In een laatste poging kiezers te lokken richtten politici zich via een brief of een advertentie rechtstreeks tot ‘de burgers’.
De meesten zijn daar niet in geslaagd, omdat de boodschap veel weg had van de missie van een Jehova’s getuige, die geen idee heeft wie er opendoet als hij aanbelt.
Als burgermoeder vroeg ik me vaak af: burgers, wie zijn dat eigenlijk? Het was geen vraag uit onnozelheid, maar uit professionele belangstelling, omdat ik de voorlichting vanuit het stadhuis zo goed mogelijk wilde richten.
Niemand zal zich voorstellen met: “Aangenaam, ik ben burger.” Hij zal hoogstens zeggen dat hij een Oostzaner of een Kooger is, maar Domburger of Hamburger klinken al dubieus. In menig verband heeft het woord burger een negatieve klank. Zo word ik niet graag voor burgerlijk uitgemaakt en brave burger vind ik ook geen compliment. Het woord verenigt de vele hoedanigheden waarmee de inwoner van een stad zich verhoudt tot zijn omgeving, zijn gemeentebestuur en de rechten en plichten, die hem worden toebedeeld.
Elke winkel heeft een redelijk beeld van zijn klantenkring, doet aan marketing, past zijn inkoop en verkoop daarop aan en zorgt voor een prijs-kwaliteitverhouding die de klant tevreden stelt en ook nog winst op levert. Maar de overheid is geen bedrijf en de burgers zijn geen klanten. Zij kunnen voor hun paspoort, uitkering en bouwvergunning nergens anders terecht en op de prijs van een rijbewijs valt niks af te dingen.
Het gemeentehuis heeft voor de burgers geen eenduidige betekenis. Je gaat er blij of verdrietig naar toe om een geboorte of overlijden aan te geven en je voelt je afhankelijk wanneer je een uitkering nodig hebt. De hoogte van je WOZ-aanslag is behalve van de waarde van je huis, ook afhankelijk van de armoe of rijkdom van je woonplaats.
Het gemeentebestuur is politiek gedreven en ambitieus, maar nieuwe bedrijfsterreinen en verkeersplannen krijgen zelden unaniem applaus omdat er altijd wel iemand ergens last van heeft. Als een gemeente, tot heil van alle burgers, een bouwvergunning wil verlenen voor de uitbreiding van een ziekenhuis, moet rekening worden gehouden met tientallen bezwaarschriften (zienswijzen), die worden ingediend door mensen die een dikke kans lopen ooit in dat hospitaal te belanden.
De gemeente heeft een Januskop en valt moeilijk in één pakkende bedrijfsnaam of huisstijl samen te vatten. Zo noemde Dokkum zich ooit Moordstad en belandde een aanmaning van een andere stad in de prullenbak, omdat de enveloppe meer weg had van een parfumreclame.
Burgerparticipatie is nu het toverwoord, waarmee moeilijke problemen worden aangepakt. Het platform aan de Zaan laat tot nu toe interessante initiatieven zien. Bovendien presenteert de gemeente Zaanstad zich niet langer als een lamp van Aladin, die ieders wens in vervulling kan doen gaan. Bescheidenheid past de stadsbestuurder met een lege portemonnee; zonder te buigen voor het gemopper en het chagrijn. Maar goed voorbeeld doet zelden goed volgen.
Anneke van Dok
De foto linksboven komt uit ons onvolprezen gemeentearchief (wij vinden dit een pareltje met het nieuwsgierige knaapje met z’n handen op zijn rug). Hieronder nog een keer (klik op onderste knoop van de dame in het midden voor een vergroting).