Volgens haar kinderen is Thelma Bosmans langzamerhand een echte Zaankanter aan het worden. Over de vraag wat zij typerend vindt voor de streek, moet Thelma dan ook lang nadenken. ‘Ben ik zo ingeburgerd dat ik het niet meer weet?’ vraagt ze lachend. Vijftig jaar geleden verhuisde Thelma naar de Zaanstreek, en vandaag deelt ze haar verhaal.

In 2023 kreeg de gemeente er ruim 9600 nieuwe inwoners bij. De verhuisstroom naar de Zaanstreek is in de afgelopen 20 jaar meer dan verdubbeld. In deze rubriek gaat De Orkaan op zoek naar de gezichten achter de verhuisstroom; wie zijn deze import-Zaankanters? 

Thelma werd geboren in Elst. ‘Ons huis had dertien kamers en een enorme tuin.’ Ze glundert als ze terugdenkt aan haar geboorteplaats. ‘Ik vond het geweldig in Elst, dat heerlijke dorp. Samen met mijn zussen kattenkwaad uithalen; wij hadden de vrijheid en alles kon.’

Toen zij tien jaar oud was verhuisden haar ouders naar Den Haag, en dat was wel even aanpassen voor Thelma. ‘Het was ineens een veel grotere stad, waar je meer in het gareel werd gehouden.’ Gelukkig stond het nieuwe huis aan de buitenrand van Den Haag, richting de duinen. ‘Ik kreeg niet echt het stadsgevoel, dat was super.’

Onlangs bezochten Thelma en haar zusje hun geboortedorp, op zoek naar het ouderlijk huis. Ze keken hun ogen uit in het gemoderniseerde Elst. Met een nieuw station, Amerikaanse fabrieken en andere winkels herkende Thelma het bijna niet terug. ‘Gelukkig stond het huis er nog wel en de rest van het dorp is ontzettend mooi opgeknapt met behoud van oude gevels.’ 

Als Thelma trouwt, verhuist zij naar de Zaanstreek. ‘Mijn man werkte in Amsterdam. Hij kreeg reiskostenvergoeding als wij in de Bijlmer of buiten Amsterdam gingen wonen. Wij besloten toen om naar de Zaanstreek te verhuizen.’ Het stel verhuist in eerste instantie naar een kleine flat in Wormerveer, maar pakt niet veel later de koffers om naar Krommenie te vertrekken. Thelma moet behoorlijk wennen aan de Zaanse mentaliteit. ‘Als iemand voor de deur staat, vraag ik of diegene binnen wil komen en ik bied wat te drinken aan. In Wormerveer kwamen mensen niet verder dan de voordeur.’

Ook benoemt ze de leencultuur in Krommenie. ‘Toen wij eenmaal kinderen kregen, wilden we graag een huis met een tuin. Uiteindelijk konden wij dat in Krommenie kopen. De buren kwamen regelmatig via de tuin naar onze keuken om te vragen of zij wat konden lenen. Dat was ik niet gewend.’ Gelukkig past Thelma zich makkelijk aan en voelt ze zich inmiddels helemaal op haar plek in de Zaanstreek.

‘Mijn kinderen zeggen zelfs dat ik een echte Zaankanter aan het worden ben. Ik snap niet zo goed waarom, want men vindt mij nog steeds te deftig praten.’

Voor dé echte Zaankanter, moet je bij de oudjes zijn, denkt ze. ‘Er zijn mensen met een Zaans dialect. Maar ik zou nu zo snel niemand kunnen opnoemen. De echte Zaankanter is met een lantaarntje te zoeken.’

Toen hun kinderen uitvlogen, zijn Thelma en haar man naar Zaandam verhuisd. ‘In Krommenie had ik door de kinderen veel contact met andere ouders. Nu heb ik dat niet meer, dus ik ervaar het hier sowieso heel anders.’ Toch komt Thelma aan sociale contacten niet tekort. ‘Ik heb jarenlang in het ziekenhuis gewerkt, daar lijkt iedereen mij door te kennen.’

In het ziekenhuis heeft zij kennis gemaakt met alle soorten Zaankanters. ‘Mensen hier zijn behoorlijk direct, ze nemen geen blad voor de mond.’ Daarin verschillen Zaankanters van Hagenezen, denkt Thelma. ‘Maar ik woon hier nu al vijftig jaar, dus inmiddels vind ik het hartstikke gewoon.’ Het leukste aan haar woning in Zaandam, vindt Thelma ongetwijfeld het uitzicht over de Zaan. Vanuit de serre kijkt ze in de zomer neer op alle bootjes die voorbij varen.

‘Het is gewoon een feestje, dit uitzicht verveelt nooit.’

Zaanse schatten volgens Thelma

  1. ‘In de zomer fiets ik graag door de polders samen met een vriendin. De jonge dieren die je dan tegenkomt en de vele watervolgers, vind ik geweldig. Ik vind het ook heerlijk om in Zaandijk langs alle mooie huizen te fietsen. Daar zijn zulke mooie gevels. Ik hoor mijn dochter al lachen: “Mam moet weer afstappen. Ze heeft weer een geveltje gezien.” Laatst hebben wij Wormer ontdekt. De Zaanstreek heeft zoveel moois te bieden.’ 

2. ‘Toen wij nog in Krommenie woonden fietsten wij vaak een rondje met de kinderen. Dan kwamen wij in het Twiske terecht. Daar kan je heerlijk wandelen, met name als alles in bloei staat. Er is niets fijner dan tussen de verse bloemen, planten en struiken te lopen. Vroeger hebben wij daar ook weleens gezwommen.’

3. ‘Iedereen kent het hotel met de opgestapelde Zaanse huisjes, natuurlijk. Ik loop iedere dag heen en weer naar het station en dan kijk ik toch even omhoog naar de geveltjes van het hotel.’

Door Mila Lange.