Komend weekeinde eindigt de Week van de Industriecultuur. Uit alle evenementen koos Martin Rep voor een bezoek aan het complex de Vrede, waar hij als kind speelde en meestal werd weggejaagd.
Een verrassend bezoek: er wordt vol liefde gewerkt aan de nieuwe bestemming voor deze parel aan het Noordzeekanaal.
De toekomst van de Vrede ziet er de komende eeuwen zonnig uit
In de zomer van 1971 was ik hier voor de laatste keer. Ik reed in mijn 2CV de Noorder IJ- en Zeedijk af. Naast me zat Dicky. We waren één jaar getrouwd. Op de achterbank zat een bruidspaar, onze vrienden Ank Hartog en Wytze Brandsma. Ze hadden mij gevraagd als huwelijksfotograaf.
Een smalle asfaltweg, vervolgens nog een paar honderd meter rijden. Rondom ons weiland, wat bedrijven en nog een enkele boerderij. Recht voor ons, als een dreigende Middeleeuwse burcht, een somber en vervallen complex. Graansilobedrijf de Vrede. Er stonden hekken met bordjes Verboden Toegang.
Ik bracht de Eend tot stilstand. “Stap maar uit, jongens”, zei ik.
48 jaar later en een paar honderd meter verderop sta ik met Dicky en nog een stuk of tien andere mensen te blauwbekken bij de slagbomen die het terrein van containerterminal- en silobedrijf de Vrede afgrendelen. Geen boerderij meer te bekennen, zelfs gras lijkt hier een zeldzaamheid. De ene industriedoos na de andere is hier in de Achtersluispolder neergeflikkerd. Van de enige parel in dit gebied kunnen we voorlopig alleen het torentje zien. Voor die parel zijn wij gekomen: Pakhuis de Vrede.
Het had trouwens maar weinig gescheeld of ook dat torentje was al lang verdwenen. De Vrede heeft drie keer flink in de fik gestaan. Eén brand, die van augustus 1951, kan ik me nog herinneren. Ik was vijf jaar oud, wij waren net aan de Meidoornstraat in Zaandam komen wonen. Vanaf de Troelstralaan, bij ons om de hoek, hadden wij een fantastisch uitzicht op de brand.
Jan de Boer van de stichting Industriecultuur Noordzeekanaalgebied doet ondertussen zijn best om contact te krijgen met Stefanie, die namens het terminalbedrijf het groepje geïnteresseerden hier vandaag zal rondleiden. Het is een van de laatste dagen van de Week van de industriecultuur. Sommige van de hier verzamelde aanwezigen hebben al diverse bedrijven bekeken de afgelopen week. Dit bezoek aan De Vrede is een buitenkansje. Ze zijn dan ook zonder uitzondering gewapend met dure camera’s om het industriële monument, dat vorig jaar zijn honderdste verjaardag vierde, van dichtbij te fotograferen. “Je zal toch wel foto’s mogen nemen?”, vraagt een van hen een beetje ongerust. Bij Lassie in Wormer was dat verboden.
Stefanie is met enige vertraging aangekomen en laat ons het terrein op. En dan is het zo ver: ik sta opnieuw oog in oog met het pokdalige complex. De laatste keer, met het bruidspaar, leek het gebouw al rijp voor de sloophamer. Met Ank en Wytze moest ik mij een weg door de rommel banen op zoek naar fotogenieke plekjes. Opeenvolgende huurders van De Vrede bekommerden zich bepaald niet om de schoonheid van het pand. De gietijzeren raamkozijnen bijvoorbeeld waren ten slotte volledig verroest en drukten het metselwerk uit zijn verband. Van binnen werd alles gesloopt om de ruimte aan de eisen van de gebruikers aan te passen.
Het groepje bezoekers staat stil voor de elevatortoren. Gaten grijnzen ons tegemoet. Maar het pronkstuk van de Vrede, de iconische toren iets verderop, ziet er aan de buitenkant perfect uit. Met ongelooflijk veel liefde werkt het terminalbedrijf samen met de vermoedelijke toekomstige eigenaar, Tony’s Chocolonely, om het complex te renoveren. Tien jaar heeft het silobedrijf uitgetrokken om de buitenkant klokgaaf op te leveren. De helft van die periode is nu voorbij. De omvangrijkste klus is geklaard: de toren van de Vrede. Die toren was niet alleen zwaar vervallen, de restauratie was ook een opdracht waarvan de architect veel kon leren over de staat waarin de Vrede verkeert en over de bouwwijze van het complex.
Als jongen kwam ik geregeld in de Achtersluispolder. Op tien minuten fietsen van de Bomenbuurt kon je hutten bouwen bij het Barndegat. Vaak fietste ik door naar de Vrede, aangetrokken als ik werd door de donkere, angstaanjagende kolos. Er was altijd wel een opzichter die je wegjoeg. Nu ben ik welkom als gast en stap ik voor het eerst over de drempel. We bekijken de verschillende verdiepingen. “Wij doen alleen de buitenkant”, zegt Stefanie. “De toekomstige gebruiker mag zich met de binnenkant bezighouden.”
Ten slotte mogen we het dak op. Het is verbazingwekkend te zien hoe mooi de eigenlijke toren is gebouwd en hoe goed hij er weer uitziet. Prachtig metselwerk, mooie houten constructies. Ongelooflijk, dat honderd jaar geleden een fabriek werd gebouwd met zoveel aandacht voor schoonheid en detail. Ongelooflijk, dat ook nu nog moderne bedrijven zich om het industrieel erfgoed bekommeren. Voor de komende paar eeuwen ziet de toekomst van de Vrede er zonnig uit.
Tekst en foto’s (1971 en 2019): Martin Rep
Dat de toren er nu weer zo prachtig bij staat is mede te danken aan het architectenbureau KDRA. Zie: http://www.kdra.nl/projecten/renovatie-herbestemmen/Stoommeelfabriek-de-Vrede-te-Zaandam-5321#slider_projects
Met veel plezier en idd met een wil bij de opdrachtgever(s) en de subsidies gaan we steeds weer een stapje verder
Martin, Ik lees je verhalen altijd met veel plezier. Nu is De Vrede het onderwerp van je verhaal. Prachtig. Met mooie foto's. Als een Van Sante treft mij dit bijzonder. En het boek kan ik je aanraden. Kom maar een keertje langs.
Groet, Greet Plekker-van Sante
Dank je, Greet. Doe ik graag !
Zie ook het nieuwe boek " Architect Simon Bernardus van Sante 1876-1936 Rooms in Rood Zaandam. De architect van "De Vrede" in 1916. Met een uniek verslag van de bouw van dit pand door de schrijfster Gerry van Ingen. Uitgeverij Boekscout of Bol.com: ISBN: 978-94-638-9027-4.