Er is een beeld dat mij vaak nog voor ogen staat: toen ik een jaar of zeven was, ging ik met mijn ouders, mijn zusje en mijn broertje naar opa en oma in de Schubertstraat om Kerstmis te vieren.
Door Anneke van Dok
Het was koud en het sneeuwde. We liepen over het Fransepad, waar in bijna alle huisjes licht brandde en waar de gordijnen soms nog geopend waren. In één van die huisjes zag ik een oudere man alleen aan tafel zitten. In een kandelaar brandde een kaars, maar verder was er geen kerstversiering te zien. De man schilde een sinaasappel. Dit beeld kwam in een flits voorbij, maar was in pijnlijk contrast met de manier waarop we in ons gezin Kerstmis vierden. Met een echte kerstboom vol brandende kaarsjes en chocoladekransjes (en uiteraard met een emmer water ernaast). Met rollade op het menu en een feestelijke pudding als dessert.
Voor veel mensen zal het kerstfeest dit jaar meer lijken op het tafereel dat ik in dat huisje op het Fransepad zag. Niet omdat we ons niets anders dan een sinaasappel en een simpele kaars kunnen permitteren. Wel omdat veel oudere mensen geen familie in de buurt hebben om samen mee te dineren.
En omdat ze geen vrienden durven uit te nodigen in verband met het Covid 19 virus. Wie gehecht is aan skivakanties, kerstinkopen en grote diners, wordt nu gedwongen tot soberheid.
Maar vooral ook tot bezinning waarover het kerstfeest in essentie gaat: een stal, een kind in een kribbe en een ezel. Laten we in ons zelfbeklag af en toe even stilstaan bij vluchtelingen die ook vandaag de dag nog moeten schuilen in gebrekkige onderkomens en aan kinderen die zelfs in Nederland niet welkom zijn.
Stuur dit jaar extra veel kerstkaarten: naar eenzame vrienden, maar vooral naar politici, die in hun benepenheid geloven, dat er in elk gevlucht kind een terrorist schuilt.
Afbeelding: Fransepad eind jaren vijftig (Gemeentearchif Zaanstad)