De herdenking van de holocaust gisteren in de Bonifatiuskerk maakte om diverse redenen een diepe indruk op mij. Het was voor het eerst dat ik een zo’n plechtigheid als ambteloos burger, zonder ambtsketen, meemaakte.
In plaats van zelf te speechen kon ik nu luisteren naar de mooie toespraak van burgemeester Peter Tange en me, zo dicht bij mijn bakermat, overgeven aan persoonlijke herinneringen.
Ik dacht aan de avonden op 4 mei, wanneer ik bij mijn grootouders was, terwijl mijn ouders meeliepen in de stille tocht. Opa en oma woonden in de Schubertstraat waar mijn vader en zijn broer tijdens de oorlog waren ondergedoken, en veel tijd doorbrachten onder een luik in de vloer. Voordat we om acht uur allemaal stil moesten zijn, vertelden mijn grootouders over hun angst, hun moed en hun woede. Over de razzia op de Burcht, waar mijn oom op de vlucht zijn schoenen verloor. Over het eten uit de gaarkeuken en over de angst van mijn moeder omdat haar vader, die in St. Michielgestel werd gegijzeld, uit revanche na een verzetsdaad kon worden doodgeschoten. Ik kan mij echter niet herinneren dat ze mij vertelden over de belangrijke rol, die de priester en de kapelaan van de Bonifatiuskerk in het verzet speelden; en ook niet dat de verzetskrant De Typhoon vanuit dat kerkgebouw was ontstaan. Dat hoorde ik gisteren pas.
Er bestond vlak na de oorlog een sterke scheiding tussen gelovigen en niet gelovigen. Alsof er een muur tussen hen was opgetrokken. Tijdens verkiezingen kleurde mijn straat (in de verzetsheldenbuurt) helemaal rood, terwijl er in de omgeving van mijn kleuterschool in de Klaas Katerstraat bijna huis aan huis raamaffiches hingen van de AR en de CHU, maar in de Belgische buurt was de KVP de baas. Ik heb het altijd vreemd gevonden, dat er zo weinig verbroedering was na de oorlog. De openbare Wilhelminaschool stond met zijn achterwand tegen de Protestant Christelijke school, maar de leerlingen ontmoeten elkaar alleen wanneer de Gouw was dichtgevroren, en we elkaar venijnige sneeuwballen toewierpen.
Over één zaak was iedereen, rood, fijn of rooms het eens: het bestaansrecht van de staat Israël. Als mijn moeder daarover sprak, blonken er tranen in haar ogen. In de loop der jaren hebben we moeten ervaren dat de onderdrukten nu ook onderdrukken. Het is heel navrant dat Israël, uitgerekend op de holocaustherdenkingsdag, Trump feliciteert met de bouw van zijn muur op de grens van Mexico.
Uit respect voor al die miljoenen slachtoffers die we gisteren herdachten en uit eerbied voor mijn ouders en de familie van mijn Joodse vriendin, verwacht ik dat muren worden geslecht in plaats van opgetrokken. Muren staan de vrede en de verdraagzaamheid tussen mensen in de weg. Ze houden misdadigers niet tegen, maar kweken woede en geweld. In een tijd van onrust en agressie zoek ik ankers uit mijn jeugd, die me houvast geven. Daarom is herdenken zo belangrijk.