De afweging tussen radio en moderne media doet mij een beetje denken aan het dilemma op mijn Wilhelminaschool, in het witte gebouw aan de H. Gerhardstraat. Die maakte in 1954 naam met vernieuwingsonderwijs, maar moest dertig jaar later sluiten door een teruglopend leerlingenaantal.
Door Anneke van Dok
In 1954 leerden de kinderen al blokletters schrijven in plaats van schuinschrift. Alle eersteklassers schreven echter nog met kroontjespennen, behalve ik, want ik een knoeide met de inkt. Daarom bleef ik boom, huis en vis met potlood schrijven. Ik had wel al drie inktlappen gemaakt van restjes stof en knopen, maar dat hielp niet. Juf deelde ze uit aan arme kinderen die thuis niet beschikten over een lappenmand of knopendoos.
Ik weet niet eens precies wanneer de inktpotten van de tafeltjes werden gehaald en de kroonpen werd vervangen door de ballpoint, maar wie taalt er nu nog naar? Hoogstens een liefhebber van kalligrafie. Wie had toen kunnen denken, dat een ruim halve eeuw later papier en pen zouden worden vervangen door een tablet? Het was ook onvoorstelbaar dat onze teakhouten radiokast zou plaats maken voor podcast en YouTube uit het luchtledige. Ik ben zelf een liefhebber van radio-interviews en klassieke muziek, maar ik maak ook graag gebruik van nieuwe media.
Veel overheidsbeslissingen teren nog op oud sentiment, in plaats van rekening te houden met de werkelijkheid of een veranderlijke toekomst. De zittingsperiode van ministers duurt maar vier jaar, minus de tijd die onze regenten verspillen aan gekissebis. De besluiten die ze daarna nemen, zijn veel verstrekkender.
Dat geldt ook, maar op een andere manier, voor de bazen van grote bedrijven, die ons informatie moeten geven. Zoals krantenmagnaten die geen brood meer zien in lokaal nieuws. Dat nieuws is echter onmisbaar voor de wisselwerking tussen de inwoners van de Zaanstreek en het gemeentebestuur, maar ook voor de verbinding van diverse bevolkingsgroepen onderling. Ik denk dan vooral aan de discussies tussen de lezers die op Orkaanberichten reageren. Samenspraak in plaats van eenrichtingverkeer, dankzij nieuwe techniek en toekomstgerichte redacteuren.
De kroontjespen! Daar zit een verhaal in! Na een tijdje geploeterd te hebben met het potlood (een hele tijd, maar niet zo lang als Anneke) kwam het moment dat je met de kroontjespen mocht schrijven. De juf ging rond met een grote vierkante fles met een stuiter in de hals, om de inktpotten te vullen, Die stuiter voorkwam dat er te veel inkt in een inktpot gutste. Je moest de eerste keer, zo legde ze uit, de pen even in je mond bevochtigen, anders pakte de inkt niet.
Dan begon het schrijffeest. Omhoog of omlaag, dat gaf verschillende diktes. Dat eindigde soms in krassen, vlekken en tranen. De meisjes in de klas wilden dun schrijven en deden dat door hun kroontjespen omgekeerd op het papier te zetten. De pen sleet daardoor afwijkend af.
Wij moesten de letters overschrijven uit het boekje ‘Eerst duidelijk… dan snel’. Maar wat een teleurstelling, dat boekje! Op de Ds. Lindeboomschool, de buurvrouw van Annekes Wilhelminaschool, moesten wij net van die nare blokletters schrijven als Anneke, terwijl mijn oudere broers prachtig schuin hadden leren schrijven. Jaloers keek ik naar hun schrift, hun mooie halen aan de hoofdletters, de sierlijke lijnen waarmee ze de letters verbonden.
Ik heb leren schrijven, niet dankzij maar ondanks die nieuwe methode. Maar hoe! Slechts weinigen kunnen mijn handschrift ontcijferen. Zonder typemachine, iPad en MacBook, was er niks van mij terechtgekomen.