Er zijn drie begrippen in onze taal, die niet bij onze volksaard passen: regentesk, autoriteit en gezaghebbend. En mijn bewering gaat zeker op voor de Zaanstreek.

Door Anneke van Dok

Van jongs af aan leren we onze kinderen zelfbewust te zijn, een kritische houding aan te nemen en vooral hun mondje te roeren. Toen mijn eigen kinderen zich nog enigszins lieten vormen, bestond er al een cursus Luisteren naar kinderen in plaats van een lesje Luisteren naar ouders. Onze Belgische buren gaven toen hoog op van het Nederlandse onderwijs, omdat dat veel meer gericht was op zelfontplooiing en mondigheid dan het Vlaamse systeem. Toch gaven ze er zelf de voorkeur aan hun eigen kinderen gehoorzaamheid, bescheidenheid en discipline bij te brengen en discussies te vermijden, waarin wij Noord-Hollanders zo uitblinken. Zelfs aan de eettafel lokken we het uit: een debat over het menu.

‘We eten vanavond spinazie, dat vind jij toch zo lekker?’ ‘Nee dat lust ik niet,’ roept de tweejarige ‘Zal ik je even helpen met het snijden van het vlees?’ ‘Nee dat wil ik zelf doen’, antwoordt de driejarige.’ En zo’n tien jaar later: ‘Moet jij geen huiswerk maken?’ ‘Nee, ik ga eerst even surfen,’ luidt de reactie van de veertienjarige.

Kijk, zo kweek je een volkje dat in discussie gaat met een premier, die eerst dringend en daarna dwingend adviseert een mondkapje om te doen en die er op rekent, dat zijn mondige, zelfbewuste onderdanen opeens gehoorzaam zijn en kritiek achterwege laten. De ministers van ons land gedragen zich niet regenten, maar als joviale kameraden die wars zijn van autoriteit en gezag. Het zijn doeners en geen denkers, omdat visie ook een taboewoord geworden. En als ze boos worden, laten ze dat merken door hun wat bekakte uitspraak om te zetten in straattaal. Ik ben benieuwd hoe lang het gebruik van het persoonlijk voornaamwoord U nog stand houdt.

De foto van de eettafel boven komt uit het onvolprezen Gemeentearchief van Zaanstad