Tussen al het EK-geweld door, was Wim Kieft zaterdagavond even op bezoek in de Zaanstreek. Assendelft om precies te zijn. Kieft was door de plaatselijke ‘vv’ gevraagd om, geflankeerd door presentator Eddie van der Ley, een praatje te houden.

Hugo Heinen was erbij namens De Orkaan.


Het verslag, ofzo

Het was de club van 90 van vv Assendelft die de voormalig spits naar de Assendelftse Dorpsstraat had laten komen. Toen ik rond de klok van zeven aankwam, was die club van 90 al even aan het barbecueën. Lekker in het zonnetje, alles top geregeld en wachtend op de man van die cruciale goal op het EK in ’88.

Ik was laat en had daarom haastig mijn auto weggezet. Krap, maar net goed. En naast een prachtige Audi. Geen Wim Kieft-Audi, daar was hij te patserig voor. Meer iets voor een speler van nu, Memphis Depay?

Het feit dat Kieft er al was, en de grijze bolide op een plek stond waar die eigenlijk niet mocht staan, deed me twijfelen aan die gedachte.

Goed, het was inmiddels kwart over zeven en Kieft werd door een bestuurslid aangekondigd. Een deel van het publiek kon hem zien, de rest hoorde hem achterin de kantine grinniken. De hele dag had De Club van 90 naar dit moment uitgekeken, maar vlak voordat de man van vv Assendelft Kieft aankondigde, achtte hij het nodig om nog even een knullig lijstje ‘huisregels’ op te noemen. Het werkte Kieft behoorlijk op de lachspieren.

‘Sjakie’

Ondanks dat de Amsterdammer vanochtend om vijf uur was opgestaan om vanuit Leipzig terug naar huis te vliegen, kon hij nog lachen. Hij leek er sowieso niet met tegenzin te staan. Al was het alleen maar omdat hij op het sportpark ‘Sjakie’ de Heer trof. Sjakie had met meerdere latere internationals in de jeugd van Ajax gevoetbald. John van ’t Schip bijvoorbeeld, maar ook Wim Kieft. ‘Sjakie is eigenlijk de enige die het niet gehaald heeft!’, grinnikte Kieft, toen hij eenmaal zat, verder. En: ‘Toen ik zag dat ik hiernaartoe moest, was ik er al bang voor. En ja hoor, wie stond er toen ik binnenliep met open armen klaar: Sjakie!’.

Sjakie zou de rest van de avond nog veel vaker aangehaald worden door zijn oud-ploeggenootje. Maar lang niet zo vaak als Hans van Breukelen, die in veel van de anekdotes van Kieft het lijdend voorwerp was. Toegegeven moedigde de kantine hem er ook wel toe aan. Hoe meer de naam Van Breukelen genoemd werd, hoe harder het gelach. Bovendien leek het voor de aanvalsleider van weleer een mooie manier om niet constant over zichzelf te moeten praten. Kieft is namelijk niet iemand die heel graag heel lang over zichzelf praat, maar moest toch anderhalf uur vullen met zijn eigen verhalen.

Wanneer hij wel over zijn eigen carrière of privéleven sprak, dan deed hij dat bescheiden. Met daarbij het gezonde besef dat hij hier en daar toch best wat gepresteerd heeft. Als hij dan toch uit de bocht schoot en naar eigen inzicht wat te arrogant overkwam, plakte hij steevast ‘ofzo’ achter zijn laatste zin. Om het wat af te zwakken, ofzo. Arrogantie lijkt niet in het woordenboek van Kieft voor te komen. Zelfs niet voor tachtig dronken Zaankanters, die zich na de zoveelste bierronde overigens niet meer geremd voelden om de grote Kieft af en toe in de rede te vallen. Meestal compleet uit het niets.

‘Jan Boskamp’

De vragen waren toch echt voor na de pauze, zo moesten Kieft en Van der Ley meerdere keren benadrukken. Hoewel de ene vraag uiteindelijk wat creatiever bleek dan de ander, werd het na die pauze eigenlijk het leukst. ‘Jan Boskamp!’, schreeuwde een wat oudere man uit het publiek. ‘Ja meneer, wat is daarmee?’, reageerde Kieft. ‘Nou, uuhm… Wat vindt u van hem?’. Een beetje dat niveau. Het viel te merken dat het voor Kieft niet de eerste kantine-trip was. Juist voor dit soort vragen leek hij zijn anekdotes klaar te hebben. Vaak goede.

Zaans accent

Toen de vijfde vraag gesteld werd, moest Kieft bekennen dat hij toch wat doof begon te worden. Er werd gehoor gegeven aan zijn verzoek om wat duidelijker te praten. Bij vraag acht, gesteld door een echte Zaankanter, werd het de 43-voudig international toch wat te moeilijk. ‘Of je Memphis ook ‘leu’ vindt?!’, herhaalde de man zijn vraag na meerdere mislukte pogingen. Nee, Kieft bleek niet volledig bekend met het Zaanse accent. ‘Leu’ vond hij Memphis trouwens niet. Eerder iemand met exceptionele kwaliteiten die op dit moment de vorm (nog) niet heeft.

De slotvraag mocht gesteld worden door Sjakie, die daarmee nog een laatste anekdote oprakelde. ‘Kan je nog eens vertellen over je eerste BMW, Wim?’. Van die eerste BMW bleek al heel snel weinig meer over te zijn gebleven. Kieft was, na een avond met iets te veel bier, met zijn allereerste wagen tegen de Heineken-brouwerij op de Stadhouderskade opgereden. ‘Uiteindelijk wel symbolisch voor de rest van mijn leven!’, sloot hij de avond vol zelfspot af. Een paar minuten later liep ik, met die anekdote in mijn achterhoofd, naar míj́n eerste auto.

Een Peugeot 107, die wat verbleekte bij de Audi die nog steeds op de plek stond waar hij eigenlijk niet mocht staan. Toen ik heel voorzichtig weg probeerde te komen uit het (te) krappe straatje, hoorde ik de patserbak naast me geopend worden. En wie kwam daar aanlopen… de man van die goal tegen Ierland. Met een paar maanden rijervaring moest ik onder de ogen van Wim Kieft weg proberen te komen zonder de auto van diezelfde Wim Kieft een krasje te bezorgen. Dat lukte, gelukkig.

Rond de klok van negen draaiden de Peugeot en de Audi achter elkaar de Dorpsstraat op. Een geslaagde avond, in ieder geval voor de bestuurder van de Peugeot.

Door: Hugo Heinen. Foto’s: Peter Seijmour.