Mijn eerste gouden echtpaar woonde in Wormerveer. Namens De Zaanlander ging ik er in 1966 heen om bruid en bruidegom te interviewen.
Maar voor mijn eigen vijftigjarige bruiloft volgend jaar verwacht ik geen bezoek meer van de heren van de pers: het aantal langlopende huwelijken is zo hoog dat het voor de lokale krant geen bijhouden meer is.
Een echt eervolle opdracht was het niet. Nauwelijks was ik het redactielokaal van De Zaanlander in Koog aan de Zaan binnengelopen, of Wim Harwijne, chef van de streekredactie, schoof een papiertje naar me toe waar hij met zijn vulpen een naam en adres op had geschreven. “Een gouden echtpaartje in Wormerveer, M’rtin”, zei hij. “Ze weten er al van dat je komt.”
Dat laatste was jammer. Als ik er op goed geluk heen had moeten rijden, had ik kunnen zeggen dat er niemand thuis was. Dat was toch nooit te controleren, want het was niet waarschijnlijk dat zulke oude mensen telefoon hadden. Aan de andere kant: het zou raar zijn als bruid en bruidegom niet thuis zouden zijn. Die besjes zaten immers vast de hele dag achter de geraniums en het spionnetje, dat hun een fijn uitzicht bood over de Riouwstraat in Wormerveer. Ik startte mijn Puch dus maar weer en scheurde de Stationsstraat af, en dan rechtsaf de Provincialeweg op. (Wel opletten of straks in Wormerveer agent Keep niet met zijn kijker op de loer lag om snelheidsduivels te betrappen.)
‘Gouden echtpaartjes’ waren bij De Zaanlander een corvee voor de jongste verslaggever, en aangezien ik pas een paar maanden eerder, op 1 juli 1966, in dienst was getreden, kwam die klus automatisch bij mij terecht. Ik had die dag de pech dat Mary Renooij al ergens anders mee bezig was. Zij werkte weliswaar wat langer bij De Zaanlander dan ik, maar Harwijne nam zijn eerste vrouwelijke verslaggever niet helemaal serieus. Ze mocht bijvoorbeeld nooit naar een gemeenteraadsvergadering: wat zouden de raadsleden wel zeggen als er opeens een vrouw op de perstribune in Westzaan, Krommenie, Assendelft of Jisp zou zitten? Die begreep vast niets van de zwaarwichtige politieke debatten over het dempen van de wegsloot of de aanschaf van een nieuwe ladderwagen voor de vrijwillige brandweer. Een jubilerend echtpaar vond hij veel passender voor de verslaggeefster.
Ik keek op tegen de klus omdat er weinig eer aan te behalen viel. Natuurlijk zitten oude mensen vol prachtige verhalen. Ze kunnen urenlang vertellen over vroeger. Maar de vijftigjarige echtverbintenissen werden in de krant met een kort berichtje afgedaan. Een uitzondering werd gemaakt voor hen die al jarenlang trouwe abonnee van De Zaanlander waren. Toen mijn opa en oma Siem en Lize Rep aan de Rosmolenstraat in Zaandam vijftig jaar getrouwd waren, kwam er niet alleen een verslaggever maar ook een fotograaf op bezoek. Opa en oma poseerden bij een opengeslagen krant; uiteraard De Zaanlander. (Toen zij tien jaar later hun diamanten feest vierden, deed de krant het nog eens dunnetjes over. Het vermoeden werd daarbij uitgesproken dat het dagelijks lezen van de krant flink had bijgedragen aan hun huwelijksgeluk.)
Geen nieuwtje is ons te klein, zei bureauredacteur Toon Olij van De Typhoon ooit tegen me. Ik ben bang dat dat al snel niet meer opging voor de huwelijksjubilea. De berichtgeving over de gouden echtparen begon een probleem voor de regionale kranten te worden naarmate de mensen steeds ouder werden. Het werden er simpelweg te veel.
De Amersfoortsche Courant, waar ik in 1970 ging werken, besloot op een goed moment dat men op zijn minst zestig jaar getrouwd moest zijn om nog de kolommen te halen. Het redactioneel beleid was daarin trouwens niet eenduidig. Een gouden echtpaar in Scherpenzeel, Driedorp of Horst kon nog wel degelijk hoop koesteren op de komst van een verslaggever, terwijl er voor hun neef en nicht in Amersfoort niets anders opzat dan het nog eens tien jaar uit te zingen. In de dorpen was leergeld betaald voor het negeren van de gouden bruiloften. Als de Amersfoortsche Courant of het kopblad Veluws Dagblad een dergelijk feest arrogant naar de prullenbak verwees, pakte de volgende dag de Barneveldse Krant of het Schilders Nieuwsblad extra groot uit. Een interview van een halve pagina met twee of drie foto’s was al het minste. Als de echtelieden bovendien beiden waren geboren aan de Garderenseweg in Putten waar zij twintig jaar later trouwden en nu nog altijd woonden, in gezelschap van een paar schapen, een geit en een hok vol kippen, stond de opening van de voorpagina bij voorbaat vast.
De ‘serieuze’ regionale kranten begonnen op die manier hun contact met hun lezerspubliek te verliezen. Terwijl het Veluws Dagblad dagelijks maar drie of vier pagina’s uit de regio tot zijn beschikking had, waarvan misschien één pagina over de eigen gemeente, konden de plaatselijke advertentiebladen ongehinderd uitpakken. Het gegeven ‘de krant is niet van elastiek’ waar onze redactie dagelijks mee werd geconfronteerd, leek voor die blaadjes niet te gelden. Elk bericht, hoe klein ook, vond zijn weg naar de kolommen.
Het aantal langlopende huwelijken stijgt ook nu nog steeds. Uit deze week gepubliceerde cijfers van het CBS bleek dat in 2018 52,9 duizend echtparen hun gouden bruiloft vierden, en zelfs 13,1 duizend hun diamanten, zestigjarige, bruiloft. Als alles meezit, horen Dicky en ik volgend jaar bij de vele duizenden die dan hun vijftigjarige echtverbintenis zullen vieren.
Zo’n gouden bruiloft stelt niet veel voor, bedacht ik toen ik Wormerveer binnenreed. In mijn familie bereikten nogal wat mensen de bijbelse leeftijd der ‘sterken’, zoals het heet in Psalm 90: ‘Zeventig jaar duren onze dagen, of tachtig als wij sterk zijn.’ Ik herinnerde me de beginregels van het feestgedicht, dat ik in 1957 had voorgedragen bij de diamanten bruiloft van opa en oma, dat mijn oom Herman Roode had geschreven:
Opa, Oma, ‘k vind het fijn
Dat het feest is, ook voor mijn.
De rest van de tekst is uit mijn geheugen weggegleden, al herinner ik me dat de laatste regels betrekking hadden op het cadeau dat bruid en bruidegom van familie en buren hadden gekregen: een heus Philips tv-toestel. Oom Herman had mij de wens in de mond gelegd dat over tien jaar, bij de zeventigjarige bruiloft, er een kleurentelevisie in de woonkamer zou prijken. (Een vooruitziende blik, want 1967 was het jaar dat de kleuren-tv werd geïntroduceerd in Nederland. Helaas was opa al in 1958 gestorven. Oma overleed in 1974 op de gezegende leeftijd van 99 jaar. Zij heeft nog wel kleuren-tv gekeken, hoewel ze steevast klaagde dat ze ‘die poppetjes’ niet meer goed kon zien.)
Mijn opa Siem Rep was al net zo’n taaie als zijn vader, die dezelfde voornaam had als ik, maar waarschijnlijk Tinus werd genoemd. Deze Martinus Rep, mijn overgrootvader dus, vierde in februari 1928 zijn zestigjarige bruiloft. Hij had met zijn vrouw Keetje Kwak een winkeltje aan de Oostzijde in Zaandam en bracht groenten rond met een hondenkar. Ter gelegenheid van hun bruiloft werd hun huis gratis feestelijk geïllumineerd.
Nee, ik stam uit een sterk geslacht, bedacht ik me toen ik aanbelde bij het adres in de Riouwstraat waar ik moest zijn. Wat ik toen nog niet kon weten, was dat ik nog twee diamanten bruiloften tegoed had. Mijn oom Teun Rozema, de oudste broer van mijn moeder, en zijn vrouw Marie Valk, zouden in juni 1992 hun diamanten bruiloft gedenken. Ze vierden tegelijkertijd dat ze zestig jaar in hetzelfde huis aan de Eendrachtstraat in Zaandam woonden. Mijn oom Auke, de jongste broer van Teun, zou het in 1998 nog eens dunnetjes overdoen, toen gevierd werd dat hij zestig jaar eerder was getrouwd met Geeske Fortuin. Zij woonden aan de Belgischestraat, tot ze in de jaren zestig naar de Zuiddijk verhuisden.
Het werd best een gezellig bezoek bij het gouden Wormerveerse paar. Wie hen op mijn komst had voorbereid, wist ik niet, maar een kopje thee met een tompouce stond binnen de kortste keren voor me klaar. Ik vroeg naar de leeftijden van de bruid en bruidegom, merkte op dat ze er nog flink en vitaal uitzagen voor hun leeftijd en vroeg waar ze elkaar ontmoet hadden. Ik noteerde het aantal kinderen en kleinkinderen en daarna vertelde de bruidegom een leuke anekdote uit de tijd dat hij bij Lassie werkte. Tot slot stak de bruidegom een feestsigaar op en presenteerde de bruid mij nog een sigaretje uit het vaasje dat ze alvast op tafel had gezet – over een uurtje werd de eerste visite al verwacht. Om halfvier was ik terug op de redactie, een kwartier later was mijn stukje klaar.
Harwijne las het kritisch door. ”Heeft-ie niet verteld dat hij ook jaren bij de vrijwillige brandweer heeft gezeten?”, vroeg hij wat narrig. “Hij heeft nog staan blussen bij de brand in molen de Koperslager in Zaandijk.”
Hij bleek de echtelieden al een jaartje of twintig goed te kennen, zonder me dat van tevoren te vertellen. Met de pen vulde hij mijn berichtje aan met ontbrekende informatie. Het was een wonderlijke man, Wim Harwijne. Zou hij met zijn vrouw Nel – ze waren korfbalsterren bij Roda in Westzaan – zijn gouden bruiloft hebben gehaald? En zou dat nog een berichtje in De Zaanlander hebben opgeleverd?
Foto helemaal boven (en helemaal onder nogmaals): Zaandam (Ameland), Hulde aan het Gouden Paar, de heer en mevrouw H. Blijenburg. 17 juli 1859 – 17 juli 1909. De buren en vrienden hebben een fraaie erepoort opgericht en het gehele huis versierd. Een muziekkorps liet zich ook horen, 17 juli 1909 (Gemeentearchief Zaanstad)
Weer genoten van je bijdrage Martin. Toen ik gouden bruidsparen bezocht als jonge journaliste van De Typhoon kon ik niet vermoeden, dat ik ze twintig jaar later als burgemeester ging bezoeken.
Iets komt me bekend voor. Mijn grootvader las dat bijbelstukje ieder jaar op zijn verjaardag. Ook op zijn 90 ste verjaardag op 21 maart. Toen hij het laatste woord van die psalm had uitgesproken klapte hij die enorme bijbel met enige kracht dicht. Het dreunde door op de tafel. “Ziezo, die hoef ik niet meer te lezen, ik kom er niet meer in voor”.
Martin, wat voor flauwe motieven moet die Harwijnen hebben gekoesterd dat hij je er in liet tuinen. Maarja, verbaas je niet, verwonder je slechts, toch? En dat verwonderen doe ik nog steeds als ik je herinneringen lees. Dank.