Fort Lent aan de Waal bij Nijmegen werd eind negentiende eeuw gebouwd om het vaderland te beschermen tegen invallen van de Russen of de Duitsers. Maar afgelopen weekend werd het fort zonder slag of stoot veroverd door Zaankanters en hun afstammelingen. Een verjaardag met een gouden randje.
Van alle mensen die zaterdagavond Aart Jan Goosensen kwamen uitluiden als directeur van de Nijmeegse groothandel Protempo was ik degene die hem het langst kende. Langer dan zijn vrouw Ria, langer ook dan zijn zussen, want die zijn allemaal een paar jaar jonger dan hij.
Zes jaar oud was ik, wij woonden aan de Meidoornstraat in Zaandam. Mijn moeder had me voor het eerst naar de ‘grote school’ gebracht. Aan het schoolgebouw werd nog hard gewerkt, pas een jaar later zou die als de Ds. Lindeboomschool aan de H. Gerhardstraat in gebruik worden genomen. Dat eerste jaar zat onze School met den Bijbel in een paar leegstaande lokalen van de openbare lagere school aan het Kattegat.
Naast een jongen met een bril was een plekje vrij. Mijn moeder gebaarde dat hij moest opschuiven en zette mij op de vrijgekomen plaats. De jongen vond het maar raar dat hij plek voor mij moest maken, maar we waren vanaf die dag onafscheidelijk. Hij heette Rob Berghege en na schooltijd mocht ik spelen bij hem thuis aan de Burgemeester Van de Stadtstraat. Toen maakte ik kennis met een vriendje van Rob, dat Aart Jan Goosensen heette en een stukje verderop woonde.
Aart was bijna twee jaar jonger dan Rob en ik, dus hij hoorde er niet helemaal bij. En hij had zusjes, waar we niet veel aan hadden, want met meiden speelden wij nooit. Toen Aart Jan een paar jaar ouder was, ging hij naar dezelfde school als wij. Net zoals we naar dezelfde kerk gingen, de gloednieuwe gereformeerde Zuiderkerk aan de overkant van de Kepplerstraat. Iedereen die wij kenden was immers gereformeerd, de wereld bestond voor ons alleen maar uit gereformeerde mensen. Het was begin jaren vijftig, iedereen kende mekaar binnen zijn eigen clubje. De vader van Aart Jan zowel als de vader van Rob en mijn vader waren bij toerbeurt ouderling in het kerkbestuur en mochten de dominee met jij aanspreken, maar dat deden ze natuurlijk niet. De moeder van Aart Jan heette in haar vorige leven juffrouw Hoveling en had mijn broer Jelte lezen geleerd toen we nog in Koog aan de Zaan woonden en zij juf was aan de christelijke school aan de Stationsstraat in Koog. Jelte is later schrijver geworden.
Aart Jan zat natuurlijk een paar klassen onder mij op school. We kregen eigenlijk pas goed contact toen we beiden lid werden van de gereformeerde jeugdvereniging in de Zuiderkerk. Hij kreeg er verkering met Ria Berkelaar, van de familie Berkelaar aan de Laan der Vrijheid, ongeveer in dezelfde tijd dat ik Dicky Mantel leerde kennen die aan de Kepplerstraat woonde. Toen hij en Ria gingen trouwen, gingen ze wonen aan de Meidoornstraat. Maar ik woonde daar toen al lang niet meer.
Aart had een goede handelsgeest. Na de hbs ging hij werken bij Konijnenburg Wielen in Amsterdam. In het begin beviel ’t hem goed, maar dat veranderde al snel. Hij was niet de enige die er na een tijdje uitstapte. Samen met veertien anderen, voornamelijk leeftijdgenoten, begonnen ze, in 1974, hun eigen bedrijf in wielen en assen: Protempo. Ze vonden onderdak in het leegstaande complex van oliebedrijf Orion aan de Westzijde naast de Prins Bernhardbrug. Ondertussen werd Aart net als zijn vader een steunpilaar van de gereformeerde kerk. Als jonge knaap was hij al iemand die gezag uitstraalde, en degelijkheid.
Vooral dat laatste. “Een bank is iets om geld naar toe te brengen, niet om er geld te halen.” Deze Goosensen-doctrine was zijn vaste antwoord als bedrijfskundigen hem adviseerden geld te lenen om Protempo op te stoten in de vaart der volkeren. Samen met zijn mededirecteuren zorgde hij ervoor dat het bedrijf langzaam maar gestadig groeide.
Het Orioncomplex was al snel niet toereikend meer. Protempo verhuisde naar Nijmegen, waar de grond goedkoper was. Een flink deel van het Zaanse personeel verhuisde mee. Het duurde niet lang of Protempo had Konijnenburg overvleugeld als de grootste op het gebied van wielen en assen in Nederland. Dankzij de Goosensen-doctrine overleefde Protempo de corona-crisis zonder al te veel problemen.
Met Aart Jan en Ria hielden Dicky en ik contact. Met nog een stel van de voormalige gereformeerde jeugdvereniging maakten we geregeld stedentrips in Europa. We wandelden op het Wenceslasplein in Praag toen een tram voorbij reed. Aart wees ernaar en zei achteloos: “Die heeft assen van Protempo.” Toen werkten zijn twee zoons inmiddels ook al bij het bedrijf, net zoals een paar van zijn schoondochters – ik ben een beetje het overzicht verloren, want Aart en Ria hebben twee zoons en twee dochters en ondertussen elf kleinkinderen, van wie enkelen ook bij het bedrijf werken of in opleiding zijn. Er is bij de familie Goosensen niet veel verschil tussen bedrijf en familie.
De collega’s met wie hij begin jaren zeventig de groothandel opstartte, verdwenen een voor een. Aart Jan was de laatste der Mohikanen en ten slotte de enige directeur. Maar op 1 januari van dit jaar vond hij het na 48 jaar toch mooi geweest. Op het feest in Fort Lent – ooit een verdedigingswerk, nu een locatie voor al uw evenementen en bedrijfsfeesten – dat hem zaterdag werd aangeboden ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag, werd hij uitgeluid. Door relaties uit binnen- en buitenland, maar ook door een hele club Zaankanters: de families Goosensen en Berkelaar zijn rijk gezegend in kindertal.
Hij kan de tent nu met een gerust hart verlaten. De nieuwe directeur, Aart Jans jongste zoon Chris, heeft het vak immers van hem geleerd. Inclusief de Goosensen-doctrine: een bank is om geld naar toe te brengen, niet om er geld te halen.
Op de foto boven staat het Orion-complex in Zaandam, 1955. Foto Gemeentearchief Zaanstad
Mooi verhaal Martin. Dit doet oude tijden herleven..
Wat een prachtig verslag. Voor mij heel herkenbaar, ik was vriendin met de zus van Aart-Jan en ook kind aan huis bij de familie Goosensen.
😇