Ik herinner me uit mijn Zaanse jeugd, dat grote woorden niet op prijs werden gesteld. De mededeling: ‘Het was een fantastisch feest,’ werd met een frons beantwoord, tenzij je het ironisch bedoelde.
Een feestje kon best leuk, of niet slecht zijn, maar ‘fantastisch’ stak teveel boven het maaiveld uit.
Door Anneke van Dok
Misschien is dat de reden, dat ik me soms erger aan krachtmetingen: om de titel De beste leraar Nederlands in het radioprogramma De Taalstaat, de verkiezing van de mooiste zangvogel in Vroege Vogels en het predicaat De slimste mens in de televisiequiz.
Vanwege mijn Zaanse opvoeding houd ik liever een pleidooi voor De middelmatigste mens van 2020. Een titel die slechts behaald kan worden met een gemiddeld IQ, een alledaags gezicht en een beroep waarmee je niet in de krant komt, maar wel veel mensen een plezier doet.
Ik denk dan aan ouders, die in hun uilskuiken geen valk zien en de juf niet voor rotte vis uitmaken, als de Citotoets wat tegenvalt. Ikzelf heb een lichte voorkeur voor vaders die hun zonen opvoeden met het besef, dat voetballen een spelletje is en geen methode om snel rijk te worden.
Moeders, die op het schoolplein hun mond houden over prestaties van hun voorlijke dochter, komen wat mij betreft ook op de shortlist. Wat zou de wereld er anders uitzien, wanneer we elkaar niet overtroeven, maar normaal doen. Geen grote gebaren, maar een lichte buiging of een omhoog gestoken duim. En schoolrapporten met louter zessen, waarvoor je een complimentje verdient. Verkleinwoorden zijn vanaf nu de mode. Alle superlatieven worden uit onze taal geschrapt. ‘Het lijkt wel een beetje te regenen,’ verklaart een echte Zaankanter als het giet van de lucht. En zo hoort het.
Ik maak een uitzondering voor alle opa’s en oma’s. Die mogen beweren dat hun kleinkinderen heel bijzonder, reuze slim en opvallend talentvol zijn. Want dat is heel gewoon.
Afbeelding: een rapportboekje van het Zaanlands Lyceum van een anonieme Orkaan-redacteur, veel 6-jes, afgewisseld met zeven keer een 7 en zelfs twee keer een 8, maar dat wordt dan weer ‘goedgemaakt’ door drie keer een 4 en de 3.
Mooier nog wanneer het al dagen achter elkaar hoost " ut laike wel un bietje nattig "
Overdrijven kwam in de Zaanstreek weinig voor.
Mooiug, kleinug, rooiug, tis allemaal niet overdreven mooi, klein en rood.
Komt tegenwoordig natuurlijk ook wel door het taalgebruik vooral bij onze
BN-ers die de kleinste dingen al fantáástisch enz vinden.
In de Zaanstreek was toch wel de slogan " doe maar gewoon dan doene je al gek genoeg " en ook " overdraiven is ok een vak "
En dat mag wat mij betreft tegenwoordig landelijk best wat meer overgenomen worden.
Toen ik, als 18-jarige, in de Zaanstreek belandde en regelmatig vrienden/vriendinnen te eten kreeg, en ik dan uren in de keuken had gestaan, en de gasten steevast een Zaans Kwartiertje te laat kwamen, en we vier gangen hadden gegeten... was het mooiste compliment van een Zaankanter dat ik kon krijgen:
"Nou, dat was best binnen te houden..."
Mooi betoog. Helemaal mee eens.