Vorige week beschreef ik hier hoe directeur Visser van de Christelijke hbs mij van school stuurde wegens m’n ‘Beatle-kop’. Vandaag deel 2 en laatst van een korte serie over mijn activistische langharige leven en hoe dat afliep.

‘Wij droegen potverdomme ons haar zo lang als wij wilden’ (WDPOHZLAWW).

Door Martin Rep

In mei 1979 kreeg ik een telefoontje van mijn jeugdvriend Rob Berghege. Rob woonde nog altijd in Zaandam; ik was in 1970, kort na mijn trouwen, verhuisd naar Amersfoort. Rob was ook getrouwd, een paar maanden na mij, maar zijn huwelijk had niet lang standgehouden.

Rob was hippie geworden, of misschien moet ik zeggen: gebleven. Zijn haar liet hij groeien tot ver over zijn schouders. Voor zijn werk maakte dat niet veel uit. Hij was een vaardig technisch tekenaar bij de Rijks Luchtvaart Dienst op Schiphol, en zo lang hij zijn werk goed deed, deed niemand moeilijk over zijn kapsel. Dat was wel anders geweest bij zijn eerste baantje bij Tot & Beers in Zaandam, toen ze daar over zijn kleding begonnen te zeuren, met name over zijn T-shirt met de tekst ‘USA Olympic drinking team’.

Bij mij was dat wat anders gegaan. Nadat directeur Visser mij in juni 1965 de klas had uitgestuurd op de Christelijke hbs, had ik mijn haar nooit meer echt lang laten groeien. Ik had er inmiddels een modieus permanentje in laten zetten, maar qua lengte kon het niet tippen aan de hippiekapsels waarmee Rob door Zaandam liep.

De Typhoon

“Pieter Groenewold van De Typhoon heeft me gebeld”, zei Rob. “Ze willen graag een interview met ons.”

“Waarover?”, vroeg ik, hoewel ik dat eigenlijk meteen al wist. Rob en ik hadden ooit een zekere lokale beroemdheid verworven als oprichters van de langharigenvereniging WDPOHZLAWW. Dat was in 1965 goed geweest voor enkele hilarische artikelen in De Zaanlander en De Typhoon. Artikelen die bleven hangen in het collectieve geheugen in de Zaanstreek. Niet in het minst dankzij Rob, die met zijn bandje Crepious Crowd een levende reclame voor de langharigenbeweging, af en toe in de pers verscheen.

Atikel in De Zaanlander over de WDPOHZLAWW.

Rob bevestigde m’n vermoeden. “Ze hebben een rubriek ‘Jong geweest’ en daarin willen ze nu aandacht besteden aan de WDPOHZLAWW.” Rob en ik waren de enigen die de naam van de club zonder haperen en zonder nadenken konden opzeggen. “Oh, prima”, zei ik. “Kunnen wij ook weer eens bijpraten. Is er tegenwoordig nog een goede Chinees in Zaandam?”

Hoe houdt de krant zichzelf bezig, vroeg ik me af toen ik had opgehangen. De Typhoon had in de jaren zestig een jongerenrubriek gehad met de toepasselijke naam ‘Jong’, die wekelijks werd volgeschreven door Anneke van Weele (zie reacties – red). Zij besteedde aandacht aan zaken die voor ons van levensbelang waren: beatmuziek, lang haar, mode, noem maar op. Nu, een kleine vijftien jaar later, was Pieter Groenewold, de verre opvolger van Anneke, het archief ingedoken. ‘Jong’ werd ‘Jong geweest’, en de jongeren van toen mochten weer opdraven om hun verhaal te doen.

WDPOHZLAWW

Het verhaal van Rob en mij was het verhaal van de WDPOHZLAWW. Een maf initiatief dat was ontstaan nadat directeur Visser van de Christelijke hbs me een paar keer had opgedragen mijn haar te laten knippen en me ten langen leste uit de klas had gestuurd met de woorden “verdwijn maar. Zo wil ik je hier niet meer zien.” Dat trok nogal de aandacht in De Typhoon en De Zaanlander.

Rob en ik en onze gezamenlijke vriend Henk Soek besloten het ijzer te smeden zolang het heet was en een club voor langharigen op te richten met de naam WDPOHZLAWW, oftewel Wij Dragen Potverdomme Ons Haar Zo Lang Als Wij Willen. We schreven een even hoogdravend als studentikoos manifest, dat Henk Soek liet stencilen bij verffabriek Pieter Schoen, waar hij werkzaam was. Exemplaren daarvan deelden we uit in het stamcafé voor hip Zaandam, ’t Spinnewiel. Omdat wij vaste klanten waren, meldde de barkeeper zich als lid en ’s anderendaags kwamen daar nog zes Oostzaanse kippenslachters bij die zich voor één gulden als lid lieten inschrijven. Eén keer slaagden we in het beloofde clubblad, ‘Samson’, het daglicht te laten zien. Dat was het zo’n beetje wat de activiteiten van de WDPOHZLAWW betreft. Benieuwd wat Pieter Groenewold daarvan kon brouwen.

Oranjestraat

Het huis van Rob in Zaandam paste goed bij zijn status van hippie. Het was een pand aan de Oranjestraat, tegenover het station, dat betere tijden gekend had. Het was een zoete inval voor zijn vrienden, en er was nooit gebrek aan wiet, hasj en booze. Ik liet me vallen in de kussens op de grond die als bank dienstdeden

Terwijl Pieter Groenewold ijverig aantekeningen maakte, deden Rob en ik ons verhaal.

“Was dat het?” vroeg Pieter na een tijdje.

“Nou ja”, zei ik, “we hebben ook nog een demonstratie gehouden bij het Czaar Peterbeeld.” Dat wist Pieter eigenlijk al, maar hij wilde dat uit onze monden horen. Ik was daar niet zo happig op geweest omdat mijn makkers mij van een dubieuze rol hadden beticht.

“Ik schreef in die tijd af en toe stukjes voor De Typhoon als plaatselijk correspondent”, vertelde ik Pieter. “Henk, Rob en ik besloten op een gegeven moment iets te doen bij het Czaar Peterbeeld. Omdat die Oostzaanse kippenslachters hun geld terug wilden, ze vonden dat we niks deden.”

Waarom Czaar Peter, wilde Pieter weten.

“Lang haar hè”, antwoordde Rob gevat.

Spinnewiel

Ik kondigde het plan aan bij chef streekredactie Klaas Pot. Die vond het leuk. “Maak er maar een stukje van ook”, zei hij. Weer vijf gulden makkelijk verdiend, dacht ik.

De kippenslachters in het Spinnewiel werden gewaarschuwd. Op een vrijdagavond in juni stonden we tegen elf uur allemaal bij het beeld van de tsaar aller Russen, die in 1697 een eindje verderop een blauwe maandag had ingewoond bij de smidsknecht Gerrit Kist alvorens naar Amsterdam te vertrekken.

Henk en Rob gingen tegen de sokkel van het beeld staan. Rob gaf Henk een kontje. Hij hees zich omhoog, zette de tsaar een pruik op, alsof zijn lokken al niet lang genoeg waren, en begon wat te joelen. Rob, een treetje lager, joelde mee, de kippenslachters deden hun handen in hun broekzakken en lachten wat.

Al snel kwam een politieauto langs om een einde te maken aan het dreigende oproer. Ze commandeerden Soek omlaag en spraken Rob aan. Ik was weliswaar mede-aanstichter van de zojuist begonnen revolutie, maar wie moest op vrijdagavond (deadline 0:00 uur!) anders het verslag maken voor De Typhoon? Het krantenverslag, de publiciteit, daar was het ons immers allemaal om te doen geweest. Maar de volgende dag bleken mijn medebestuursleden boos op mij, omdat ik me achter m’n notitieblokje had verscholen in plaats van me ook te laten arresteren.

Hitweek

Ik maakte dus driftig aantekeningen van alles wat er gebeurde terwijl de agenten dreigend speurden naar meer geboefte. Ze vertrokken met Henk en Rob in hun Kever naar het bureau Vinkenstraat 4.

Ik fietste naar De Typhoon-redactie aan de Westzijde en tikte mijn verslag. Klaas las het belangstellend, draaide een vel kopijpapier in zijn schrijfmachine en herschreef het. Daarna belde hij met hoofdinspecteur De Rave voor het laatste nieuws. De jongens waren inmiddels van de schrik bekomen en zouden spoedig worden heengezonden, vertelde hij.

“Dat was het laatste wat we van de WDPOHZLAWW gehoord hebben?” vroeg Pieter Groenewold.

“Dat was het laatste”, zei ik. “Of, wacht… Er is nog één ding.”

De langharigenclub probeerde op allerlei manieren in de publiciteit te komen. Maar bij gebrek aan aansprekende activiteiten lukte dat niet. Ook jongerenblad Hitweek reageerde niet toen ik ze had aangeschreven.

Bij het blad werkte ene Peter J. Muller. Ik verdenk hem er nog altijd van dat hij mijn briefje achterover heeft gedrukt en met ons idee aan de haal is gegaan. Want een paar weken later begonnen grote artikelen in Hitweek te verschijnen: de stichting Pro Lang Haar werd opgericht. Hitweek publiceerde lijsten van ‘goede’ en ‘slechte’ kappers uit het hele land. Lezers werden uitgenodigd hun ervaringen met nare schooldirecteuren, werkgevers en caféhouders te delen.

Sit-downstaking van de stiching Pro Lang Haar bij een kapperszaak, met midden Peter J. Muller. Foto © Pieter Jongerhuis / Anefo [CC0], via Wikimedia Commons
Dat initiatief trok wel de aandacht. Met het machtige medium Hitweek achter zich bespeelde Peter de publiciteit veel handiger dan wij konden. Hij schreef zelfs een song, ‘Beter langharig dan kortzichtig’, en vond een platenmaatschappij bereid die uit te brengen. Optredens in zalen door heel Nederland en op tv waren het resultaat. Overigens stierf ook Mullers initiatief een snelle dood.

Czaar Peter

Pieter Groenewold was tevreden. Hij klapte zijn notitieblok dicht. Rob joeg de brand in een dikke joint en bood mij een trekje aan.

“Nee, dank je, die fase heb ik overgeslagen”, zei ik. Pieter was ondertussen bezig te bedenken waar we een foto konden maken voor het artikel.

“Bij het Czaar Peterstandbeeld maar weer?”, stelde Rob voor. We vonden het allemaal een goed idee. Fotograaf Henk van ’t Loo posteerde ons bij Czaar Peter en deed zo de geschiedenis van veertien jaar eerder herleven.

Rob Berghege (links) en ik, terug op het Czaar Peterbeeld in 1979. Foto © Henk van ’t Loo

‘Wij droegen potverdomme ons haar zo lang als wij wilden’, was de kop boven Pieters verhaal in De Typhoon van de volgende zaterdag. Rob en ik lazen het tevreden. We hadden toch het idee dat we, samen met Provo, The Beatles, Dolle Mina en de Flower Power, een kleine bijdrage hadden geleverd aan the Sixties, het tijdperk van de tegencultuur, de tijd dat alles eindelijk goed zou komen. De wereldvrede was een stapje dichterbij gekomen.

Lees alles wat Martin Rep ooit op De Orkaan schreef hier.