70 jaar geleden, op 12 juni 1945, ruim een maand na de bevrijding, kwam Krommenieër Arend de Boer pas thuis. Hij had om daar te komen half Europa doorgereisd.
Eind 1944 lijden de Duitsers grote verliezen aan het Oostfront. Om het tekort aan arbeidskrachten in de Duitse oorlogsindustrie te compenseren worden Nederlandse jongens en mannen opgeroepen. Ook in Krommenie. In de vroege ochtend van 16 december wordt een pamflet verspreid: niemand mag naar buiten en mannen van 17 tot 40 jaar moeten zich om 9 uur op de stoep van hun huis melden met voedsel voor drie dagen. Op niet-melden staat een zware straf en verbranding van het huis.
De dan 19-jarige Arend de Boer uit Krommenie denkt aanvankelijk te ontkomen:
’s Ochtends werd op de voordeur gebonsd. Ik dacht: Dat gaat mis. Binnen een uur moest ik me melden, anders gebeurden er vreemde dingen. Ik vluchtte naar de familie Hondema. Die zaten in de ondergrondse. Een kwartier later kwam moeder vertellen dat ze vader hadden. Die lieten ze los toen ik me meldde. Aan de Vaartdijk lag een binnenvaartschip. Daar werden we ingeladen, in het pikdonkere ruim met 56 man.
Op 12 februari 1945 werd hij in Silezië door Russen bevrijd en kwam via Marseille op 12 juni terug in Krommenie.
Over de razzia en de omzwervingen van Arend de Boer maakte Monumenten Spreken de volgende film: