Op 25, 26 en 27 oktober en op 1 en 2 november aanstaande worden in Zaandam en Koog aan de Zaan 45 struikelstenen onthuld. Tijdens een korte ceremonie worden de namen en levensgeschiedenissen voorgelezen van de mensen voor wie een steen onthuld wordt.

Een van de steentjes wordt gelegd voor Damstraat 10 (voorheen Damstraat 4). Dat is de plek waar Dolly Drilsma met haar vader en moeder woonde. Dolly wordt op 2 maart 1943 op transport naar Sobibor gezet. Direct na aankomst wordt ze vermoord. Ze werd zes jaar. 

Hans Bax speelde met Dolly, hij deelt hier zijn herinneringen aan haar.


Dolly

Bij het begrip Tweede Wereldoorlog denk ik altijd terug aan mijn kinderjaren. Toen ik een jaar of vijf/zes was mocht ik naar de kleine Montessori- kleuterschool op een hoek van de Gedempte Gracht in Zaandam, vlak bij mijn ouderlijk huis, een groot artsenhuis op de Dam met een mooie esculaap als gevelsteen. 

Te midden van alle oorlogsellende was het kleuterschooltje voor mij een lichtpunt.  

Het was op de eerste etage boven een café, voor zover ik mij herinner, en bestond uit een groepje leeftijdgenootjes die onder leiding van een kleuterjuf speelden met allerlei voorwerpen en dingen die door Maria Montessori nuttig en leerzaam geacht werden. Zoals speciale blokkendozen, meetlatten, verantwoorde draaitollen en noem maar op.  Ook waren er bordjes, kopjes en schoteltjes om ‘huishoudinkje’ spelen.  Dat laatste deed ik heel vaak, bijna elke dag.  

En dat kwam door Dolly, Dolly Drilsma.  

Ik vond dat meisje van meet af aan heel leuk en samen speelden we ‘Vadertje en Moedertje’, zoals zij het noemde.  Die naam vond ik wel bedenkelijk, mijn vriendjes zelfs ‘heel stom’, maar Dolly wilde niet anders.  

Vooruit dan maar, dacht ik, want ja, een meisje toch, en die hebben altijd wat!  Maar op een keer ging ze te ver, vond ik: Zij besloot op een dag ineens, dat zij Vadertje was en ik Moedertje…  Ik protesteerde, want ik moest een schortje voor.  Maar zij stond op haar stuk en sindsdien wist ik, dat meisjes wel heel leuk kunnen zijn, maar soms ook hartstikke kattig…  Goed dan, ik was Moedertje maar pas na luid protest, waar zij zich niets van aan trok.  Zo ging de tijd voorbij en ik genoot van mijn kleuterschooldagen, totdat Dolly er op een dag niet was.  

‘Weg’, zei Juf. Meer niet. Ik was er heel akelig van.

Thuisgekomen vond mijn moeder mij zeker erg bedrukt en vroeg wat er aan de hand was.  ‘’Dolly was niet op schooltje’’, zei ik.  “Nee, die is weg,’’ zei mijn moeder, ‘’die is door de Duitsers meegenomen’’. Meer zei ze niet en ik liet het maar zo.  Ach, meisjes en vrouwen begrijp je toch nooit, moet ik gedacht hebben.  Niet wetende, dat mijn moeder drommels goed wist wat er aan de hand was: Dolly was van Joodse afkomst en dat was onder de Duitse bezetting, waar het antisemitisme hevig tierde met alle afgrijselijke gevolgen van dien, genoeg om haar met het hele gezin te arresteren en af te voeren naar een concentratiekamp (Sobibor, bleek later) om haar daar te vernietigen, als een sprinkhaan, een schadelijke nog wel…!   Maar als ik verder vroeg wat ze dan met Dolly deden zei ze niets.  Zie je wel, vrouwen, dacht ik weer.  

Mijn moeder wist beter: als ze iets aan mij uitlegde, zou ik daar misschien op het schooltje of daarbuiten met leeftijdgenootjes over praten en daaronder, wist ze, zaten ook NSB-kinderen die bij verder door mij uit de school klappen een groot gevaar konden vormen. Temeer, daar mijn ouders in hun hun huis op de Dam, dat oud was en van vele schuilhoeken voorzien, mensen voor de nazi’s verborgen hielden, ‘’illegalen’’ zoals zij die gezocht werden voor de Arbeitseinsatz, maar ook anderen, zoals mensen die van Joodse afkomst waren, dus die volgens de krankzinnige ideeën van Herr Hitler daarom dienden te worden vernietigd. 

Angst voor ontdekking en verraad was er elke dag (en nacht!), levensgroot. Niemand mocht dus van die onderduik weten en als het hele huis weer eens rook naar het ontsmettingsmiddel Lysol, snapte ik als kind, dat het was om te voorkomen dat mensen ziek werden, zoals mijn moeder dan uitlegde.  Maar pas veel later, na de oorlog, vertelde ze, dat ze zoiets in huis expres deden om bij ‘’razzia’s’’ door Duitse militaire patrouilles te voorkomen, dat hun speurhonden, die ze soms bij zich hadden, op het spoor kwamen van Joodse en andere ‘’Untermenschen’’ die overal in het huis verstopt zaten. Het leven hing toen aan een zijden draad, legde ze later uit: als ze iets gevonden hadden was ons hele gezin ook naar Duitsland afgevoerd om vernietigd te worden. ‘Jij ook’, zei ze.  Maar dat wist ik toen niet.  Kon het ook niet weten.

Zoals de keer, dat er een razzia was en Duitse soldaten het huis binnenkwamen om te ‘’kontrollieren’’, een woord dat ik wel verstond.  Ik was vol bewondering voor hun mooie schietgeweren en begreep dat ze het huisdoor wilden om te ‘’suchen’’ naar ‘’schlechte Leute’’. Ze doorzochten alle kamers en ruimten en staken hier en daar met hun bajonet door het behang.  Totdat ze tenslotte weer bij de voordeur naar buiten wilden.  “Nichts gefunden. Alles gut’’ zeiden ze tevreden tegen mijn ouders. Ik stond er belangstellend bij en begreep ongeveer waarover het ging.  Dit is mijn kans om eens iets te betekenen, dacht ik en ik deed meteen een duit in het zakje. Ik zei waar de Duitse soldaten bijstonden tegen mijn moeder:

‘Maar ze hebben nog niet achter die houten schotten beneden en boven gekeken!’

Want ik wist, dat daar vaak mensen zaten al had ik er geen idee van wie en waarom, want ze legde ons kinderen nooit zoiets uit. Ik zag dat mijn moeder schrok. Ze keek ontsteld en gaf mij pardoes een klinkende oorvijg waarop ik meteen hard begon te huilen. Ik raakte totaal van mijn stuk. Zoiets deed ze anders nooit! God zij dank hadden de Duitse soldaten niet begrepen wat ik gezegd had, legde mijn moeder pas na de oorlog uit: ‘Ze vonden dat ik kinderen zoals jij een goede opvoeding gaf: meteen slaan!  “Gut, Frau Doktor!”….’  

Het leven hing aan een zijden draad en ze stond vaak doosangsten uit.  Meteen na de oorlog raakte ze door de lang opgekropte stress grondig van slag, ‘’burn out’’ zou je nu zeggen.  Daarom werd ze door de organisatie UVV (Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers) met een aantal haarsgelijken, vrouwen uit het verzet en dappere meisjes zoals koeriersters een paar maanden ondergebracht in een opvanghuis in Denemarken om een beetje bij te komen.  

Aan Dolly moest ik later nog vaak denken.  Ze was soms kattig, ja ja, maar ook heel leuk!  Wat bezielde die Duitsers toen toch? Waren ze gek geworden?  Nee, gek gemaakt, door Herr Hitler. En het stond allemaal in het boek Mein Kampf, legde mijn moeder veel later uit. Maar dat had ze voor de oorlog niet gelezen, zei ze.  Dat hoefde toch immers niet want ze was van zichzelf altijd erg pacifistisch. Maar dan wel tot begin mei 1940. Toen draaide ze meteen resoluut om. Te laat, natuurlijk, maar beter laat dan nooit…

En de geschiedenis herhaalt zich: Nu steken weer overal nieuwe, verwoestende ideologieën de kop op.  Neem de neonazi’s.  Niets van het verleden geleerd!  Het gaat niet eens om ‘goede wijn in oude zakken’.  Het gaat weer om puur vergif, alsof er geen sprake is geweest van fascisme en of er geen Tweede Wereldoorlog heeft plaatsgevonden. Alsof er nooit enig verslag over de door de nazi’s begane afgrijselijkheden is gepubliceerd!  En het gaat altijd weer om het beoogde ‘’goede doel’’.  De hang naar radicalisme lijkt wel onuitroeibaar.  Neem nu de uitwassen van de Islam. Volstrekt zelfgenoegzaam vinden sommige islamieten dat wij, mensen zoals U en ik, Protestanten of Katholieken of Buitenkerkelijken, noem maar op, dat die ‘’ongelovigen’’ zijn en niet deugen en in het vuur horen, het vuur van de hel.  Dat verzinnen ze niet, maar het staat geschreven in Koran en wordt uitgedragen door vrome Imams die al even vrome leerlingen, jong, dus vaak radicaal, dat hoort een beetje bij die leeftijd, aanzetten tot vreselijke daden. We zouden het kunnen weten en misschien voorkomen, maar wie weet er bij ons nu van? Wie leest hier nu bijvoorbeeld in de Koran?  Niemand van ons toch? Zeg nou zelf!

Dag lieve Dolly. Ik zal je nooit vergeten!