Er stond niet bij dat hij er 225 gulden voor betaalde. Rond 1920 was hij gebouwd in Zaandam en hij stond op verschillende locaties. Vanuit de achtertuin van zijn ouders aan de Jacob Cornelisstraat in Oostzaan, verplaatste Jacob hem in 1959 naar de huidige locatie op het eilandje.
Jacob was timmerman en hij had ooit van zijn grootvader – de Jan die in de Waker werd geboren – een zelfgebouwd modelmolentje gekregen. In 1954 trouwde hij met Willy van Ee uit Amsterdam en een jaar later werd Jan geboren. Op zijn beurt bouwde Jacob een wipmolentje voor ‘onze’ Jan: de Jan die deze middag op de krakkemikkige ombouw van de door de wind gehavende Vlijt had gestaan. Jan vertelt dat hij mee mocht timmeren aan de kap, in het schuurtje van De Vlijt. Maar de wieken werden door zijn vader Jacob gedaan omdat die te moeilijk waren. De Vlijt was zijn vaders hobby, maar Jan was er als kind altijd.
Op zijn veertiende werd Jan lid van de Zaansche Molen. Hij betaalde zijn contributie door met de jol het veld in te gaan om rietsigaren te plukken. Per duizend werden deze opgekocht door Duitsers in bossen van honderd stuks. Ze waren populair als decoratie in bloemstukken. Hij had zelfs nog geld over om het boek Duizend Zaanse Molens van Pieter Boorsma dat in 1951 was verschenen, te kopen. Op een gegeven moment kom je op een leeftijd dat je andere hobby’s krijgt, maar op afstand bleef hij altijd bij het biksteenmolentje.
Toen het zijn vader niet zo makkelijk meer afging – ongeveer vanaf 2008 – is hij er weer meer betrokken bij geraakt. Het was altijd perfect onderhouden, maar Jan werkte fulltime, en was niet in staat om het te laten doen. Hij deed alles wat mogelijk was. In 2012, na het overlijden van zijn vader, verviel de molen aan de gemeente, maar die zat ermee in de maag. Jan richtte een stichting op om te zorgen dat de molen ook voor de toekomst bewaard blijft.
Dat is moeilijk. Zoals Jan zegt: ‘De fundering moet gedaan worden, eerder hebben de andere werkzaamheden weinig zin. Het glijdt van ons af. Zonder ondergrond geen molen.’
Het lijkt ons dat er grond en ondergrond genoeg is om ervoor te zorgen dat deze molen behouden blijft. Na Jacob en Jan zet dochter Anja zich daarvoor in, maar het zou mooi zijn als de Van den Broekjes de wind en de Zaanstreek daarin meekrijgen.
Je kunt doneren via: NL83 RABO 0125 181 620 t.n.v. Biksteenmolen de Vlijt
Dit verhaal verscheen ook in De Jol Voorjaar 2017, een uitgave van Oudheidkamer Oostzaan.