Hebben we in de vorige delen al gelezen dat cacaobranden in de molens en fabrieken meestal slecht aflopen, dan willen we in dit deel er nog een klein schepje bovenop doen.
De duivelse rode haan kraait namelijk graag als het om dat bruine goedje gaat.
Door Thijs de Gooijer
Molen de Dood stond ooit aan de Braakdijk op het Kalf in Oostzaandam. Niet te verwarren met meelmolen de Dood te Zaandijk. Deze molen met zijn lugubere naam was van oorsprong een oliemolen maar werd later verbouwd tot het malen van koffiedoppen en weer later ingericht tot het verwerken van cacao. Tussen molen de Dood en de iets verder gelegen molen de Strijd bevond zich eertijds het naar de molen genoemde Doodsluisje wat aan bootjes toegang gaf tot het Oostzijderveld.
In augustus 1868 trok er een flinke onweersbui over de Zaanstreek. Het bliksemde aan alle kanten en de donder deed de ramen trillen. In het oosten van Zaandam leek het wel erger dan in de rest van de Zaanstreek. De mensen in de huizen keken elkaar tussen de donder eens aan: ”een flinke bui, hopelijk slaat het nergens raak”.
Plots een felle bliksem direct gevolgd door de harde klap… en even later weer… Molen de Vier Heemskinderen ook aan het Kalf en molen de Dood waren getroffen… gelukkig ontstond er geen brand alleen wat schade, zodoende overleefden beide molens dit geweld.
Bijna 50 jaar later, in 1915, voltrok zich dan toch het noodlot over molen de Dood en vond hij daadwerkelijk de dood in een geweldige vuurzee… Het was in de nacht van donderdag op vrijdag, 18 op 19 november, even voor 12 uur middernacht toen een van de arbeiders in die koude en mistige nacht brand in de molen ontdekte.
Hoe de brand is ontstaan kon niemand later vertellen maar het vuur breidde zich zo razendsnel uit dat de mannen die in de molen aanwezig waren halsoverkop de molen moesten verlaten. Een van hen spoedde zich naar de schuur om zijn fiets die hij daar gestald had te redden maar de vuurduivel was hem daar reeds te snel af. Machteloos moest hij toezien hoe de molen, de schuur met zijn kostbare fiets en de aanwezige cacaovoorraden ten prooi vielen aan de loeiende vlammen die de mistige omgeving in een macaber rood schijnsel zetten… Hoe snel kon het gaan… tussen het alarm en zijn poging de fiets te redden zaten slecht enkele minuten. En alweer werd de Zaanstreek een prachtige molen minder rijk.
Molen de Zeeman aan het Kalf werd gebouwd als oliemolen in 1683, maar werd zoals vele anderen de laatste jaren ingericht voor het verwerken van cacao. De molen was reeds voorzien van een stoommachine… en… hoe cynisch… dat werd zijn ondergang op 19 februari 1910.
Het vuur brak namelijk uit in de schuur waarin dat apparaat was opgesteld, samen met enkele cacaopersen en een maalderij. Toen er een tussendeur werd geopend ontstond er door de tocht… het waaide hard die zaterdagavond uit het Zuid-Zuidwesten… een vonkenstroom in de richting van de molen… vlug werd de deur gesloten maar het rode kwaad was al uitgezaaid in het molenlijf. Overal ontstonden kleine brandjes in de van olie doordrenkte molen die zovele jaren trouw dienst had gedaan. Het molenlijf werkt als een schoorsteen en door die luchtcirculatie was het vuur binnen de kortste keren bovenin de molen en vlamde plots uit de kap naar buiten. Nu begon het riet te branden en grote plukken van dat materiaal vielen brandend naar benden. Brandweercommandant van Heijnsbergen schreef:
”Ondanks de tragiek leverde dit plots een zeer mooi schouwspel op. Toen het riet was weggevreten stond daar de reus als een lichtgeven geraamte, het geheel werd nog imposanter toen de molen al brandend begon te draaien.”
Een ooggetuige vertelde later dat er een massa publiek op de brand was afgekomen. Dit kwam mede doordat op de zaterdagavond er veel wandelaars door de Westzijde lopen. Ze renden mee met de brandweerspuit die al bellende in de richting van de brand reed. De spuit werd getrokken door 2 vurige paarden die vanaf de bok aangezet werden tot grote snelheid. De hoeven kletterden op de stenen, zodanig dat er enkele brandweerlieden door de zware schokken afvielen… op hen werd echter niet gewacht. Zij moesten maar zien hoe ze bij de brand kwamen.
Ook het opstappen van de spuitgasten op de rijdende spuit ging niet vlekkeloos… een der lieden trapte de benzineleiding van de spuit eraf… de reserveleiding werd tijdens de rit gemonteerd. De brandweer posteerde zich bij aankomst op de stelling van de molen maar de harde wind en de daardoor loeiende vlammen verdreef hen van die plek. Niets was bestand tegen deze gloed, die zo enorm werd dat de brandweer steeds verder moest wijken. Van Heijnsbergen schreef:
”Het was een inferno, de Zaan leek wel van goud door het geweldige vuur.”
Omstreeks kwart voor elf, een uur nadat het vuur was ontdekt, begonnen de wieken plots te draaien. Het duizendkoppige publiek joelde en juichte… wat een wonderbaarlijk mooi schouwspel was dit… enkele malen gingen de wieken heen en weer en toen stortte de molen achterover de Zaan in… De hitte die daarbij vrijkwam was onhoudbaar voor de spuitgasten. Zij lieten de straalpijpen, slangen en ander materiaal in de steek en zochten hun heil een eind terug, de handen voor het gezicht… als ware treurend om het vurig einde van die arme Zeeman.
Tot half 4 die nacht heeft het nablussen geduurd en konden de toeschouwers naar huis terug. De brand was zo erg geweest dat in Beverwijk en Santpoort mensen naar de rode gloed hadden staan kijken, zich afvragend wat daar aan de hand zou zijn.
De molen behoorde aan P. Koning te Zaandijk. Over de oorzaak tastte men in het duister. Hij stond op de plek waar later de cacaofabriek “Aurora“ aan het Kalf gebouwd zou worden.
Bronnen: Brandkroniek van Pommeren en Van Heijnsbergen, GAZ, Zaanse molenbranden door Couwenhoven, archief Th. de Gooijer, Cacao langs de Zaan door Th. de Gooijer.
De brandweer beschikte over vurige paarden. Mooi verwoord