Met een blik van herkenning las ik de Orkaanberichten over de strubbelingen in De Fabriek. Geredeneerd vanuit de bezoeker vormen horeca en cultuur één geheel, want een filmhuisavondje zonder versnapering is als een bruiloft zonder taart.

Toch herinner ik mij uit mijn bestuurlijke verleden veel gekissebis rond deze waarheid als een koe.

Wie de cultuur hoog in het vaandel draagt, heeft de neiging om alles wat hiervan afleidt, te reduceren. Anderzijds heeft de horecaondernemer een Jantje dood aan alles wat de trek in zijn bijdrage aan de gezellige avond verziekt. Cabaretier Wim Sonneveld gaf hier een mooi voorbeeld van in een sketch, waarin hij een zaalbeheerder zich liet beklagen over een onsmakelijke voorstelling, die de verkoop van zijn kroketten bedierf.

Tijdens mijn bestuurlijke loopbaan moest ik ook menig conflict tussen welzijnswerker en horecaman beslechten, omdat geen van beiden rekening wenste te houden met de goede bedoelingen van de ander. Tegenwoordig zie ik listige oplossingen voor het dilemma. Zo worden er in het concertgebouw in Amsterdam bladen met drankjes klaargezet voor de pauze. Blijkbaar bereikten programmeur en buffetbeheerder een slimme deal, waardoor de één de pauze kort kan houden en de ander verzekerd is van een vaste omzet, zonder tijdrovend gewissel van geld. In Duitse operagebouwen zag ik hoe die symbiose nog verder was uitgewerkt. In de pauzes stonden er partytafels met champagne en hapjes klaar, die door operaliefhebbers van tevoren waren besteld en afgerekend. Ik vroeg me wel af of het kaartje ‘gereserveerd’ ook in Nederland door ongewenste mee-eters zou worden gerespecteerd.

Kinnesinne over cultuur of borrel is even onzinnig als een discussie over kip en ei. De één is afhankelijk van de ander, maar als dat besef te laat tot de ruziemakers doordringt is de lol er van een avondje uit al af. Cultuur- minnaar en -barbaar zijn dan allebei het haasje.