Ooit was de Zaanse volkshuisvesting in handen van verenigingen en stichtingen met namen die vertrouwen inboezemden. Ze waren armlastig en afhankelijk van omvangrijke subsidies.
Er was geen verdienmodel, omdat men bouwde voor arbeiders die uit hun krotten moesten verlost, en als lid stonden ingeschreven.
Door Anneke van Dok
Men bouwde naar de maatstaven van de eigen levensovertuiging en die van de verzorgingsstaat. In het tweede deel van de vorige eeuw ging het roer om, kreeg de overheid een dikkere vinger in de pap en via een, voor gewone mensen ondoorzichtige operatie met een nog onbegrijpelijker naam Brutering, werd huisvesting in 1995 een product.
De woningbouwcorporaties kregen een som geld mee om schulden te lenigen en de sprong te maken van sociale woningbouw naar de markt. Financieel gezien leek dat aanvankelijk een groot succes; voor de corporaties wel te verstaan en zeker voor de bazen, die ze bestuurden. Er werd gesloopt, gesaneerd en afgestoten en bovenal gebouwd voor de iets ruimere portemonnee. Het probleem aan de onderkant van de markt moest met de bezwering ‘doorstroming’ vanzelf worden opgelost. Goede woningen werden uit het huurbestand gehaald en voor een aantrekkelijke prijs aan de huurders verkocht.
Eerlijke corporaties besteedden een deel van hun winst aan de verbetering van de woonomgeving en het leefklimaat in wijken. Dit in nauw overleg met de bewoners en de gemeenten. Ik laat de kwalijke uitwassen nu even buiten beschouwing. Toen het kabinet in 2007 zelf goede sier wilden maken met kracht- of prachtwijken, werden de winsten met 250 miljoen afgeroomd om de nieuwe minister van Wijken van een budget te voorzien. Wat tot de lokale competentie behoorde werd met een snelle haal de Haagse politiek binnen gehengeld om vervolgens weer te worden gedelegeerd naar het lokaal bestuur.
Nadat de minister van Wijken was geweken, en het kabinet plaats maakte voor een ander, waren de krachtwijken weer gewoon het zorgenkind van de gemeente, zij het met minder geld. Want de Haagse bestuurders kwamen op een nieuwe kromme gedachte om de hand te leggen op het geld ‘dat tegen de plinten klotste’. De huurdersbelasting werd gelanceerd, waarmee er dit keer geen 250 miljoen, maar anderhalf miljard werd geïncasseerd.
Dat betekende voor de Zaanse corporaties een afdracht aan de fiscus van jaarlijks 1,4 miljoen. Deze korting had als oogmerk een stimulans te vormen voor een snelle productie van goedkope wooneenheden; niet duurzaam, niet logisch en stuurloos.
Omdat het geloof in het marktmechanismen heilig is, terwijl nu is gebleken dat die niet bruikbaar zijn voor hoge woningnood. Wat mij betreft mogen de oude verenigingen en stichtingen weer terugkeren naar hun oorspronkelijke taak, met oer-degelijke namen als Helpt Elkaar, Ons Verlangen en Goed Wonen. En desnoods Patrimonium en Leo XIII.
Foto’s: De Orkaan, boven Goed Wonen, verdwenen geveltekst bij de Heemskerckstraat en Barendszstraat, onder woningen door Leo XIII gebouwd in de Rosmolenstraat.
Helemaal eens: woningnood los je niet op met marktdenken. Vroeger spraken we ook over Volkshuisvesting, nu over woningmarkt.
Mijn overgrootouders kregen in 1919 van Patrimonium hun eerste stenen woning toegewezen aan de net opgeleverde Jan Windhouwerstraat. Wc binnen en drie slaapkamers boven voor negen kinderen. Het ging de familie kort voor de wind, totdat mijn overgrootmoeder in 1920 overleed aan ’vliegende tering’.
Over de opkomst van de woningbouwverenigingen is een mooie tentoonstelling te zien in museum Het Schip in de Amsterdamse Spaarndammerbuurt.
Uit het hart gegrepen. Een soort van zwalkende rooftocht uitgevoerd door opeen volgende regeringen bedwelmd door het marktdenken. Een en ander ten koste van het grondrecht om een fatsoenlijk dak boven je hoofd te hebben. Overigens draagt de WOV met zijn 1.000 sociale huurwoningen al bijna 2 maandhuren per jaar af aan Wopke Hoekstra, zijnde 1 miljoen. Dat zal voor de gehele Zaanstreek al gauw een bedrag tussen de 25 en 30 miljoen zijn.
Het is jammer dat de meeste huurders geen tractor hebben om op te stomen naar het Malieveld.