Toen ik over de plannen van het gemeentebestuur voor een opvanglocatie voor de Veldpark-groep las, dwaalden mijn gedachten af naar mijn eigen ervaringen. Met hangjongeren, verslaafden en andere pappenheimers met grensoverschrijdend gedrag.
Door Anneke van Dok
Helaas wordt deze mensen vaak een etiket opgeplakt dat het nog moeilijker maakt goede voorzieningen voor ze te treffen. Niet iedere dakloze is verslaafd en niet iedere verslaafde verstoort de openbare orde. Hangjongeren maken weliswaar veel lawaai, en ze reageren niet altijd beleefd als je daar een opmerking over maakt. Meestal doen ze verder geen vlieg kwaad. Toch worden al deze personen als één hinderlijke groep gezien, wanneer ze een park of plein tot vaste ontmoetingslocatie hebben gevonden.
Er kwam eens zo’n kleurrijk gezelschap op mijn spreekuur. Dat ze om half tien al met een geur van bier waren omringd, deed niets af aan de duidelijkheid van hun beklag.
‘Burgemeester, waarom jaagt u ons door de stad? Waar kunnen we nog rustig een pilsje drinken en een beetje praten?’
De vraag kwam niet onverwacht, want na een reeks van klachten werden de zwervers, zoals ze ten onrechte werden genoemd, steeds verjaagd van hun favoriete plaats van samenkomst. Elke poging om een nieuwe stek voor het gezelschap te vinden, werd al getorpedeerd voor er goed overleg had plaatsgevonden. Iedereen vond dat er een oplossing moest komen, maar niet in zijn eigen straat of hof. Ik kreeg wel allerlei suggesties toegeworpen, variërend van het industrieterrein tot het stille strand. Een mevrouw schreef me zelfs een brief op poten. Daarin deed ze de suggestie om draadnagels in de bankjes langs de boulevard te slaan. Zodat het tuig daar niet meer kon plaatsnemen of neerstrijken voor de nacht.
‘Veeg schoon, die Augiasstal’ beval ze me in grote hoofdletters. Ze had het klassieke verhaal niet goed gelezen en zeker niet goed begrepen. Hoewel Hercules een forse kerel was, gebruikte hij geen geweld om de boel schoon te krijgen. Integendeel, hij deed dat met beleid door een beek om te leiden en door de Augiasstal te laten stromen.
Het aanwijzen en daarna realiseren van een humane opvang voor mensen zonder huis of onderdak, vergt tact en stuurmanskunst, maar ook een gemeentebestuur met het hart op de juiste plaats.
De mannen die mijn spreekuur hadden bezocht, vonden dezelfde dag nog een nieuwe hangplek. Pal naast mijn woning, waar de buren hun afgedankte bank hadden neergezet in afwachting van de komst van ‘grofvuil’. Ze zaten er breeduit op en groetten me vriendelijk met een bierfles in de opgeheven hand.
‘Proost burgemeester!
Foto: onschuldig bier (München, De Orkaan)